De veiligheid van Joodse studenten moet verbeteren, vond een groot deel van de Tweede Kamer donderdagavond. Kamerleden waren kritisch op de minister: waarom doen onderwijsbestuurders vaak geen aangifte? Hogeschool Utrecht reageert.
Sinds het uitbreken van de oorlog in Gaza is het antisemitisme toegenomen, ook in het hoger onderwijs. Sommige Joodse studenten durven niet meer naar hun colleges te komen, vrezen Kamerleden.
Geruchtmakende docent
In het debat kwam een geruchtmakende docent van de Radboud Universiteit Nijmegen ter sprake. Hij pleit voor de ontmanteling van de staat Israël vanwege het geweld tegen de Palestijnen. Op X schreef hij dingen als ‘Fuck Israël’. Wat doet de minister daartegen, wilde Ja21 weten.
De minister vond die uitingen ‘walgelijk’, antwoordde hij. ‘Ik vind het moeilijk om te erkennen dat jonge mensen worden opgeleid door mensen die deze uitingen doen.’ Maar hij kan niet ingrijpen. Hij is niet de werkgever van deze docent.
Maar ook de werkgever, de Radboud Universiteit Nijmegen, doet er voorlopig weinig aan. De docent mag een eigen mening hebben, is de lijn volgens dagblad AD. De universiteit gaat ook nog niet in op een oproep van een groep studenten om de veiligheid op de campus te verbeteren, bijvoorbeeld door aangifte te doen van antisemitisme. Maar er is nog niets gebeurd dat verboden is, stelde het bestuur in universiteitsblad Vox.
Hogeschool en universiteit in Utrecht
Voor de zomer schreven vier Joodse/Israëlische medewerkers van de HU, UU en HKU een brief waarin ze uitlegden waarom sommigen niet meer naar de universiteit of hogeschool durven te gaan en wat dat met hen deed. ‘Wie een kettinkje met een davidster of een keppel draagt, kan nu van medestudenten of collega’s haat en onbegrip verwachten: “Jij bent een vuile zionist” en “Jij vermoordt kinderen in Gaza”. Als het ‘meevalt’, kun je in ieder geval de vraag verwachten: “Wat vind jij dan van Israël?”’
Ruim zeventig Joodse/Israëlische (oud-)medewerkers en (oud-)studenten van de HU, UU en HKU ondertekenden de brief, die via een daarvoor opgerichte WhatsApp-groep en via-via werd gedeeld.
De brief, inclusief handtekeningen, werd naar het college van bestuur van alle drie de instellingen gestuurd.
Eind mei zat HU-medewerker Maaike samen met een andere Joodse collega en student aan tafel met het college van de HU. Ze vertelde aan Trajectum: ‘Het college toonde begrip. We hebben gesproken over een meldpunt, maar uiteindelijk gekozen voor één vast HU vertrouwenspersoon voor Joodse studenten en medewerkers.’ Die is er niet gekomen maar iedere HU-medewerkers of student kan terecht bij één van de zes onafhankelijke vertrouwenspersonen van de HU.
Sneller aangifte doen
De Tweede Kamer worstelde er donderdagavond mee. In een debat met onderwijsminister Eppo Bruins vonden vrijwel alle partijen dat de onderwijsinstellingen sneller aangifte moeten doen in geval van antisemitisme.
De minister was dat met de Kamer eens en wilde het opnieuw gaan bespreken met de besturen. ‘De aangiftebereidheid moet omhoog’, vond hij, ‘anders kun je nooit vaststellen of er strafbare feiten worden gepleegd.’ Maar hij hield een slag om de arm: ‘Rechtstatelijk gezien kan ik niemand dwingen om aangifte te doen.’
Het stoorde Kamerleden dat er zo weinig rechtszaken zijn geweest over de rellen in Amsterdam of tegen antisemitisme op campussen in de rest van het land. Volgens Jan Paternotte (D66) gaf het een gevoel van straffeloosheid. ‘We willen als Kamer iets doen aan de intimidatie van Joodse studenten. Het zou mooi zijn als we concreet gevolg zien.’
De landelijke strategie
Bruins somde een lijstje op met maatregelen die hij al neemt. Er zijn huisregels opgesteld voor protesten en instellingen hebben de beveiliging opgeschroefd. Het kabinet heeft bovendien een landelijke taskforce tegen antisemitisme opgericht en een strategie tegen antisemitisme bedacht. In die strategie staat onder meer dat er meer aandacht moet zijn voor Joodse studenten in het beleid rond sociale veiligheid.
Maar de Kamer wilde donderdag meer actie van de minister. Kan de Onderwijsinspectie geen toezicht houden op de veiligheid in het hoger onderwijs, vroeg de VVD. Dat doet de inspectie al, antwoordde Bruins. Laten we vertrouwenspersonen trainen in het herkennen van antisemitisme, opperde de ChristenUnie. Ook dat gebeurt al, zei Bruins.
De minister beloofde herhaaldelijk om met bestuurders van universiteiten in gesprek te gaan over hun veiligheidsbeleid. Bij incidenten ‘ga ik zelfs zover dat ik individuele bestuurders bel om te benadrukken dat er aangifte gedaan moet worden’. Dan blijkt overigens dat er niet altijd iets aan de hand is: ‘In de krant stond in grote chocoladeletters iets over een incident met een gebroken ruitje, maar de rector vertelde me dat er sprake was geweest van uitgaansgeweld.’ En dus geen antisemitisch geweld.
De telefoon pakken
Veel meer dan de telefoon pakken kan hij bij incidenten niet doen, zei Bruins. Universiteiten en hogescholen zijn immers autonoom. Bij strafbare feiten wordt de ‘driehoek’ van burgemeester, politie en Openbaar Ministerie ingeschakeld, en daar staat de minister buiten. Wel kan hij zorgen dat iedereen goed voorbereid is, bijvoorbeeld door gesprekken te voeren over de noodzaak van handhaving en toegangscontroles.
Toch roept de Tweede Kamer op tot meer ‘centrale regie’ in het veiligheidsbeleid van de universiteiten. In een NSC-motie, mede-ingediend door JA21, ChristenUnie, SGP, VVD en D66, stond dat de minister dat moet doen ‘met behoud van autonomie van de instellingen’. Daar kon de minister ermee instemmen, zei hij.
Reactie Hogeschool Utrecht
Naar aanleiding van dit stuk vroegen we het college van bestuur of het cvb zou ingrijpen als haar medewerkers antisemitische uitspraken doen in het openbaar. Of zelfs aangifte zouden doen van antisemitisme. Het cvb gaf daar maandagavond 27 januari via de woordvoerder de volgende reactie op:
‘De hogeschool zien we als een ‘vrije tussenruimte’ waar iedereen zich veilig moet kunnen voelen en uiten. Soms kunnen we elkaar per ongeluk kwetsen met onze meningen. Je mag in de HU-gemeenschap van mening verschillen, discussiëren en debatteren. Altijd binnen de grenzen van de wet, met respect en fatsoen.
Als de HU signalen ontvangt dat deze grenzen zijn overschreden en/of dat er sprake is van discriminatie, racisme en/of uitsluiting, dan wordt het gesprek aangegaan en wordt het signaal onderzocht en daar waar nodig worden eventueel passende maatregelen genomen. Bij verdenking van strafbare feiten doen wij aangifte.’