Ingezonden artikel

Zonder docenteninbreng verarmen onze rijke leeromgevingen

Op weg naar een nieuw ambitieplan voor de HU gaat teamleider Onderwijs & Onderzoek Martin Otten in dit ingezonden opiniestuk dieper in op het belang van rijke leeromgevingen. Deze zijn relevant voor alle docenten, maar zij worden niet vanzelf meegenomen in de huidige ontwikkelingen.

Over de auteur

Martin Otten is teamleider van het Team Onderwijs en Onderzoek bij de dienst OO&S. Hij schreef mee aan de huidige HU-visie op onderwijs en onderzoek. Nu hoopt hij op meer oog voor de inbreng van docenten. Welke ondersteuning hebben zíj nodig om de student echt centraal te gaan stellen en samen te werken vanuit gezamenlijke HU-missies. Zijn stelling: Niemand bij de HU is tégen rijke leeromgevingen, maar de waarde ontstaat pas als HU-docenten hierop goed zijn aangesloten. Hoe kan de HU niet alleen een student journey maar ook een teacher journey maken?

Onderwijs is altijd in beweging. Zoals Koen Wessels ooit beschreef: dominante onderwijs-stromingen pendelen altijd ergens tussen ‘führen’ en ‘wachsen lassen’, afhankelijk van het economisch klimaat. Voor mij zit de essentie van ons onderwijs in leren door rijke interacties en vooral in de balans die docenten hierin kiezen.

Deze docenten staan tegenwoordig in het hbo niet meer alleen voor de klas, maar werken in multidisciplinaire (en liefst transdisciplinaire) teams. Daarin wordt geleerd vanuit levensechte vraagstukken met de daarbij passende middelen.

Hoe organiseren we zulk onderwijs?

Een ideale wereld vraagt niet om georganiseerd onderwijs. Als je al weet dat ‘het vanzelf goed komt’, waarom zou je het leren bewust organiseren? Een andere uiterste gedachte – actueel in mijn eigen studietijd midden jaren tachtig – is ook mogelijk: ‘Waarom veel moeite doen om te leren als de bom toch valt?’
Vanuit botsingen tussen idealen en ‘werkelijkheid’ is dialogisch vast veel te leren. Uiteindelijk vraagt ons onderwijs toch om een duurzame en enigszins voorspelbare organisatie waarbij voortgebouwd kan worden op eerder werk.

De HU: ‘al 25 jaar onderweg’

Binnen de HU wordt al lang gewerkt aan zo’n organisatie en voortgebouwd op wat er al is. In het Trajectum-interview met Jan Bogerd bij zijn afscheid staat:

‘dat in 2015 zijn ideeën voor onderwijsinnovatie snel na zijn aanstelling als collegevoorzitter gestalte kregen in het programma Onderwijsinnovatie. Daarvoor kwamen vele miljoenen beschikbaar voor opleidingen die meedoen aan vernieuwing. Daarnaast ging hij stug door met de geplande bezuinigingen op het ondersteunend personeel en de plannen voor herhuisvesting. Het plan was om in vier jaar tijd twintig procent te bezuinigen op het ondersteunend personeel dat van de faculteiten overging naar centrale HU Diensten. ‘

Docententeams en instituten zouden daarbij meer ruimte krijgen. Het zou een stimulans zijn voor samenwerking tussen de verschillende vakgebieden om onderwijs en onderzoek beter te laten aansluiten op ontwikkelingen in het werkveld. De dienstverlening werd zoveel mogelijk gedigitaliseerd op basis van click, call & consult.

Met deze organisatorische ingrepen werd een fundament gelegd voor de gewenste cultuuromslag. De houding van het management om ‘in control’ te willen zijn, moest plaatsmaken voor meer ruimte bij docententeams en instituten. Anderzijds moesten de docenten die verantwoordelijkheden ook oppakken. De afschaffing van de faculteiten moest hiervoor ruimte bieden. Maar dit is niet in een vloek en een zucht gerealiseerd. ‘Wat in tien tot vijftien jaar is ingesleten verander je niet in een jaar’, stelde Bogerd.

En nu? Op weg naar rijkere leeromgevingen

Nu draait het op de HU om de beweging naar rijke(re) leeromgevingen in de regio. Dat vraagt om ander onderwijs. De ambitie om ‘dé kennis- en innovatie-partner in de regio’ te worden is al bij bestuurder Geri Bonhof in 2003 begonnen. Na het verschijnen van de HU-visie is deze verder ingekleurd vanuit onze vier expertise-gebieden: SAMEN duurzaam/digitaal/leren/gezond. Er liggen voor het eerst gezamenlijke HU-kennis- en innovatie-agenda’s (kia’s) waarmee we -met name in onze regio- impact willen maken. Onze bestuurders zijn aangesloten op regionale Human Capital Agenda’s, die echter op de werkvloer nog onbekend zijn.

Rijkere leeromgevingen? Zo zit dat

Om het begrip van ‘rijke leeromgevingen’ te illustreren gebruik ik, naast de HU-visie en onze eigen mooie HU-stories-voorbeelden, het artikel van Paul Beenen e.a. uit Science Guide van 19 juli 2024: ‘Complexe gezondheidsvraagstukken vragen andere onderwijsvormen’:

‘Belanghebbenden hebben meestal verschillende ideeën over ‘het probleem’ zelf, wiens perspectief het belangrijkst is, en welke “oplossingen” er nodig zijn. Toch moeten ze gezamenlijk tot actie komen. Dat kan middels een “leergemeenschap” in de lokale, complexe context zelf. Leergemeenschappen zijn ‘hybride leer/ werkomgevingen waar leren, werken, innoveren en onderzoeken samengaan’.

Het gaat hier om leergemeenschappen in de echte leefomgeving of beroepspraktijk, waarin verschillende betrokkenen langdurig met elkaar werken, leren, onderzoeken en innoveren richting een specifiek doel (in dit geval: de transitie richting een gezonde samenleving).

Zo’n leergemeenschap is lastig te organiseren in ons huidige onderwijs, dat vooral is gebouwd op het ‘transferprincipe’: statische kennis wordt door de docent ‘getransfereerd’ naar de student, die dit vervolgens toepast in de praktijk. Dit werkt bij gecompliceerde vraagstukken waarbij aan de voorkant gedefinieerd kan worden wat er aan de achterkant uitkomt. Het volstaat echter niet bij complexe maatschappelijke vraagstukken. Dit is een forse verschuiving in denk- en werkwijze, en vraagt om een heel andere benadering van leren dan we gewend zijn (Vereniging Hogescholen, 2022, Focus op professie). In feite betekent het een transitie in het onderwijs zelf (Sterling, 2021)”.

En wat betekent het voor de HU?

Zo’n heel andere benadering van leren is in feite een transitie dat de HU nu voor complexe opgaven stelt. Bij de HU zijn de verschillen in contexten, werkomgevingen én studenten erg groot. Zo leidt de diversiteit aan ‘templates’ in CANVAS nog steeds tot zoektochten in onze digitale leeromgeving, voor studenten én docenten.

Langdurig samenwerken is alleen vol te houden als de organisatie daarop wordt voorbereid en ingesteld. Dat kan alleen vanuit een echt gedeelde visie.

Docenten: handelingsvrijheid, zonder vrijblijvendheid

In zijn proefschrift ‘De autonomie van de leraar’ stelt Buiting (2024) dat het handelen van de docent in het Hoger Onderwijs (HO) ‘afhankelijk is van zijn specifieke kennis, ervaring en deskundigheid. Zijn vrijheid wordt alleen begrensd door kaders zoals de onderwijs- en examenregeling van de instelling. Anders dan collega’s in andere sectoren is de leraar in het HO niet afhankelijk van een door het bevoegd gezag vast te stellen professioneel statuut. Leraren beschikken niet over een echte beroepsorganisatie en dus ook niet over een professionele standaard die de autonomie zou kunnen versterken’.

HU-collega Patricia Brouwer (2024) publiceert over het adaptief vermogen van de hbo-docent. Dat is ‘niet alleen het vermogen van individuele leraren en leidinggevenden, maar krijgt juist vorm in de interactie en samenwerking met andere actoren in de school. In veranderprocessen gaat om het zich samen verhouden tot een verandering. Adaptief vermogen is kortom het vermogen van een collectief. Individuele leraren en leidinggevenden verhouden zich persoonlijk en met elkaar tot de verandering en (h)erkennen de ander in de werkomgeving.’

Samengevat: docenten hebben handelingsvrijheid nodig, maar dit mag niet uitmonden in vrijblijvend-heid.

Huidige uitdaging: kans om af te komen van de voortdurende regeldrukte

Met de pedagogische uitbreiding van de nieuwe HU-visie op onderwijs én onderzoek -het samenbrengen van studentsucces en missiegedreven werken in rijke leer-/werkomgevingen- is in potentie een enorme rijkdom voor ons onderwijs (én onderzoek) aanwezig. Het is vooral de vraag of deze rijkdom nu genoeg gezien wordt om te kúnnen benutten.

In grotere onderwijseenheden (van minimaal 15EC) ontstaat meer ruimte voor grotere praktijkvragen die passen bij vastgestelde HU-missiegedreven opgaven (de KIA’s). Vanuit het werken met eenheden van leeruitkomsten en leerwegonafhankelijkheid kunnen we de student meer eigen regie geven. Vanaf 2025 laat de wetgeving het loskoppelen van onderwijs en de toetsing nu ook voor alle hbo-voltijders toe.

We krijgen zo de kans om structureel af te komen van de voortdurende regeldrukte. Daarin leidden relatief kleine wijzigingen telkens tot grotere curriculumherzieningen. Vanuit HU-missies kán een complexe wereld leerbaar(der) worden gemaakt, als we studenten hierin weten te begeleiden vanuit de voor hen herkenbare en relevante regionale vraagstukken.

Dit vraagt om durf

Vooral ons ‘middenkader’ (de HU-leidinggevenden) moet mogelijkheden zien én krijgen om de inhoud van ‘hun’ opleidingen en lectoraten te spiegelen met onze missiegedreven opgaven, de KIA’s. Daarbij is het tegelijkertijd nodig om wegen te vinden waarbij regionale partners de HU-leer/werkomgevingen gaandeweg kunnen verrijken. Pas als we dit weten te organiseren en langdurig te faciliteren krijgen onze docenten én onderzoekers structurele kansen om in de driehoek onderwijs-onderzoek-praktijk hún eigen bijdrage zichtbaar, leerbaar en productief te maken.

Van onze HU-bestuurders (CvB én directeuren) vraagt deze transitie vooral dúrf om nieuwe leer-/werkomgevingen in ons onderwijs te laten vlechten, liefst zonder druk en werkdrukverhoging. Dat kan alleen als op de werkvloer oude routines gaan verdwijnen.

Als we deze beweging langdurig weten in te zetten vanuit een werkende en gezamenlijke dialoog kunnen we onze werkomgeving blijvend verrijken. Lukt dit niet, verzanden we in vruchteloze debatten waar niemand bij is gebaat. Zeker onze studenten niet.

Veel nieuwe initiatieven

Een gecoördineerde aanpak waarin alle HU-lagen tegelijk diezelfde transitie door maken is er nog niet. Tot dusver botsten bij de HU de verschillende perspectieven, als ze elkaar al raakten. Er zijn weliswaar veel nieuwe initiatieven, maar geen gemeenschappelijke aanpak waardoor het eerder toeval is dan beleid wanneer iets daarvan stand houdt. Zonder docenten-draagvlak over hun rol in rijke leeromgevingen kan geen enkele aanpak slagen. Die rol expliciteren is een verantwoordelijkheid van docenten zelf én hun leidinggevenden. Zijn onze leidinggevenden daartoe in staat en … waarmée kunnen zij dan nu hun docenten en onderzoekers meenemen?

Martin Otten werkte na zijn studie Onderwijskunde in diverse banen als onderzoeker en leidinggevende in wo en hbo. Wat hem nog steeds opvalt:

‘Tot dusver blijkt het in het hbo nog nauwelijks mogelijk om op centraal niveau afspraken te maken die effectief ingrijpen op uitval en professionele vrijblijvendheid. En dat ondanks onze focus op goed onderwijs. De problemen met betrekking tot studieduur, uitval en studenttevredenheid zijn dan ook bij de HU nog onveranderd groot. Het vooruitzicht op minder middelen vanuit het nieuwe kabinet vraagt om een gedeelde visie op rijke leeromgevingen bij de HU, zodat het mogelijk is om structurele keuzes te maken. Makkelijk zijn die niet, maar niet kiezen houdt hardnekkige problemen in stand. Vanuit mijn ervaring wil ik de HU meegeven dat er in het WO wel degelijk op centraal niveau effectieve, structurele keuzes zijn gemaakt.’