OnderwijsvernieuwingReportage

Gamend in de geschiedenisles. De HU had de primeur

Foto: Kees Rutten

Op tijd opstaan voor de les, het is tijd om te gamen. Excusez-moi?

Op de zevende verdieping van instituut Archimedes stroomt het lokaal vol. De studenten hebben geen benul van de moeite die de voorbereiding van het komende uur heeft gekost. Ze gaan het Oude Griekenland leren kennen door middel van een grafisch zeer zwaar, gigabytes verslindend spelletje. Het HUB-lab regelde alles, legde de euro’s neer en de IT-afdeling maakte plaats in de cloud. (Voor de liefhebber: het gaat om de educatieve versie van Assassins Creed – Odyssey.)

‘Dames en heren, draai naar me toe, leg je mobieltjes weg en steek je handen in de lucht. Welkom bij deze primeur.’ Voor Pieter Mannak en Pim Renou is het zo logisch als wat. Al jaren terug kregen ze het idee om studenten de geschiedenis te laten ervaren door een game. Donderdag was het volgens hen de eerste keer in Nederland dat studenten in een klas dat allemaal tegelijk konden doen.

Pim Renou en Pieter Mannak. Foto: Kees Rutten

Waarom deze primeur?

Docent Pieter Mannak: ‘Het doel van gamen is vaak mensen omleggen. Klinkt niet heel onderwijskundig hè? Waarom gaan we het doen in de klas? Herinneren jullie je dat de  Notre Dame in Parijs afbrandde? Nu, zo’n spel is zó waarheidsgetrouw dat ze de beelden eruit gebruiken om die kathedraal weer op te bouwen.’

Mannak zegt weinig, praat vlug en wil duidelijk zo snel mogelijk iedereen af laten reizen naar zo’n 2400 jaar geleden. Pim Renou staat erbij te glimmen. De medewerker van het HUB-Lab en HU-Bibliotheek verzette bergen werk voor deze dag. De normale HU-laptops waren er te licht voor en er waren geen honderd licenties voor alle honderd eerstejaars. De oplossing voor dit uurtje was dat de bibliotheek cloudruimte huurde van de ICT-afdeling en de licenties betaalde. Dit leenden ze vervolgens aan de studenten en daardoor kon iedereen tegelijk spelen.

Mannak neemt wel vaker zijn playstation mee. Maar wat zo bijzonder is aan vandaag is dat zijn studenten zelf aan de knoppen kunnen zitten. Een student kan weliswaar films opzetten, plaatjesboeken kijken en Netflix opzetten. Maar dan blijft hij toeschouwer. De autonomie die studenten nu hebben door zelf te bewegen, vergroot volgens Mannak hun betrokkenheid. Hij ziet ook de voordelen voor kinderen die minder taalvaardig zijn. Het feit dat sommigen in het begin wat stoeien met de knoppen vindt hij geen bezwaar.

‘Hoe kom ik van deze tempel af?’

‘Natuurlijk hebben we hier zin in, dit vak is waar we het voor doen.’ Studenten Joost de Groot (21) en Pepijn Postma (19) delen vandaag hun scherm. Als Joost de muis pakt verschijnt op het scherm een kaart. Binnen een paar seconden heeft hij de oude stad Korinthe gevonden. Op hun tafel ligt een A4-tje met vragen. De eerste luidt: Waarom is de stad juist hier gebouwd?

Joost en Pepijn. Foto: Kees Rutten

‘Hier ligt een baai, dat is handig voor boten enzo’

‘Ja, da’s voor de handel wel handig, denk ik’

‘En die bergen ernaast, die houden de vijand tegen?’

De spelers kunnen afwisselen met wat ze zijn: een oude Griek of een adelaar, al naar gelang hun wens te lopen of te vliegen. Het navigeren als adelaar lukt. Nu nog als man.

‘Ik sta op het dak. Hoe kom ik van deze tempel af?’

‘Letter C, denk ik’

‘Ziek! Kijk dan hoe snel ik eraf klauter!

Ik kan niet draaien, oh, toch wel.’

‘Ik ben digibeet man.’

‘Ik ben sowieso een digibeet. Het beeld is niet heel scherp, dat is wel jammer.’

Op zoek naar iets vets

De studenten moeten op zoek naar een voorwerp dat ze graag mee zouden nemen om mee voor de klas te staan. Klasgenootje Guido komt binnen, zijn trein uit Eersel had vertraging. Hij neemt de muis over van Pepijn.

‘Wacht, ik ga omhoog, even oriënteren. Is dat een tempel daar? Ziet er vet uit, ik ga naar binnen.’

De adelaar vliegt een tempel binnen en verandert weer in de Griek. Behendig loopt het personage naar een beeld van 20 meter hoog.

‘Is dit Apollo? Vraag het even aan dat vrouwtje.’ Hallo? Ze zegt niks. Kom we gaan weer.

‘Nee, dit beeld is vet, ik wil deze meenemen.’

‘Hij heeft een harp, dat is een banjo.’

‘Een banjo is geen harp, vent.’

‘Hieronder liggen allemaal schalen en bloemen, hij werd heel erg vereerd toch?’

Van links naar rechts: Guido, Pepijn en Joost. Foto: Kees Rutten

Hoe je een kind geboeid houdt

De docent vraagt de aandacht: ‘Jongens, denk je even in, je bent twaalf jaar. Welk voorwerp zou jou helpen om je geschiedenisles beter te onthouden? Welk voorwerp nemen jullie mee als docent?’ Een student steekt zijn vinger op en suggereert een Griekse pot. Zijn buurman doet dezelfde suggestie. Prima keuze, oordeelt Mannak. ‘Iemand iets anders?’

Pepijn steekt zijn hand op. ‘Wij zouden het standbeeld van die god meenemen. Dat vindt een kind vast cool. Met die gouden slang om zijn nek en ineens zo’n ding van twintig meter in je klas. Dat zegt iets over het geloof toen, dat dat heel belangrijk was.’ ‘Precies!’ roept Mannak, ’ik bedoel, van míj heeft nog nooit iemand zo’n beeld gemaakt.’ ‘Dat komt nog wel!’, schreeuwt iemand, waarop Mannak antwoordt: ‘Dat denk ik ook, maar zover zijn we nog niet.’

De docent vraagt verder, naar wat ze hebben gezien. Het is aardig wat. Havens, landbouwgrond, soldaten op stadsmuren, markten, pottenbakkers, goudschatten, en een steengroeve.

En dit vonden ze ervan

Na een kwartiertje pauze verzamelt de groep zich een verdieping lager voor de nabeschouwing. Wat ze ervan vonden, wil Mannak weten. De reacties zijn opvallend positief.

Jeen vond het supervet en hij had de Oudheid niet zo rommelig verwacht. ‘Het leek wel een derdewereldland. Overal potten die je zó op kon rapen, alsof ze niet bang waren voor diefstal.’ Zijn klasgenoot Joost vond de game zeer bruikbaar voor in de klas. ‘Even wat anders dan luisteren of naar letters op je scherm kijken. Je kunt als docent alles best vertellen, maar niet iedereen kan het dan meteen voor zich zien.’

Beeld: Kees Rutten

Over vijf jaar normaal?

Op dit moment worden educatieve games nog weinig ingezet. Maar over vijf jaar zal normaal zijn, dat staat voor Pim Renou als een paal boven water. Het zal steeds gemakkelijker worden. Volgens Renou en Mannak kost de game die de studenten vandaag gespeeld hebben in de winkel ongeveer een tientje. Maar dan moet je er ook een playstation bij hebben van  500 euro. En een computer die hem kan dragen kost gauw achthonderd euro.

Als de eerstejaars van volgend jaar dezelfde les willen, kost dat Hogeschool Utrecht omgerekend een ijsje per student. Een paar honderd euro voor alle eerstejaars. Vandaag was een pilot en momenteel is het nog maar de vraag of de HU dit voor de volgende lichting ook zal willen betalen.

Komt een duik in het oude Korinthe voor alle eerstejaars geschiedenisstudenten voor volgend jaar op de begroting? That’s the question. Betreffende bestuurders kunnen er nog een half jaar over nadenken.