Interview

Pabo ‘splitsen’? Slecht idee, vindt directeur Luycx

Foto: Kees Rutten.

Het kabinet wil de pabo splitsen in een variant voor de onder- en bovenbouw, om meer jongens te lokken. Volgens instituutsdirecteur Carla Luycx gaat dit plan absoluut niet werken. ‘We doen al veel om mannen aan te trekken.’

Vanaf 2029 zou de pabo-opleiding opgesplitst moeten worden in twee opleidingen: een voor de bovenbouw en een voor de onderbouw. Dit moet volgens het kabinet het lerarentekort verminderen. Door meer mannen aan te trekken (die vaker voor de bovenbouw kiezen), verwacht men het tekort terug te dringen, want slechts 13 procent van de basisschooldocenten is man. Hoe denkt instituutsdirecteur Carla Luycx over dit plan? 

Carla Luycx is sinds 2019 directeur van het Instituut voor Onderwijs & Orthopedagogiek, waar de pabo onder valt. Ze volgde zelf ook de pabo aan de HU, stond vijf jaar voor de klas en had functies als intern begeleider en remedial teacher. Als schoolleider (sinds 1997) was ze betrokken bij het opzetten van twee nieuwe scholen in Amersfoort. Tussen 2015 en 2019 werkte ze als schoolbestuurder van een groep Montessorischolen.

Hoe zeker zijn de plannen van het kabinet?
‘Erg zeker. Het kabinet wil dit voorjaar een wetsvoorstel indienen. Alleen als het kabinet zou vallen, gaat het niet door. Of er moet nog iets anders gebeuren waardoor toch die motie wordt ingetrokken, maar ik kan nu niet bedenken wat dat zou zijn.’

Wat vind je van het plan?
‘Ik ben er geen voorstander van. Op de pabo leiden we leraren breed op, voor een bevoegdheid die geldt van groep 1 tot en met 8. Als je die bevoegdheid gaat splitsen, heeft dat meerdere gevolgen.

We zien nu al dat vooral vrouwelijke studenten van de mbo-opleiding Onderwijsassistent doorstromen naar de pabo. Zij willen meestal graag lesgeven in de onderbouw, omdat zij affiniteit hebben met jonge kinderen en omdat het niveau van basisvaardigheden en didactiek complexer is in de bovenbouw. Wanneer er een aparte route voor alleen de onderbouw komt, verwacht ik dat meer vrouwen vanuit het mbo zich zullen aanmelden. We zijn natuurlijk blij met meer aanmeldingen van vrouwelijke studenten, maar de vraag is of meer mannen zich gaan aanmelden omdat ze alleen voor de bovenbouw kunnen kiezen bij de pabo.’

Percentages
Het aantal meesters op basisscholen in Nederland is gemiddeld 13 procent. Op de pabo‘s ligt het percentage mannelijke studenten iets hoger, namelijk 17 procent.

Op de HU-pabo bestaat het aandeel mannelijke studenten uit 23 procent. Dit valt uiteen in 21 procent voor de voltijd, 25 procent voor de deeltijd en 23 procent in de ALPO (academische pabo). Op de sportpabo (voltijd) is de verdeling zo’n 40 procent mannen en 60 procent vrouwen.

‘Om de pabo echt specifiek aantrekkelijker te maken voor mannen, weten we door wetenschappelijk onderzoek dat onder andere de status van het beroep en het gebrek aan specialistenrollen een rol spelen. Je zou moeten nadenken over een aanpak van het tekort op basis van deze thema’s.

Daarnaast brengt het splitsen van de bevoegdheden extra organisatorische problemen met zich mee. Scholen kunnen dat in combinatie met het bestaande lerarentekort nauwelijks opvangen. Als een schoolleider een vacature plaatst voor een leerkracht voor groep 4, dan mag deze dus alleen lesgeven aan 1, 2, 3 en 4. Als een jaar later de leerkracht van groep 7 weggaat, kan die onderbouwleerkracht niet naar groep 7. Dat is een zeer onhandige constructie. Breed opgeleide leraren blijven nodig.

Zo kan een directeur bijvoorbeeld met het team het gesprek voeren: “We krijgen minder leerlingen waardoor we een combinatiegroep moeten vormen. Wie zou er voor een groep 6/7 willen staan?”
Als er meer mensen op school werken met alleen een onderbouwbevoegdheid, ontstaat er een onoplosbaar probleem. De onderwijsarbeidsmarkt is niet flexibel: leraren hebben vaak langjarige vaste aanstellingen, waardoor er op bestuursniveau moet worden geruild. Niet alle schoolstichtingen hebben hiervoor de ruimte en menskracht. De schoolstichtingen verschillen enorm van omvang en samenstelling. Er zal scheefgroei ontstaan, die niet is op te lossen.

Ook zorgt dit plan voor onrust op pabo’s. Het kost zo’n twee ton om een pabo-curriculum te herzien. Dat geld hebben de meeste pabo’s niet en de overheid wil er niks voor vrijmaken. We zijn binnen HUpabo momenteel bezig met curriculumvernieuwing waar we twee jaar voor uitgetrokken hebben. Als we het pabo-curriculum gaan splitsen in jonge kind en oudere kind, moeten we dat ontwerpproces opnieuw uitvoeren. Dat kost tijd, investering en geld.’

Deel je de wens voor meer mannen in het onderwijs? 
‘Zeker. Het is jammer dat er meer vrouwen dan mannen in het onderwijs werken. Meesters zijn anders. Pedagogisch laten ze kinderen meer los, leggen ze soms wat meer verantwoordelijkheid bij hen neer en zijn ze meestal niet zo van de details. Meesters voetballen met je en stoeien vaker, dus maken ze kinderen op een andere manier weerbaar dan juffen. Ze zijn een rolmodel voor jongens.’ 

Heeft het plan van de overheid volgens jou überhaupt wel voordelen?
‘Eigenlijk niet. Ik denk dat er juist meer vrouwen bijkomen, doordat de onderbouw aantrekkelijk is voor vrouwelijke studiekiezers. Dit zorgt dus voor meer scheefgroei in de man-vrouwverhouding, biedt geen significante oplossing voor het lerarentekort en kost heel veel extra werk. Tijdens de vorige kabinetsperiode hebben we als landelijke pabo’s gezegd: “We zien splitsing niet als oplossing, maar kunnen wel aanpassingen doorvoeren die het aantrekkelijker maken voor mannen.”’

Welke aanpassingen hebben jullie al gedaan?
‘In 2018 hebben we bij HUpabo een sportpabo geïntroduceerd, zowel in Amersfoort als in Utrecht. Studenten behalen daar zowel hun pabo-diploma als hun bevoegdheid vakspecialist bewegingsonderwijs. 
Daarnaast is het geen verplichting meer om bij kleuters stage te lopen, hebben we opdrachten bij kunstvakken aangepast en meer variaties in toetsvormen doorgevoerd (in plaats van veel reflecteren, iets wat mannen vaak niet leuk vinden). Ook hebben we afgelopen jaren heel hard gewerkt aan specialisaties voor jonge en oudere kind, binnen de curricula.’

Carla Luycx tussen haar collega’s. Foto: Kees Rutten

‘We zien dat veel jongens het niet zo cool vinden om te zeggen dat ze voor de pabo hebben gekozen. Dan kiezen ze uiteindelijk misschien toch voor iets anders, zoals leraar in het voortgezet onderwijs. En echt niet alle mannen kiezen bij voorkeur voor de bovenbouw. Er zijn ook heel leuke kleutermeesters, die het geweldig vinden om juist met jonge kinderen te werken. Ik verwacht dus niet dat meer mannen voor de pabo zouden kiezen als ze alleen in de bovenbouw aan de slag zouden kunnen. 

Het zit in heel andere dingen. Denk aan de status van het beroep. Er zou meer gezag mogen komen voor het beroep van leraar, je leidt op voor de toekomst en dat is een serieuze taak. Daar moet je veel vakkennis en pedagogische vaardigheden voor leren en beheersen. Daar zou veel meer respect voor mogen zijn. Dat zou het beroep van leraar weer meer aanzien geven. En soms wat meer respect van ouders voor leraren zou ook zeker kunnen helpen. De leraren begrijpen heel goed wat hun kinderen nodig hebben, zowel individueel als in de groep.’

Waarom denkt het kabinet dat dit plan werkt?
‘Steeds als er een nieuw kabinet komt, wordt er nagedacht over het lerarentekort – dat al ongeveer vijftien jaar een probleem is binnen de onderwijssector. Elke nieuwe regering komt weer met goedbedoelde plannen om het op te lossen. Iedere burger in Nederland is ervaringsdeskundige in onderwijs. Dat is het lastige van deze sector: iedereen vindt er ook iets van. Die betrokkenheid is fijn, maar de oplossingen liggen niet altijd logisch in lijn met alle regelgeving waar pabo’s en onderwijsinstellingen al aan moeten voldoen.

Het onderwijs is een gelaagde sector met veel verschillende raden, bonden, adviesorganen en wet- en regelgeving. In dit complexe speelveld moet je lang meelopen om inzicht te hebben in hoe alles samenhangt. Als je onvoldoende inzicht hebt, ben je snel geneigd om naar eenvoudige oplossingen te grijpen. Daarom is het belangrijk om je echt goed te laten informeren en te begrijpen welke aspecten er spelen bij een vraagstuk. Anders kan de oplossing voor een probleem leiden tot een veel groter probleem. We zien dat in de onderwijssector heel veel gestapeld is in de afgelopen decennia waardoor dit complexe speelveld is ontstaan. In het voorbeeld van deze motie zou het maar zo kunnen zijn dat er onvoldoende onderzoek is gedaan om het inzichtelijk te krijgen voor Kamerleden.’

Illustratie van Marie van der Donk, uit het artikel Pabo-student Sander over vooroordelen: ‘Ik ben geen kleuterjuf!’

Wat is er bijzonder aan de pabo van de HU? 
‘We hebben veel verschillende routes voor verschillende doelgroepen. De voltijd, deeltijd maar ook een versnelde en academische, deeltijdroute, de academische pabo en de zij-instroom. Daarnaast hebben we een nieuwe Ad-opleiding Didactisch Educatief Professional ontwikkeld, samen met het IAD in Amersfoort. Daarbij maken we het ook aantrekkelijk om door te stromen naar de pabo. De HUpabo werkt samen met meer dan 380 scholen en ruim 55 schoolbesturen. Al onze studenten staan vanaf jaar 1 al voor de klas op een school. Voor dit werkplekleren krijgen ze een beoordeling van pabo-docenten maar ook van hun praktijkbegeleiders.’

Hoe zie je de toekomst?
‘Op dit moment wachten we af of het wetsvoorstel er echt komt en dan kijken we verder. We hebben landelijk overleg met alle pabo’s. Daarmee stemmen we af hoe we hiermee omgaan. Voorlopig houden we vast aan de lijn die we nu hebben ingezet. Maar wanneer een wet wordt aangenomen, zullen we deze wel moeten uitvoeren. 

Ik zie de toekomst op zich positief in: het beroep van leraar is een prachtig beroep. Op 21 januari is een landelijke campagne van start gegaan met als boodschap dat je als leraar kan bijdragen aan de toekomst van jongeren. Hopelijk gaat dit veel nieuwe en enthousiaste studenten opleveren voor de pabo’s.’

Lees ook: Pokémon, kleuterbillen en sportklas: Lennert en Robin doen de pabo