Universiteitenvereniging VSNU is enthousiast over een nieuw experiment dat instellingen moet verlossen van onderwijskeuringen door buitenstaanders. Maar veel andere organisaties zien er weinig in. 'Over vijf jaar kijken we teleurgesteld terug.'
Vanaf 2017 mogen zes universiteiten en zes hogescholen meedoen aan een pilot met zogeheten ‘instellingsaccreditatie’. Slagen ze daarvoor, dan mogen ze de keuringen van hun opleidingen zelf regelen.
Universiteitenvereniging VSNU is daar blij mee, zei voorzitter Karl Dittrich vandaag tijdens een gesprek in de Tweede Kamer. 'Een beoordeling op opleidingsniveau moet uiteraard plaatsvinden, maar die moet recht doen aan de opleiding. Dat kan in onze optiek het beste als het bestuur verantwoordelijk is voor de kwaliteitszorg.'
Ook binnen het experiment zullen volgens Dittrich buitenstaanders het onderwijs gaan beoordelen. Nu regelt onderwijskeurmeester NVAO dat nog, straks gaan instellingen het zelf doen.
Nietje erdoor en klaar
De Landelijke Studenten Vakbond heeft er weinig vertrouwen in. 'Wij mogen als studenten ook niet onze eigen toetsen nakijken', aldus bestuurslid Stefan Wirken. 'Niet zozeer omdat we allemaal niet te vertrouwen zijn, maar omdat je een onafhankelijke keuring wil van wat studenten kunnen.'
Het argument dat de administratieve druk voor hogescholen en universiteiten enorm zou afnemen, overtuigt Wirken niet. 'Als opleidingen hun documentatie altijd op orde zouden hebben is de keuring een kwestie van nietje erdoor en klaar.'
Hij kreeg bijval van Janos Betkó, oud LSVb’er die bij veel keuringen betrokken was. 'Wat docenten ervaren aan administratieve lasten wordt veroorzaak door achterstallig onderhoud, niet door de accreditatie. Werkdruk komt door falend management, of door archivering die niet op orde is. Ik heb opleidingen gezien die al jaren weten dat er iets niet klopt, maar daar pas een jaar voor de keuring plaatsvindt wat aan gaan doen.'
Vreemde ogen
Ook de hogescholen zien vooralsnog weinig in het experiment. 'Voor ons is het uitgangspunt altijd: vreemde ogen dwingen', zei voorzitter Thom de Graaf van de Vereniging Hogescholen. 'Het is altijd goed om onafhankelijke, externe panels naar je onderwijs te laten kijken.'
De hogescholen en universiteiten botsten al eerder op het onderwerp en De Graaf herhaalde zijn kritiek vandaag. Hij is niet per se tegen instellingsaccreditatie, maar heeft vooral bezwaar tegen de manier waarop minister Bussemaker de pilot organiseert.
'Van de veertien universiteiten mogen er zes meedoen, en van de 37 hogescholen mogen er ook zes meedoen. Dat is al een beetje raar', hield hij de Kamer voor. 'Als we niet oppassen krijgen we daardoor een tweedeling in het accreditatiestelsel. Bovendien lijkt deze pilot meer op een gefaseerde invoering van een nieuw stelsel dan op een experiment.'
Teleurgesteld
Ook Henriëtte Maassen van den Brink – voorzitter van de Onderwijsraad maar uitgenodigd als lid van de reviewcommissie die de prestatieafspraken beoordeelt – plaatste vraagtekens bij het experiment. 'Mijn haren gaan hier recht van overeind staan. Over vijf jaar kijken we teleurgesteld terug op dit experiment en zeggen we: ja, en wat weten we nu?' De Onderwijsraad zet juist in op meer verantwoordelijkheid voor opleidingen, bleek vorige week al uit een rapport van de adviesraad.
En NVAO-voorzitter Anne Flierman? Hij is niet tegen een pilot, maar waarschuwde ook. 'Ik spreek veel bestuurders die zeggen: het heeft mij enorm geholpen dat er buitenstaanders langskwamen met een rapport en een oordeel.' Hij zei het al eerder: lang niet alle instellingen kunnen de vrijheid aan.
Ronde tafel
Voor een rondetafelgesprek nodigt de Tweede Kamer allerlei experts en belanghebbenden uit om informatie in te winnen over een onderwerp. In dit geval de plannen voor een nieuw accreditatiestelsel in het hoger onderwijs. Minister Bussemaker van OCW maakte die begin juni bekend. Eind september debatteert de Kamer met haar.