Achtergrond

7000 Euro collegegeld

Afgestudeerden die een tweede opleiding volgen (de zogenaamde stapelaars) gaan fors meer collegegeld betalen.

Door nieuwe regelgeving, die in januari 2011 ingaat, worden tweede bachelor/masteropleidingen niet meer door het Rijk bekostigd. De instellingen krijgen dus geen subsidie meer voor degenen die al een bachelordiploma hebben en nog eens een dergelijke studie gaan doen. Dit geldt ook voor studenten met een mastertitel op zak, die voor een tweede master gaan.

Het gevolg is dat de hogescholen en universiteiten deze stapelaars een kostendekkend collegegeld in rekening moeten brengen: het instellingscollegegeld, doorgaans een slordige 7000 euro, met uitschieters naar tienduizenden euro. Het duurder maken van het stapelen van opleidingen treft vooral de faculteit Educatie.

Uitzondering op de regel vormen de studenten die vóór 1991 een diploma behaalden. En degenen die zich laten omscholen in de sectoren gezondheidszorg en onderwijs (mits zij in deze gebieden niet al eerder een diploma hebben behaald). Dus een afgestudeerde elektrotechnicus kan tegen het gewone collegegeldtarief van 1672 euro een bachelor tot leraar Engels gaan volgen. Maar een gediplomeerd verpleger die fysiotherapeut wil worden betaalt het hoge tarief – want hij of zij is al afgestudeerd in de gezondheidszorg.   

Maatschappelijke ladder

Dat het stapelen financieel onaantrekkelijk zou worden, was voor Dick de Wolff, faculteitsdirecteur Educatie, geen verrassing. Maar dat de sectoren gezondheidszorg en onderwijs niet volledig zijn uitgezonderd, verbaast hem zeer. Er is immers een structureel tekort aan verpleegkundigen en leraren. Daarbij heeft het onderwijs traditiegetrouw een emancipatorische functie, betoogt hij. Veel mensen uit lagere sociale milieus bestijgen de maatschappelijke ladder door via deeltijdstudies graden en bevoegdheden te halen.

‘Wat in de praktijk veel voorkomt’, legt hij uit, ‘is dat mensen met een bevoegdheid voor de pabo in een later stadium de tweedegraads lerarenopleiding gaan doen omdat ze in het voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs les willen geven. Die groep moet straks het instellingscollegegeld gaan betalen. Het gevolg is dat het dadelijk niet meer mogelijk om zonder grote investeringen binnen de sector door te stromen. Dat is jammer want daardoor raak je een deel van je potentieel kwijt.’

En dat geldt ook voor de masters aan de faculteit Educatie, waar het overgrote deel van de stapelaars studeren. Zij zijn veelal ontstaan vanuit de vroegere MO-B-studies en leiden op tot een eerstegraads bevoegdheid. Deze driejarige deeltijdopleidingen worden gevolgd door mensen uit de praktijk die een stap willen maken in hun loopbaan. Bijvoorbeeld de docent geschiedenis die er wiskunde bij wil gaan doen. Hij of zij zal fors in de buidel moeten tasten.

Speciaal onderwijs

De master Special Education Needs (SEN) wordt zwaar getroffen. Van de 2400 studenten volgden er zo’n 500 eerder een master. De Wolff: ‘Veel van deze studenten hebben al een onderwijsbevoegdheid en willen zich specialiseren voor het speciaal onderwijs. De kinderen op de scholen kampen met allerlei soorten beperkingen. Dus in de onderwijsteams is behoefte om een diversiteit aan expertise in huis te hebben.’

Leergierige docenten zullen in toenemende mate een beroep doen op de werkgever om het bedrag bij te passen. ‘Maar’, stelt De Wolff, ‘als ze de potjes nu aanspreken zijn ze voor zo’n 1700 euro per persoon klaar. Als dat 7000 euro wordt is zo’n potje gauw leeg.’ Ook kunnen individuele leraren aanspraak maken op de zogenoemde lerarenbeurs maar die vergoeding is een eenmalig bedrag van 3.500 euro en dekt bij lange na niet het hoge collegegeld.

Overgangsregeling

Om de pijn te verzachten heeft de HU– net als veel andere hogescholen – een overgangsregeling getroffen. Stapelaars betalen dit studiejaar het normale collegegeld en de instelling past het verschil uit eigen middelen bij. Zodoende kan een deel van hen in gunstige financiële condities afstuderen. Degenen die de studie dan nog niet hebben afgerond moeten er rekening mee te houden dat ze vanaf het studiejaar 2011/2012 het instellingscollegegeld moeten neertellen.

De Wolff kan niet voorzien in hoeverre aspirant-studenten afhaken of zittende studenten het bijltje er bij neergooien. ‘Als alle 500 stapelaars in een keer met de studie stoppen, heb ik een probleem’, zegt hij. ‘Op dit moment is het aantal aanmeldingen substantieel lager dan voorgaande jaren. Wij denken dat een fors aantal potentiële stapelaars heeft afgezien van de studie. Maar 1 oktober krijgen we duidelijkheid omdat we dan over de definitieve cijfers beschikken.’