Redelijk verdienen, twaalf weken vakantie en gegarandeerd een baan op fietsafstand. Het klinkt niet al te slecht. Waarom blijft het lerarentekort dan zo schreeuwend hoog? Volgens directeur Theo Douma van Instituut Archimedes zijn er oplossingen. En gelukkig zijn er nog studenten die dolgraag voor de klas willen.
We namen de proef op de som en vroegen eens rond op het trottoir van de HU: Willen studenten het onderwijs in? ‘Nou liever niet.’ ‘Salarissen te laag’, ‘Ik ben niet goed met kinderen’, ‘Dan word ik gepest door pubers’ of ‘Zou me te veel energie kosten’.
Een dramatisch tekort
We hebben een groot probleem. De docenten raken namelijk op. Basisscholen hebben er bijna tienduizend extra nodig. Het voortgezet onderwijs mist er tweeduizend. Vooral leraren Nederlands, Duits en wiskunde zijn ver te zoeken. De oude lichting gaat met pensioen en er is te weinig vers bloed. Het gevolg? Scholen sturen kinderen naar huis, voegen complete klassen samen of kiezen ervoor op vrijdag gesloten te blijven. Middelbare scholieren volgen soms maandenlang geen Frans of natuurkunde.
Kiezen te weinig mensen voor het vak? Dat valt wel mee, denkt Theo Douma, directeur van het lerareninstituut Archimedes van Hogeschool Utrecht. Hij heeft zichzelf als taak gesteld het lerarentekort in de regio op te lossen. ‘We krijgen per jaar 750 nieuwe bachelorstudenten binnen. Je moet je de vraag stellen of dat zo weinig is.’
Meer wegen leiden naar Rome
Volgens Douma vissen we vaak in de verkeerde vijver. Er is namelijk een categorie studenten die nooit bij de lerarenopleiding binnenkomt. ‘De koninklijke weg is één weg, maar er zijn zoveel andere wegen. Wij zijn gewend aan havisten als onze mainstream. Maar de kinderen van het ROC zijn bijvoorbeeld ook heel goed als leraar inzetbaar.’ Voor hen heeft de directeur een speciale weg geplaveid binnen het instituut.
Ook vluchtelingen bieden een kans. Douma: ‘Die hebben dan een lesbevoegdheid uit hun land van oorsprong en belanden vervolgens ver beneden hun niveau. Daarom leiden wij er nu zestig per jaar op. Ze geven vaak de moeilijk vervulbare vakken.’
Hou ze binnen
Er is volgens Douma ook nog iets anders aan de hand. ‘Natuurlijk moet je zoveel mogelijk docenten binnenhalen en het vak aantrekkelijk maken. Maar je moet ze ook vooral binnen houden. Dat doen we nu niet goed genoeg.’
Dat afgestudeerde leraren de handdoek in de ring gooien, blijkt ook uit de cijfers: meer dan een kwart van de docenten stopt er binnen vijf jaar mee. Honderden leraren verlaten het klaslokaal om onderwijsadviseur te worden. Minder werkdruk, meer salaris. Vijftien jaar geleden hielden ongeveer 450 bedrijven zich bezig met onderwijsadvies, nu bijna 3.000. Mensen praten liever over lesgeven dan dat ze het doen.
Volgens Douma haken de afgestudeerde leraren vooral af doordat ze te weinig begeleiding krijgen. Hij ziet jonge docenten in de praktijk stuklopen. ‘Als je voor het eerst lesgeeft, moet je je staande houden in een klas waar van alles gebeurt. Ik gaf zelf ooit les in Leeuwarden en moest het eerste kwartier over voetbal praten om de aandacht te pakken. Als jonge docent wil je vasthouden aan je les, maar soms moet je even aandacht geven aan iets uit de actualiteit of iets dergelijks.’
Douma meent dat het helpt als de kersverse leraar na zijn les met een collega kan doorpraten. ‘Daarom zijn we gaan werken met leernetwerken op de scholen waarin de studenten wekelijks begeleid worden.’ Daarvoor heeft hij het aantal begeleiders fors verhoogd. En het liefst doet hij het bijstaan in samenwerking met de scholen. Dat lukt volgens hem al aardig.
Naast een gebrek aan ervaring struikelen leraren vaak ook over het aantal taken dat ze erbij krijgen, ziet Douma. ‘Het is het mooiste vak wat er is. En het Nederlandse onderwijs is op heel hoog niveau. Maar de politiek moet niet álles op ons bordje leggen. “Digitale geletterdheid? Regel het! Burgerschap? Regel het. Zonnebrandcrème insmeren? Regel het.” Jongens, jullie zijn helemaal los, denk ik dan.’
Douma is niet de enige die dat vindt. Veertig jaar geleden klonk het al: leraren zijn overbelast. Maar de afgelopen jaren heeft de leraar er juist steeds meer administratie bijgekregen. Ze moeten alles meten en bijhouden in zogenaamde ‘leerlingvolgsystemen’. Daardoor kampen ze vaker met burn-outklachten dan werknemers in andere sectoren, blijkt uit onderzoeken van CBS en TNO. Onnodig, vindt Douma. ‘Bij 9 van de 10 mensen die voor de klas staan, is het vanwege hun passie voor lesgeven. Alles wat erbij komt, administratie en andere ongein, moet je bij ze weghouden.’
Heeft het vak wel genoeg status? Volgens Douma komt het imagoprobleem doordat de politiek wil dat docenten de gekste maatschappelijke propleem oplossen. Maar ook doordat het onderwijs het nooit goed genoeg doet. ‘Als je als jongere steeds hoort dat jouw docent niet goed functioneert, krijg je geen zin om straks zelf voor de klas te gaan staan. Wiersma (minister van Onderwijs tot juni 2023) vond dat er van alles en nog wat niet klopte, maar heeft nooit een campagne gevoerd om te zeggen hoe belangrijk en waardevol het werk van de leraar is. De politiek moet dat uitstralen. Het is niet voor niets dat mensen op latere leeftijd alsnog docent worden. Het beroep doet ertoe.’
Bovendien moet Den Haag guller zijn, vindt Douma. ‘Iedereen krijgt stagevergoeding, dus waarom niet in het onderwijs? De minister is de werkgever, hij kan dat mogelijk maken door zijn portemonnee te trekken. “Het niveau van Nederlands en rekenen gaat naar beneden”, roept hij dan. Leuk hoor, maar als je tegelijkertijd steeds minder docenten opleidt, krijg je een steeds kleinere poel om uit te vissen. De overheid creëert zijn eigen probleem door niet structureel een oplossing te bieden.’
Er zijn wel degelijk centen gegaan naar het dichten van de zogenaamde loonkloof. Daar is ook Douma tevreden over. ‘Gelukkig verdient het basisonderwijs nu hetzelfde als het middelbaaar onderwijs. Je schrok je rot als je zag hoe groot dat verschil was.’
Bovendien krijgen alle leraren sinds half september 10 procent meer salaris, na lang onderhandelen tussen vakbonden en werkgevers. Daarmee ging de aangekondigde lerarenstaking van 5 oktober niet door.
Ja! Ik wil! 6 mensen die het prachtberoep kozen
Natuurlijk zijn er nog een heleboel studenten die wél voor de klas willen staan. Sjoert Pol (21) bijvoorbeeld. Hij wil geschiedenisleraar worden omdat hij het een waardevol beroep vindt. ‘Dan kan ik lekker over mijn vak lullen. Het salaris is niet hoog, maar er is meer in het leven dan geld.’
Hij bereidt zich wel voor op gratis overwerken. ‘Ik weet: vijf dagen werken is vier dagen betaald. Dat kan me niet zoveel schelen. Nu doe ik ook al veel vrijwilligerswerk. De leeftijd van 12 tot 15 lijkt me het mooist. Je bent dan nog heel jong, maar hebt ook al een mening over van alles.’
Lyli Hartman (32) staat inmiddels bijna vier jaar voor de klas en geeft rekenen en techniek. ‘Lesgeven gaat verder dan alleen het overbrengen van de stof. Ik heb het met leerlingen over hoe zij overkomen en wat hun normen en waarden zijn. Dat maakt het zinvol en interessant. Ik geef nu vooral les aan de brugklas in het VMBO. Zien hoe hun zelfvertrouwen groeit is erg mooi. Maar het is ook pittig. Alleen maar aardig zijn is niet altijd genoeg. Je moet grenzen stellen waardoor leerlingen weten waar ze aan toe zijn. “Ik vind het prettig als je met mij omgaat zoals je wil dat ik met jou omga”, zeg ik dan. En “Als ik aan het uitleggen ben wil ik graag dat je meeluistert.” Vaak vraag ik of ze elkaar helpen om zich te gedragen.
Wat salaris betreft kan Lyli kort zijn. Ze kan nog steeds geen huis kopen. ‘Maar wie kan dat wel in zijn eentje tegenwoordig? Gratis werken? Ach welnee, in de CAO staat het duidelijk beschreven: je werkt meer, maar dat is voor die twaalf weken vakantie per jaar. Overigens werk ik wel over. Maar dat komt voort uit mijn passie voor het vak: ik ben graag goed voorbereid voor mijn lessen.’
Van veel poen naar pubers
Marcus van Duin (54) is een zij-instromer en verwisselde het bedrijfsleven voor het vak als leraar Techniek. ‘Wat betreft salaris ging ik er dik op achteruit inderdaad. Maar lesgeven is een ervaring die ik niet had willen missen. Ook mooi om als volwassene weer twee jaar in de schoolbanken te zitten. Met lessen over het puberbrein enzo. Daarna sprong ik in het diepe en dat was superspannend. Je maakt allerlei plannen, maar op een gegeven moment wil jij rechts en je klas links. Ze luisteren niet altijd en je moet het toch maar met elkaar doen, dat uur.’
Marcus was gewend aan banken en verzekeraars en vond dertig leerlingen een stuk intiemer. Maar ook slopend. ‘Je presteert op de toppen van je kunnen en het is heel veel voorbereiden, dat had ik onderschat. Ik dacht: lekker op mijn fietsje naar mijn werk, maar het is minimaal een dag overwerken. In het begin wilde ik vooral mijn kennis overdragen. Na een paar maanden kreeg ik oog voor ieders ideeën. Het werd steeds leuker.’
Te porren voor de Pabo
En de pabo? Daar zijn ook nog veel jongeren voor te porren. Lucas Gresel (21) wil al sinds zijn zesde onderwijzer worden. Zijn meester in groep 5 was een voorbeeld voor hem. ‘Hij maakte van alles een spelletje en zat vol grapjes. Mijn juf Engels vond ik juist eng. Ze sprak geen Nederlands en ik was er slecht in. Ik wil als onderwijzer de kinderen gerust gaan stellen en enthousiasmeren om hun best te doen.’
Lucas heeft de pabo aan de HU gekozen vanwege de mogelijkheid om gymdocent te worden. Dat is volgens Douma een vereiste als je ook genoeg jongens voor het basisonderwijs wil trekken. Lucas is ook hockeytrainer en is dol op kinderen. ‘Mijn vrienden hebben respect voor me en zeggen vaak hoe zwaar het ze lijkt. Het is ook niet voor iedereen. Ik kom vaak genoeg met koppijn terug van mijn stage.’
Irritante kereltjes
Marco van Soest (51) geeft het vak gym aan studenten op de pabo. Hij vindt het prachtig om studenten, maar zeker ook kinderen het plezier in bewegen te geven. ‘Dus niet alleen degenen die het allemaal al kunnen.’ Het salaris vindt hij ook prima, vergeleken met andere beroepen. ‘Ja, natuurlijk werk je over. Dat zou eigenlijk niet moeten, maar het gebeurt.’
Waar anderen een irritant kereltje zien, probeert Lucas het gedrag ervan te doorgronden. ‘Ik weet dat dat ergens vandaag komt. Maar in de praktijk ben ik nog zoekende naar hoe ik daarmee omga.’ En het salaris? Lucas lacht. ‘Tja, ik wil graag een dure auto, een villa in Loosdrecht en een boot. Die moet ik dan maar op een andere manier versieren.’
De vrienden van Floor Hanzen (22) snappen dat ze juf wil worden. ‘Ze vinden me lief en energiek, denk ik. Kinderen vind ik te gek vanwege hun nieuwsgierigheid en hun enthousiasme. Hun ontwikkeling volgen is supermooi. Maar lesgeven is ook vermoeiend hoor. Dan sta je er eentje uitleg te geven, de rest stil te houden en dan moet nog iemand naar de wc. Je krijgt veel prikkels binnen en moet voortdurend op alles tegelijk letten.’
Voor lastige ouders is Floor niet bang. ‘Zolang ik zelf achter mijn beslissingen sta, kan ik ze gewoon uitleggen.’ Ook tegen het overwerken ziet ze niet op. ‘Daar stel ik me nu al op in. Wel vind ik het jammer dat het vak niet beter betaald wordt. Het is een zwaar beroep. Ook spijtig dat je niet kunt doorgroeien.’
Nog even over geld. En vakanties. Een docent op de middelbare school verdient minimaal zo’n 3.000 euro bruto per maand. Na vijftien jaar is dat minstens 4.500 euro bruto. Om hun twaalf weken vakantie te compenseren, werken leraren trouwens elke week een aantal uur extra. Voor al die vrije tijd betalen ze dus gewoon zelf. Maar overwerken doen ze zeker ook. Uit onderzoek van de Algemene Onderwijsbond blijkt dat leraren met een contract van vier dagen per week meestal vijf dagen werken. Een fulltime aanstelling wordt zes dagen werken. Douma herkent die cijfers overigens niet. ‘Dat is een heel raar verhaal. Ik zou daar echt op tegen zijn.’