Achtergrond

Wat is een lectoraat? 8 vragen beantwoord 

Foto: Kees Rutten

De HU doet steeds meer onderzoek, maar wat hebben studenten daaraan? En wat gebeurt er met de onderzoeksresultaten? 8 vragen en antwoorden over lectoraten, met toelichting van Lisette Munneke. 

Lisette Munneke is lector bij het Lectoraat Onderzoekend Vermogen dat valt onder het Kenniscentrum Leren en Innoveren en weet alles van onderzoek doen aan het hbo. 

1. Wie zijn die mensen in glazen ruimten in de HU-gebouwen? 

Onderzoekers en lectoren. Zij doen onderzoek naar de meest uiteenlopende onderwerpen: van les krijgen in de buitenlucht tot oogdruppels en batterijen

Munneke: ‘Een lectoraat bestaat uit een lector en een “kenniskring”, ofwel een team van zo’n tien onderzoekers. Samen werken zij als onderzoeksgroep aan onderzoeksprojecten, vaak in samenwerking met bedrijven, gemeenten en organisaties. Eén lectoraat kan meerdere onderzoeksprojecten hebben.’  

Lectoraten richten zich op een specifiek thema, zoals ‘Zorg en Veiligheid’ of ‘Digital Business’. De 42 lectoraten zijn ingedeeld in vier kenniscentra: Digital Business and Media, Gezond en Duurzaam Leven, Leren en Innoveren, en Sociale Innovatie. 

2. Wie bedenkt of ergens onderzoek naar gedaan wordt? 

‘Dat begint bij een bestaand probleem in de regio,’ legt Munneke uit. Waar willen bedrijven, gemeenten of welzijnsorganisaties een oplossing voor?’ Een voorbeeld? ‘Tot hier en niet verder’. Dat project is opgezet omdat het regelmatig onveilig is in (forensische) zorginstellingen, bijvoorbeeld door agressie. Het lectoraat Zorg en Veiligheid onderzoekt hoe de samenwerking met de politie beter kan. 

Een ander voorbeeld: Er zijn steeds minder fysiotherapeuten voor de huidige vraag, dus wordt er aan de HU onderzocht of fysiotherapie op afstand ook een optie is. 

Munneke: ‘Op basis van zulke problemen stelt een lectoraat een onderzoeksprogramma op voor vier jaar. Dat moet het college van bestuur goedkeuren.’ 

Elk van de vier kenniscentra heeft een (soms best lange) hoofdvraag. Bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie is dat: Hoe bouwen we aan een samenleving waarin iedereen kan meedoen, tot zijn recht komt en zich veilig voelt?
Die wordt beantwoord door onderzoeken als ‘Adolescenten en games: Opgroeien in een hybride leefwereld’, waarin wordt gekeken wat gamen doet met het opgroeien. Ook een onderzoek als ‘Burencontact versterken in de Utrechtse wijk Overvecht’ hoort bij dat kenniscentrum. 

 ‘Als er binnen die 42 lectoraten niet genoeg expertise is om zo’n hoofdvraag te beantwoorden, kan er een nieuw lectoraat opgericht worden.’ Eind 2024 is het lectoraat ‘Bewegen en Opgroeien doe je Samen’ erbij gekomen. Met lector Manon Bloemen, expert in kinderfysiotherapie. 

3. Waarom heeft de HU lectoraten? 

‘Vroeger deden alleen universiteiten onderzoek, maar in het jaar 2001 kregen hogescholen de opdracht om ook onderzoek te gaan doen,’ vertelt Munneke. Dit initiatief kwam voort uit de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). ‘Hierdoor werd praktijkgericht onderzoek ook een taak voor hogescholen, naast het geven van onderwijs. Het idee was dat scholen konden gaan werken aan vraagstukken (problemen) uit de praktijk én die kennis direct zouden vertalen naar het onderwijs.’ 

Foto: Kees Rutten

4. Wat gebeurt er met de resultaten van zo’n onderzoek? 

‘De resultaten gaan de praktijk in,’ zegt Munneke. ‘We werken samen met de mensen om wie het gaat, zodat onze oplossingen direct effect hebben. Bij het onderzoeksproject “Active Inclusive Design” zoeken we samen met ontwerpers naar manieren om inclusiever te ontwerpen, door de ervaringen van mensen met beperkingen in te zetten. Daarbij worden hulpmiddelen zoals tools en richtlijnen samen ontwikkeld, zodat de oplossingen aansluiten bij hun behoeften.’ 

‘We organiseren ook presentaties, workshops of publicaties zodat bedrijven en instellingen de kennis kunnen gebruiken. Bij het project “Digital Twin” wordt samengewerkt met gemeenten om te onderzoeken hoe stedelijke mobiliteit kan verbeteren. Die inzichten worden meteen toegepast in beleidsontwikkeling.’  

5. Wat hebben studenten aan een lectoraat? 

Munneke: ‘Meer dan je denkt. Veel studenten werken mee aan onderzoeksprojecten. Denk aan stages, afstudeeropdrachten of banen als student-assistent.’ Bij het Instituut Life Sciences doen studenten in het project Mem4Chem mee aan onderzoek naar membraanfiltratie. 

Dit geeft je de kans om aan actuele vraagstukken te werken, wat je voorbereidt op de praktijk. Bij bijvoorbeeld ICT-projecten helpen studenten om technische oplossingen te ontwerpen, terwijl studenten Fysiotherapie bijdragen aan zorginnovaties.’ 

‘Het betrekken van studenten en studierichtingen bij onderzoeksprojecten is een mooie vorm maar niet altijd mogelijk.’

Niet elke opleiding sluit aan bij de thema’s van de lectoraten, waardoor de relevantie voor sommige studenten minder direct zichtbaar is. Daarnaast verschillen studenten in hun interesse en bereidheid om aan onderzoek deel te nemen. Munneke: ‘Het is lastig en niet per se noodzakelijk om voor elke student een plek te creëren binnen onderzoeksprojecten, vooral als de vraagstukken complex zijn of specifieke kennis vereisen.’

Onderzoeksresultaten in het onderwijs nemen, vraagt om maatwerk, zodat het niet alleen geschikt is voor technische of sociale opleidingen, maar ook bijvoorbeeld voor creatieve of economische vakgebieden. ‘Het is een continu proces om de koppeling tussen onderwijs en onderzoek voor iedereen waardevol te maken,’ benadrukt ze. ‘Die verbinding kan op veel verschillende manieren vorm krijgen en hoeft dus niet altijd de participatie van studenten in onderzoek te zijn. Studenten kunnen ook een minor volgen die gemaakt is op basis van onderzoek van een lectoraat. Of ze worden begeleid door een docent-onderzoeker die up-to-date kennis heeft opgedaan door het doen van praktijkgericht onderzoek.’ 

6. Kunnen er niet beter meer docenten worden aangenomen in plaats van onderzoekers? 

‘Die vraag wordt terecht gesteld,’ geeft Munneke toe. ‘Onderwijs blijft onze kernfunctie, en het is belangrijk om kritisch te kijken naar hoe we de balans tussen onderwijs en onderzoek bewaren.’ 

Toch vindt ze dat lectoraten een waardevolle bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. ‘We blijven hierdoor als hogeschool up-to-date en kunnen we studenten actuele kennis aanbieden. Denk aan de snelle ontwikkelingen in AI. Door onderzoek op dit gebied kunnen we studenten meenemen in de nieuwste snufjes.’ 

Munneke benadrukt dat er aparte financiering is voor onderzoek en onderwijs (bijna 45,5 miljoen euro, blijkt uit de conceptbegroting 2025).

‘Het geld voor onderzoek kan niet zomaar worden omgezet naar meer docenten. Maar het doel is wel dat beide elkaar versterken. Lectoraten zorgen ervoor dat het onderwijs verbonden blijft met de praktijk, waardoor studenten beter voorbereid zijn op hun toekomst.’ 

7. Wat is het verschil tussen onderzoek op hogescholen en universiteiten? 

‘Universiteiten richten zich op fundamenteel onderzoek – de basis- en het ontwikkelen van theorie. Wij doen praktijkgericht onderzoek, dat direct is gekoppeld aan wat er speelt in bedrijven en maatschappelijke organisaties.’ 

Ze ziet wel een beweging waarin de twee typen onderwijs dichter naar elkaar toe groeien. ‘Universiteiten werken steeds vaker samen met de samenleving en hogescholen ontwikkelen nu ook masters en zelfs het Professional Doctorate (PD), een praktijkgericht equivalent van een PhD.’ 

Hoe dat in de toekomst gaat en of er bijvoorbeeld opleidingen gaan verdwijnen, kan Munneke niet voorspellen. Toch blijft er een duidelijk verschil. ‘Het hbo is erop gericht om oplossingen te bieden voor de praktijk, en dat blijft onze focus. Studenten leren werken aan concrete vraagstukken die relevant zijn voor de beroepspraktijk.’ 

8. Uit onderzoek van ScienceGuide blijkt dat lectoren geld, stem en bevoegdheden missen. Herken je dat beeld?

‘Wel uit verhalen van lectoren van andere hogescholen. De HU loopt voorop in de inbedding van onderzoek in de organisatie als tweede functie naast onderwijs en daarmee ook de ondersteunende processen. De afgelopen drie jaar is er heel erg geïnvesteerd in de ondersteuningsstructuur voor onderzoekers, bijvoorbeeld met de Research Journey. Er is tegenwoordig ook niet meer alleen een Onderwijsvisie maar een Visie op Onderzoek en Onderwijs.’

Volgens Munneke gelden veel klachten uit het rapport dus niet per se voor lectoren en docent-onderzoekers binnen de HU. ‘Er is zeker nog wel werk te doen omdat onderzoek nog relatief jong is binnen de HU, dus niet alles verloopt vlekkeloos. Denk aan de manier waarop mensen zijn aangesteld bij lectoraten. Binnen de RGW cyclus loopt dan de afstemming tussen lector en leidinggevende in het onderwijs nog niet altijd optimaal, dat kan betekenen dat mensen door hun leidinggevende alleen beoordeeld worden op hun prestaties in het onderwijs of dat iemand opeens in het onderwijs meer werk moet doen en niet de afgesproken tijd aan onderzoek kan besteden.’

De HU is ook verder dan veel andere hogescholen als het gaat om het promotievouchersysteem, volgens Munneke. ‘Dat betekent dat er geld gereserveerd is voor medewerkers om te kunnen promoveren en zich te ontwikkelen als onderzoeker. Bij andere hogescholen moet je daarvoor subsidie buiten de hogeschool zien te vinden. Ook is er al uitgebreide aandacht voor de ondersteuning en professionalisering van onderzoekers.’ En: Recent is er ook een BKO geweest (onderzoeksaccreditatie) en die is voor de HU heel positief verlopen.