Tijdens Ruttes toespraak in december protesteren activisten buiten het Torentje. ‘We leven in een dictatuur,’ zegt een van hen later op social media. Dat zet me aan het denken. Van mijn achtste tot mijn tiende heb ik onder de dictatuur van Muammar al-Gaddaffi gewoond in Libië.
‘We gaan naar Libië verhuizen,’ delen mijn ouders mee in de zomer dat ik acht word. ‘Er is daar een grote woestijn met kamelen. En je gaat naar een Britse school,’ voegt papa toe.
Met de Engelse kennis van het niveau ‘yes’, ‘no’ en ‘please’ beland ik een aantal maanden later in groep vijf van de British School of Tripoli. In mijn nieuwe blauwe uniform ontmoet ik mijn twaalf internationale klasgenootjes.
Het ziet er beduidend anders uit dan mijn basisschool uit Woerden. Er is een poortwachter en hoge muren met prikkeldraad omringen de school. Mijn broertjes en ik worden dagelijks door chauffeur Ahmed met een privébusje vanaf de bewaakte compound naar school gebracht. Ahmed is fan van Ajax en kan heel goed al toeterend linksom rotondes nemen in het hectische Libische verkeer. Voor zijn verjaardag geven we hem stroopwafels en een Ajax-sjaal.
Iedere dag zwemmen mijn Australische vriendinnetjes en ik in het zwembad op de compound. Ook daar staan poortwachters, waarvan eentje altijd heel vriendelijk is. Maar op een dag ziet hij er gewond uit en kort daarna is hij verdwenen. Net als de eigenaar van de speelgoedwinkel, een Libiër die getrouwd is met de Amerikaanse stagiaire in mijn klas. Mama staat daar op een middag vlak voor Sinterklaas Playmobil te kopen, wanneer er schreeuwende mannen de zaak binnenstormen. Een week later draagt mijn juf een zwarte hoofddoek. Ze is weduwe geworden, en ineens islamitisch. Het Engelse woord voor ‘gecondoleerd’ ken ik dan nog niet.
Hoe ziet een land eruit waar een dictator heerst? Muammar al-Gaddafi, de militaire kolonel, is op dat moment 37 jaar aan de macht. Ik herinner me de torenhoge groene billboards met de leider afgebeeld die krachtig in de verte staart. Het cijfer 37 schittert in het goud naast zijn hoofd. Ook herinner ik mijn vader, die lachend naast de borden poseert omdat hij dat jaar 37 wordt.
Ik beleef een toptijd in Libië. Maar na twee jaar heeft mijn moeder het gezien. Ze is bang. Onze tennisleraar Khaled is opeens vermist. Weken later duikt hij weer op met een gebroken ’tennisarm’. Opeens bidt hij drie keer per tennisles, de stoffige betonnen grond kussend. Zijn auto is van een viaduct af geramd, vertelt hij. Ons vermoeden is dat hij voor de spionnen van al-Gaddafi te westers was geworden. Ook de dag dat alle Denen verdwijnen, weet ik nog. Door een Deense karikatuur van de profeet Mohammed moeten binnen een dag álle Denen het land uit. Het meisje dat pas een paar weken in mijn klas zit heb ik nooit meer gezien.
De corona-activisten hebben het wat mij betreft bij het verkeerde eind. Nederland is geen dictatuur. En dat zal het ook nooit worden.
Ook interessant: Halima Hidari mocht als ‘Tessa’ wel op gesprek komen