De instelling van een numerus fixus bij chemie en life sciences leidde in september tot nogal wat ophef. Een studentenstop is moeilijk te rijmen met het gebrek aan technici. Toch heeft het fenomeen een grote vlucht genomen: bijna een derde van de opleidingen aan de HU heeft een numerus fixus.
Het aantal opleidingen aan de HU met een numerus fixus is in de loop der jaren onstuimig gegroeid. Van de 68 bachelor voltijdopleidingen hanteren er dit studiejaar 19 een studentenstop; bijna een derde. Het gaat dan om het gros van de opleidingen bij de faculteiten Economie en Management (FEM), Gezondheidszorg, Communicatie en Journalistiek. En daar komen volgend studiejaar zes opleidingen bij: chemie en life sciences (faculteit Natuur en Techniek), integrale veiligheidskunde en sociaal juridische dienstverlening (faculteit Maatschappij en Recht) en optometrie en orthoptie (Gezondheidszorg).
Het is geen recent fenomeen. De studentenstop werd voor het eerst gehanteerd in de jaren zestig van de vorige eeuw. Steeds meer jongeren gingen studeren en de populaire geneeskundestudie kon de toestroom niet meer aan. Universiteiten stelden een maximum aan het aantal eerstejaars. Door de jaren heen is de fixus bij verschillende universitaire opleidingen ingevoerd. Hogescholen volgden later, journalistiek kent bijvoorbeeld ook al heel lang een beperkte instroom.
WERKDRUK
Met het beperken van de instroom van eerstejaars willen instellingen de kwaliteit van het onderwijs handhaven of verbeteren. Want opleidingen die overspoeld worden door studenten, kampen met een gebrek aan lokalen, laboratoria, docenten en stageplaatsen. Door de werkdruk bestaat het gevaar dat docenten de studenten niet meer de noodzakelijke aandacht kunnen geven en er te weinig tijd is voor vernieuwing van het onderwijs. Daar hebben ze bij de faculteit Economie en Management ervaring mee. Studenten toonden zich jaren achtereen ontevreden over een groot deel van de opleidingen. Toch bleven de studies populair en zorgden voor veel aanwas. Dat leidde tot ontevredenheid over het onderwijs, de docenten en faciliteiten. Het gevolg: lage cijfers bij de Nationale Studenten Enquête (NSE) en teleurstellende plaatsen in de lijstjes van de Keuzegids en Elsevier, die deels zijn gebaseerd op de NSE-scores.
ONDERWIJS VERBETEREN
Daar moest een einde aan komen vonden de faculteitsdirectie en het college van bestuur: daarom werd in 2012 een vergaand middel als de numerus fixus ingevoerd voor nagenoeg alle opleidingen. Bij een beperkte instroom van het aantal studenten ontstaat er lucht om het onderwijs te verbeteren, zo was de gedachte. Met succes, zo blijkt. Veel FEM-opleidingen presteren de afgelopen twee jaar beduidend beter in de rankings. Maar liefst drie opleidingen prijken op een eerste plek. Ook de overheid kan een numerus fixus verplicht stellen, bijvoorbeeld als de arbeidsmarkt overspoeld dreigt te raken. Daar is overigens bij de opleidingen van de HU geen sprake van. Daarnaast kunnen hogescholen zelf een dergelijke maatregel aanvragen. Er zijn dan twee mogelijkheden. Een numerus fixus met een ‘gewogen loting’. Dat houdt in dat scholieren met een gemiddelde van acht en hoger op de eindlijst automatisch worden geselecteerd. Anderen moeten loten; dat regelt de dienst DUO. Hoe lager het punt des te minder kans op een plek in de collegebankjes. De FEM is aan de HU de enige faculteit die met deze centrale loting werkt.
REKENVAARDIGHEDEN
Sinds 2000 mogen numerus fixusopleidingen de helft van hun eerstejaars zelf uitkiezen via ‘decentrale selectie’. Allereerst worden ook hier scholieren met een gemiddelde van acht en hoger op hun eindlijst geplaatst, waarna tot de helft van het aantal beschikbare plaatsen wordt gevuld met loting. De andere helft van de instroom mag de opleidingen zelf selecteren: dat betekent dat opleidingen bepaalde eisen aan aspirant-studenten kunnen stellen. Studenten aan de HU worden bijvoorbeeld getoetst op hun rekenvaardigheden, Nederlandse taal, analytisch vermogen, motivatie en ambitie. Sinds 2011 kunnen de opleidingen alle studenten decentraal selecteren (behalve de acht plussers; die behouden het recht op een plaats).
Deze bewegingen vormden de opmaat tot de totale afschaffing van de loting bij de numerus fixus met ingang van 2017. Minister Bussemaker kondigde dit begin september aan. Dit betekent dat degenen met een gemiddeld cijfer van acht en hoger niet meer automatisch worden geplaatst en dat degenen met een lager cijfer niet meer hoeven te loten. ‘De toekomstige situatie moet leiden tot een betere inhoudelijke match tussen student en opleiding (en daarmee bijdragen aan studiesucces)’, schrijft zij in een brief aan de colleges van bestuur van hogescholen en universiteiten. De instellingen kunnen vanaf dan voor alle instromers zelf hun selectiecriteria bepalen. Dat betekent nog niet dat zij straks alleen de bollebozen mogen selecteren. De criteria moeten bestaan uit tenminste twee soorten eisen, naast cijfers tellen ook zaken als houding en sociale vaardigheden mee.
SUBJECTIEVER
De vraag is of met het loslaten van de loting niet ook het kind met het badwater wordt weggegooid. Goede resultaten op de middelbare school is weliswaar geen garantie voor een uitmuntende student, maar het web aan toelatingstesten dat gaat ontstaan is dat evenmin. Het gevaar dat de toelating van studenten subjectiever wordt, ligt op de loer. ‘Dat zou kunnen’, reageert Silvia van der Wee, beleidsadviseur van de dienst Onderwijs, Onderzoek & Studentzaken. ‘Maar dat kan voor een groot deel ondervangen worden door een goede toets of assessment. Docenten moeten goed geïnstrueerd worden: hoe moeten ze studenten ondervragen en waar moeten ze op letten?’ Ze is niet bang dat instellingen met het oog op de prestatieafspraken met het ministerie zullen sturen op het weigeren van bijvoorbeeld mbo’ers, die het vaak minder goed doen op het hbo. Van der Wee: ‘Dat gebeurt nu ook niet bij de matchingsgesprekken en andere intakeprocedures. Daarbij kun je dat ondervangen door bijvoorbeeld de intakes te doen met twee docenten.’ Wel wijst ze erop dat het voor veel zojuist afgezwaaide middelbare scholieren moeilijk vast te stellen is over welke eigenschappen en talenten ze beschikken. ‘Daar moet nog veel werk in gestoken worden om dat op een goede manier te toetsen. Het duurt nog een aantal jaren voordat de instrumenten zijn uitontwikkeld.’