Baraa (22) doet de pre-bachelor aan de HU. Een programma voor studenten met een vluchtelingachtergrond. Hoe is dat? Ze vertelt over de oorlog, haar strijd met het Nederlands en haar wens voor de toekomst.
Gevlucht uit Syrië
Buraa kwam anderhalf jaar geleden uit Syrië en sprak Arabisch, Engels en Frans. In behoorlijk Nederlands vertelt ze, met een voortdurende glimlach op haar gezicht, haar verhaal.
Tot haar veertiende kon ze niet bevroeden dat ze ooit een oorlog zou meemaken. Ze woont dan in een Palestijnse wijk in Aleppo met haar gematigde Islamitisch familie. Tot die ene vrijdag, als alles anders wordt. Er vliegt een vliegtuig van het leger over en alles om haar heen wordt gebombardeerd. Niet wetende of haar familie in leven is, wacht ze de hele dag tot iedereen thuis komt. De volgende ochtend vertrekken ze, tussen het puin. Haar vader is nog altijd vermist.
Oorlog
In een andere Syrische stad betrekt ze met de rest van haar familie een nieuw huis en zet haar schooltijd voort. ‘Ik voelde geen angst, maar kon me niet concentreren. Ik voelde me verdoofd, het was zo onwerkelijk allemaal,’ vertelt ze erover. De oorlog komt steeds dichterbij en op een dag staat alles weer in brand. Het leger sluit de elektriciteit af en de stad wordt donker. Geen raam is nog heel. Haar moeder vlucht naar Nederland. Buraa gaat anderhalf jaar later en komt terecht in Zeist.
Pre-bachelor
Buraa wil studeren. Om toegelaten te worden tot de pre-bachelor hebben ze een vluchtelingenstatus nodig, moeten ze Nederlands spreken op niveau B1 (vergelijkbaar met het Engels van de meeste Nederlanders), in het bezit zijn van minstens MBO-4 of Havo en toestemming hebben van de gemeente om te kunnen studeren met behoud van hun uitkering. Daarnaast moet ze genoeg geld hebben. Na ruim een jaar heeft ze het voor elkaar en kan ze starten in september.
Buraa ontmoet Qamar. De twee jonge vrouwen hebben hetzelfde meegemaakt en spreken dezelfde taal. Qamar woont al wat langer in Nederland. Ze is een aantal keer verhuisd omdat haar buren last hadden van haar autistische broertje.
Ze krijgt de beelden van de oorlog moeilijk van haar netvlies. Bij elke geparkeerde auto is ze bang hem te zien ontploffen. Ze is al vier jaar in Nederland, maar heeft veel moeite met de taal. Het kostte haar 4 jaar om op B1 niveau te komen. Haar moeder probeert een verblijfsvergunning te krijgen, maar zakte al vier keer voor de taaltoets.
Tachtig uur per week
Buraa en Qamar werken hard, de pre-bachelor kost ze al hun tijd, ook in het weekend. Gedurende negen maanden bereiden ze zich voor op hun opleiding. In theorie studeren ze twintig uur per week op school en twintig uur thuis. In de praktijk is het tachtig uur bij elkaar. In leerteams oriënteren ze zich op de Nederlandse arbeidsmarkt, werken ze aan hun portfolio en volgen ze oriëntatielessen op hogescholen of universiteiten. De nadruk ligt op de taal, lezen, spreken, luisteren en schrijven. Hun klas vormt hun baken, met nieuwjaar vieren ze samen feest.
Toekomst
In september wil Buraa Human Recourse Managent gaan doen aan de HU. Qamar twijfelt nog, de keuze valt haar zwaar. Misschien wordt het audiovisuele vormgeving aan de HKU.
Ze hebben vrienden teruggevonden van vroeger, er zijn veel Syriërs in Nederland. Met hen voelt het vertrouwd. ‘Oudere Nederlanders willen wel met ons praten, maar de jongere generatie niet. Ze horen ons gebrekkige Nederlands en dat schrikt ze af. We vrezen dat we eenzaam worden straks, als we elkaar niet meer hebben in de klas. ‘
Maar ze zijn gewend aan Nederland. De relatieve stilte, het gematigde klimaat, de cultuur. Het is hier rustig, ze hebben het goed. Over de oorlog hebben ze het nooit. Ze willen voorwaarts.
Hanke Drop (HU): ‘Die leerteams roepen veel weerstand op, in het begin…’
Hanke Drop is projectleider van de pre-bachelor aan de HU. Ze noemt deze opleiding ‘uniek in Nederland’. Het gaat om 25 studenten die zich voorbereiden op het staatsexamen, zoals andere onderwijsprogramma’s dat ook doen. ‘Dat levert stress op, want ze moeten het examen halen om een verblijfsvergunning te krijgen.’
Maar daarnaast bereidt de opleiding ook voor op de vervolgopleiding. Drop: ‘Ze leren allerlei zaken die ze in het eerste jaar van hun bachelor ook moeten doen. Het betekent dat ze straks misschien vakken dubbel doen en dat geeft ze een goede voorsprong.’
Kennis uit de boeken ís niet het belangrijkste, constateert Drop. ‘We creëren leerteams waarin de studenten leren samenwerken, reflecteren en presenteren. Dat roept in het begin veel weerstand op. Ze zien er vaak het nut niet van in en komen niet naar de les. Maar ze moeten minstens bij tachtig procent van hun lessen aanwezig zijn, dus uiteindelijk komen ze wel. En zonder uitzondering zeggen ze uiteindelijk allemaal: Ik heb het meest gehad aan de leerteams. Daar leerde ik om me te verbinden met de ander en om in mezelf te geloven.’
‘Laatst was hier de inspecteur van Sociale Zaken. Ze zei: ‘Het is prachtig wat jullie de studenten leren. Ik zou m’n dochter hier naartoe willen sturen.’