Columns

Wat het betekent om man te zijn

Foto: Kees Rutten

Ming Zhu is columnist van Trajectum en studeert Journalistiek aan de HU

Mijn stagedocent belt me op. Waar het verslag is van het eerste stagegesprek dat we hebben gehouden. ‘Ik heb het nog niet ingeleverd’, zeg ik.
‘Nou,’ zegt hij, ‘het nu nog inleveren heeft toch geen nut meer.’
Ik beaam zijn conclusie. Hij voegt eraan toe dat dit meegenomen wordt op mijn eindbeoordeling. Oh, en dat ik mijn weekverslagen moet bijwerken. ‘Kom op, man’, zegt hij. ‘Zet even een tandje erbij.’

Oké, staat genoteerd. Dankjewel, meneer.

Geen empathie. Geen ‘gaat het wel? Is er een reden dat het niet is gelukt?’ Alleen een ‘doe beter je best.’ Ligt het aan mij? Moet ik vertellen dat ik te hard werk, niet genoeg rust neem, stagewerk prioriteer boven schooldingen? Dat ik niet genoeg concentratie aan het einde van de dag overhoud, dat ik vaak ‘s avonds emotioneel moet bijkomen van stage? Zal ik gaan huilen? Krijg ik dan sympathie?

Het is gek. In bepaalde gebieden voel ik me niet gehoord door mijn stagedocent en stagebegeleider, terwijl ik wel denk dat ze het beste met me voorhebben. Maar misschien benaderen ze mij zoals ze zichzelf benaderen. Twee hardwerkende mannen die niet klagen, maar gewoon doorgaan. En doorgaan. En doorgaan. Onbedoeld vragen ze dat van mij ook. Want ik ben toch een man? Stel je niet aan. Doe beter je best. Verman je.

Ik denk terug aan de keren dat mijn stagedocent of -begeleider zich kwetsbaar toonden naar mij toe. Ik kan geen situatie bedenken. Oh, toch wel. Voor beiden één. Toen ze ziek waren. Toen konden ze erkennen dat het ‘echt niet ging, en ze even rust nodig hadden.’
Ziek zijn. Dat is het moment dat je mag toegeven dat het niet goed met je gaat. Ben ik ziek, als ik geen concentratie en energie heb in de middag en eigenlijk gewoon wil huilen, omdat het me allemaal even teveel word? Mag ik daar vrij voor nemen?

Maandagochtend schuif ik op stage aan bij een lege medewerkerstafel. De andere stagiaire zit ziek thuis. ‘Het gaat mentaal niet goed met me, dus ik neem een stapje terug’, zei ze afgelopen vrijdag.
In stilte kijk ik naar haar lege stoel. Ik benijd haar. Mag ik hetzelfde doen? Als ik me mentaal slecht voel, kan ik dan een dag vrij nemen? Ik weet het niet. Ik durf het niet. Waarschijnlijk ga ik toch gewoon naar kantoor. Misschien maak ik ‘s middags een ommetje, om dan te huilen. Of op de wc. Misschien zeg ik tegen mijn vrouwelijke collega’s dat het niet goed gaat. Zij snappen dat. Maar tegen mijn stagebegeleider?

Ik zou mijn tanden op elkaar zetten, vriendelijk lachen, en zeggen: ‘Met mij? Met mij gaat het prima. Ja, niet helemaal fit… misschien verkouden geworden. Ja, het heerst, hè? Maar verder… verder mag ik niet klagen.’