Voor de oorlog woonde Ada Ruis als student en later met haar jonge gezin drie jaar in Syrië. Ooit was het een land waarbij haar vrienden hun wenkbrauwen optrokken: ‘Waar ligt dat? En wat moet je daar?’ Na het optreden van Islamitische Staat is het bekend om de gruwelen van de burgeroorlog en de vluchtelingencrisis. Ruis doet onderzoek naar de gevolgen van gezinsmigratie bij de inmiddels 64.000 Syriërs in Nederland. Ze vertelt over het (soms ondoelmatige) beleid, vrouwen met ambities en handlangers van Assad.
Waartoe dit onderzoek?
‘Ik had er gestudeerd en onderzoek gedaan, onder andere in Aleppo. Jaren later, vanaf 2013, kwamen door de oorlog steeds meer Syriërs naar hier. Ik voelde me bij ze betrokken en wilde onderzoek doen in een Asielzoekerscentrum in mijn gemeente. Ik werd met open armen ontvangen. Dat de HU vervolgens mijn plan wilde financieren kwam zeer goed uit.’
Het perspectief van mensen zelf
Ruis volgde gedurende vijf jaar twaalf gezinnen in vier gemeenten. ‘Ik wil met mijn onderzoek vooral inzicht geven in hoe het vanuit het perspectief van mensen zelf is. We praten veel over ze en denken vaak voor hen. Mijn onderzoek kan ander onderzoek dat zich meer richt op beleidsbeïnvloeding, ondersteunen. Maar mijn doel is vooral om inzicht te krijgen in de vraag hoe het opbouwen van een nieuw leven tot stand komt in het gezinsverband, van binnenuit. Syriërs vormen een nieuwe migrantengroep in Nederland én er is weinig goed onderzoek gedaan naar gezinsmigratie.’
De bureaucratie in Nederland
‘Kinderen leren de taal snel, passen zich doorgaans gemakkelijk aan. Je ziet dat ouders vaak nogal afhankelijk worden van hun kinderen, bijvoorbeeld als het gaat om uitleg over papierwerk. De bureaucratie in Nederland is groot. Het hangt af van de gemeente waar je terecht komt hoe hoog je lening bijvoorbeeld is. Daarvan betaal je je eerste meubels, je kleren, de basis. Ook zijn de verschillen tussen kinderen binnen één gezin heel groot. Afhankelijk van hun leeftijd lopen de onderwijsroutes in Nederland behoorlijk uiteen.’
Voor jonge ouders is het over het algemeen gemakkelijker om vorm te geven aan hun carrière. Eventuele omscholing, sollicitaties, ze hebben er genoeg energie voor en worden gemakkelijker aangenomen. Bij vijftigplussers is dat veel moeilijker. Ik volgde ooit een jonge meid van negentien die al bijna vloeiend Nederlands sprak. Terwijl haar hoogopgeleide vader zich stuk studeerde en steeds maar bleef falen voor zijn taaltoets.’
Vrouwen willen ook graag werken
‘De wet inburgering vereist dat iedereen hetzelfde pad doorloopt. Of je nu 20 jaar bent of 65, en of je nu universitair geschoold bent of analfabeet. Wat ik wens is dat er meer rekening gehouden wordt met levensfase en verschillen in achtergronden en mogelijkheden. Daarnaast pleit ik ervoor dat gemeenten zich ook richten op het gezin als geheel, want de route van het ene gezinslid kan ongewenste consequenties hebben voor een ander gezinslid.’
Normaal gesproken beginnen mensen pas aan de inburgering wanneer ze een huis betrekken. Dat is ook vaak het moment waarop gezinshereniging plaatsvindt. Meestal komen de mannen eerst naar Nederland en volgt het gezin een jaar later. Tot die tijd zitten de meeste mannen in een asielzoekerscentrum. Beide ouders moeten dus nog inburgeren maar de man is al enigszins geacclimatiseerd, vaak al met een taalcursus begonnen en heeft een zeker netwerk. Risico voor nareizigers met een actieve en succesvolle partner is dat zij onvoldoende in beeld komen bij de gemeente en afhankelijker blijven van hun man. De man heeft zo een fikse voorsprong die ook nog eens veel inzet van hem vraagt. Daardoor staat een vrouw er thuis alleen voor en moet zij haar plannen voor zichzelf uitstellen. Voor de helderheid: dit is vaak niet wat mannen beogen maar wel hoe het uitpakt.’
Vrijwilligerswerk werkt soms averechts
‘Uitkeringen drukken zwaar op het budget van de gemeenten en het is logisch dat ze hun best doen om statushouders daarvan af te halen. Maar als de man eenmaal een baan heeft krijgt de vrouw datzelfde traject niet. Het gevolg is dat zij tegen haar wil thuis zit. In Syrië is het vooral in de grote steden onder hoog opgeleide – vaak iets jongere – mensen heel normaal dat beide ouders werken.
Een inburgeringstraject is lang en het duurt meestal drie jaar. Daarin moet je de taal leren, de cultuur leren kennen en je oriënteren op de arbeidsmarkt. Veel gemeenten vragen statushouders om als onderdeel van hun inburgeringstraject vrijwilligerswerk te doen. Voor sommigen is een zware belasting naast bijvoorbeeld de taallessen, terwijl anderen er blij mee zijn.’
Een voorbeeld van demotiverend beleid
‘In de huidige wet inburgering moet iedereen via taalscholen Nederlands leren. Voor statushouders met een lage opleiding werkt het vaak veel beter om de taal in de praktijk te leren, op het werk waarin ze in het Nederlands leren communiceren. Voor hoger opgeleiden kan een taalschool wel een goede opstap zijn. Maar wat ik zie is dat het voor hen beter zou zijn om meteen aan het werk te gaan. Vaak zie je dat mensen tijdens hun eerste baan hier met grote sprongen vooruit gaan.
Die jongen die nu misschien moet stoppen aan de HU, is een voorbeeld van hoe demotiverend dit beleid kan werken. Ik ben bang dat hij niet de enige is die last heeft van het uitstellen van de NT2-examens door corona. De HU wil dit niet, ze zijn niet voor niets een prebachelor gestart en IT-mensen zijn heel hard nodig. Ik hoop dat ze een manier vinden voor hem om door te gaan. Het zijn landelijke regels, maar in bijzondere gevallen kan de HU ervan afwijken.’
Zonder netwerk, zonder baan
‘De oudere mannen die hier komen, hadden in Syrië vaak twee banen om rond te komen. Dan werkten ze overdag in overheidsdienst en hadden ze ‘s avonds een winkeltje. Ze hadden actieve netwerken, vrienden en waren weinig thuis. Nu zitten die mannen veel thuis, zonder netwerk en zonder perspectief op een baan. Hun vrouwen waren gewend om hun gang te gaan en zitten nu met een man opgescheept. Relaties kunnen onder druk komen te staan, dan vestigen ze hun hoop op de kinderen. “Voor hèn is het goed dat we zijn gegaan.”’
Er zitten natuurlijk ook handlangers van Assad tussen
‘Je kunt ervan uitgaan dat alle Syrische statushouders hun portie ellende achter de rug hebben. Ze zijn uit hun huis gebombardeerd en gevlucht voor het geweld. Hun familie is vaak naar een ander land gegaan, Duitsland, Turkije, Zweden. Wat niet iedereen zich realiseert is dat Syrië ongelooflijk verdeeld is. “Andere Syriërs roddelen over ons, dus wij gaan liever om met Nederlanders,” hoor ik ze wel eens zeggen. Sjiieten, Soennieten, Palestijnse Syriërs: de achtergronden van mensen in Syrië kunnen behoorlijke invloed hebben op hoe zij zich verhouden tot andere Syriërs in Nederland. Dat gum je niet uit.
‘Handlangers van Assad duiken nu op in Nederland, schreef NRC deze week. Natuurlijk kun je ervan uitgaan dat die ertussen zitten. Maar voor zover we dat weten is dat slechts een kleine groep, die hier meestal al in 2015/2016 is gekomen. Europa was toen vooral bezig met IS, terwijl Assad relatief veel meer bloed aan zijn handen heeft.
Het contact met Nederlanders helpt ze uiteraard om te integreren. In Utrecht wordt veel georganiseerd om Syriërs in contact te brengen met Nederlanders. New Neighbours, De voorkamer, New Dutch connections. Vooral in de kleine gemeentes blijkt het echter lastig voor ze om met Nederlanders in contact te komen.’
De toekomst van deze groep
‘Of ik hoge verwachtingen heb voor deze grote groep Syrische immigranten? Wat zijn dat, hoge verwachtingen? Ik wens ze toe dat het ze lukt om hier een leven op te bouwen waarmee ze tevreden zijn en dat ze zich in Nederland thuis zullen gaan voelen. Op dit moment is hun situatie nog kwetsbaar. Ze wonen dikwijls in een kleine huurwoning en hebben een laag inkomen. Maar het feit dat ze zoveel ellende hebben gezien, wil niet zeggen dat ze allemaal getraumatiseerd zijn. Vaak zijn ze ook enorm opgelucht dat ze het hebben gered en sterk gemotiveerd om hier vanuit een veilige basis hun bestaan te kunnen vormgeven.’
Ada Ruis werkt bij de masteropleiding Pedagogiek en haar onderzoek vindt plaats vanuit het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening.