Nieuws

‘Medezeggenschap moet geluid van de werkvloer op de agenda krijgen’

Voorlopig is er weinig animo voor kandidaatstelling in de medezeggenschapsraden, zo bleek bij een tussentijdse inventarisatie. Kandidaten voor onder meer instituutsraden, Hogeschoolraad en opleidingscommissies kunnen zich nog tot 19 maart melden. Ondertussen spreekt Trajectum hierover met enkele raadsleden.

De derde gesprekspartner is Charlotte van Mourik, docent bij het Instituut voor Recht, lid van de Hogeschoolraad en instituutsraad, en voorheen voorzitter van de medezeggenschapsraad van de voormalige Faculteit Maatschappij en Recht. Daarnaast zit ze in de werkgroep Medezeggenschap 2.0, die nieuwe mogelijkheden van medezeggenschap en participatie aan de HU onderzoekt.

Kan jij verklaren waarom docenten niet staan te springen om zich kandidaat te stellen?
‘Docenten zetten zich graag in voor zaken waarop ze daadwerkelijk invloed hebben. Dat gevoel hebben ze niet bij medezeggenschap, ik denk dat het daarmee te maken heeft. Uit het Werkbelevingsonderzoek blijkt dat docenten sterk betrokken zijn bij de opleiding, maar niet bij het instituut en de HU. En de medezeggenschap bestaat juist uit instituutsraden en Hogeschoolraad (HSR). In die zin is het tekort aan belangstelling niet verrassend.’

‘Door hoge werkdruk kiezen docenten er niet voor om veel tijd te steken in een OC of instituutsraad’

Sinds september kunnen docenten door een wetswijziging officieel lid worden van een opleidingscommissie (OC) of gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC), naast de studenten. Is dat een goede zaak?
‘Ja, ik heb de afgelopen periode kunnen zien hoe studenten en docenten samenwerken in instituutsraden. Ik ben onder de indruk van de kwaliteit van de inbreng van studenten. Als je naar een onderwerp kijkt vanuit het perspectief van studenten en docenten heeft dat een enorme meerwaarde. Dat kan elkaar goed aanvullen. Wat nu speelt, is het verwachte ruimtetekort na de opening van de nieuwbouw, waardoor vijf dagen in de week van 08.30 uur tot 19.00 uur lessen worden gegeven. Dat heeft consequenties voor docenten en studenten en die vinden daar allemaal wat van. Daarom is het goed om samen met elkaar op te trekken. Ik ken de cijfers niet maar ik kan me voorstelling dat de animo vanuit docenten wel groot is voor de OC’s.’

Ook daar waren bij de tussentijdse inventarisatie nog veel open plekken.
‘Oké, wellicht komt dat door de werkdruk. Uit het Werkbelevingsonderzoek blijkt dat die enorm is toegenomen. Veel docenten ervaren dat ze te weinig tijd hebben voor het geven van onderwijs, dat baart me grote zorgen. Dan kies je er niet voor om veel tijd te steken in een OC of instituutsraad. De primaire focus ligt altijd op het onderwijs.’

Maar docenten worden wel een aantal uren vrij geroosterd om mee te kunnen doen aan de medezeggenschap.
‘Ja, maar ik krijg vijf uur per week voor mijn lidmaatschap van de Hogeschoolraad en voor de instituutsraad tweeënhalf uur. Dat is net voldoende om de vergaderingen bij te wonen, maar al het leeswerk en andere werkzaamheden doe je in je eigen tijd. Ik vind dat je hiermee flexibel om moet gaan, maar dat is precies de valkuil van veel docenten: we zijn een hulpvaardig volkje en we zijn te snel geneigd om dat dan maar in de eigen tijd te doen. Ik ben daar dubbel in: ik doe het zelf ook, maar ik begrijp collega’s die zeggen dat ze dit niet allemaal in privétijd gaan doen.’

Kun je stellen dat de instituutsdirecteuren de medezeggenschap niet serieus nemen?
‘Er zijn te veel instituten om daar een algemeen geldende uitspraak over te doen. Mijn beeld is dat het divers is. In mijn directe omgeving zie ik juist voorbeelden van directeuren die oprecht willen dat er tegenspraak is, inbreng komt en dat docenten en studenten het beleid proberen te beïnvloeden.’

Hoe zou je de animo voor deelname aan de medezeggenschapsraden kunnen vergroten?
‘Het moet duidelijk zijn dat docenten invloed kunnen hebben op het beleid. Dat ze niet alleen meepraten maar dat er ook ruimte is om ervoor te zorgen dat het beleid wijzigt door hun inbreng. Dat zie ik nog te weinig gebeuren. De ruimte is te beperkt.’

‘Instituutsraden steken relatief veel tijd in het gesprek met management en directie’

Maar medezeggenschapsraden en sinds kort ook de OC’s en GOC’s hebben best veel te vertellen. Ze hebben bijvoorbeeld instemmingsrecht op de begroting en de Onderwijs- en Examenregeling. Als de raden er niet mee instemmen, moet de directeur met een nieuw voorstel komen.
‘Het gaat mij niet alleen om de mogelijkheid om wel of niet met een plan in te stemmen, belangrijker is het proces wat hieraan voorafgaat. Er moet een dialoog plaatsvinden waarbij alle partijen de wensen en mogelijkheden op tafel leggen. Een open en gelijkwaardig gesprek. Daar valt nog wat te winnen.’

Valt de werkwijze van de medezeggenschapsraden ook te verbeteren?
‘Ik denk dat de instituutsraden te weinig zichtbaar zijn en relatief veel tijd steken in het gesprek met management en directie. Er moet veel meer met collega’s worden gesproken. Het heeft er ook mee te maken dat de ambtelijke ondersteuning geprofessionaliseerd zou worden en daar zie ik nog te weinig van. Als dat beter functioneert, gaat het beter in de communicatie en het betrekken van de achterban.’

Geldt dat ook voor de Hogeschoolraad?
‘De HSR is echt een ander verhaal. Die is veel professioneler georganiseerd en het is best helder wat de raad doet. Er verschijnen bijvoorbeeld regelmatig nieuwsbrieven.
Door de organisatieontwikkelingen en onderwijsinnovatie, die enkele jaren geleden zijn gestart, komen veel zaken nu samen. Dat merken we allemaal tijdens onze werkzaamheden. Daarom is het des te belangrijker dat de medezeggenschap die geluiden vanaf de werkvloer op de agenda krijgt van de directeuren en het college van bestuur. Ik heb het idee dat dat op dit moment onvoldoende gebeurt: het beleid wordt uitgevoerd terwijl het management te weinig oog heeft voor de impact op de werkvloer.’