Driekwart van de Nederlanders maakt zich zorgen over polarisatie. Ook aan de HU staat het op agenda, met workshops en bijeenkomsten. Is die aandacht terecht? En wat is ‘polarisatie’ eigenlijk? Drie docenten en twee onderzoekers vertellen over hun omgang met polarisatie in de praktijk.
Volgens onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2022) denkt driekwart van de Nederlanders dat polarisatie toeneemt. Dat zien we terug in onze mini-maatschappij aan de hogeschool. Die worstelt ook met ‘gevoelige kwesties’. Maar klopt het dat het steeds problematischer wordt om met elkaar te praten? En zo ja, hoe zorgen we er dan voor dat het debat gezond blijft?
Wat is eigenlijk polarisatie?
Polarisatie is synoniem aan ‘tegengerichtheid’. Het hoeft niet verkeerd te zijn. Gezonde polarisatie versterkt ideeën en stimuleert debat, zonder vijandigheid. Ongezonde (toxische) polarisatie gaat verder: dan zien kampen elkaar als vijanden, voelen wrok, dehumaniseren elkaar en overdrijven onderlinge verschillen. Dat zorgt voor blijvende tegenstellingen en verminderd medeleven. Uiteindelijk ondermijnt dat het samenwerken en zelfs de democratie.
‘Polarisatie wordt vaak genoemd als één van de grootste maatschappelijke problemen, zowel in Nederland als internationaal’, zegt ook socioloog Tom Nijs, postdoctoraal onderzoeker naar polarisatie aan de Universiteit Utrecht.
Drie docenten aan het woord
Herkennen HU-docenten dit? Voelen zij de polarisatie in hun klas toenemen? Gaan ze gevoelige onderwerpen uit de weg of juist niet?
Mark Koren, sinds drie jaar docent aan de Lerarenopleiding Biologie, zegt daarover; ‘In die periode heb ik geen verschuiving gezien.’ Marloes van Hoeve, docent aan de Lerarenopleiding Wiskunde, zit hier vier jaar en heeft een soortgelijke indruk. ‘Ik kies er steeds vaker bewust voor om onderwerpen aan te snijden waar spanningen naar boven kunnen komen. In de wiskundeles kom je daar niet vanzelf op uit, maar via bepaalde werkvormen lukt het wel.’
Koren: ‘Wat ik wél opmerkelijk vind, is dat sommige studenten zich terugtrekken als ze het ergens niet mee eens zijn. Bijvoorbeeld toen we als leerteam het einde van de ramadan vierden met een gezamenlijke maaltijd. Er waren studenten die zich afmeldden omdat ze christelijk zijn en zich daar niet in wilden mengen. Dat je je op basis van religie distantieert van een inclusieve viering, dat zie ik wel als polarisatie.’
Polarisatie als probleem?
Vinden deze docenten de tegenstellingen binnen de hogeschool problematisch? Koren zeker niet. Volgens hem wordt het probleem groter gemaakt. ‘Hoe meer we erover praten, hoe meer we het misschien ook creëren. Mensen hebben altijd al moeite gehad met luisteren naar standpunten die afwijken. Dat is van alle tijden.’
Van Hoeve is het daarmee eens. ‘De wereld komt altijd het klaslokaal binnen. Alleen krijgen verschillen nu meer aandacht. En sociale media versterkt dat, door conflicten groter te maken. Terwijl ik denk: als je écht met elkaar in gesprek gaat, is er meestal niet zoveel aan de hand. Onder al dat vuur zitten gewoon mensen die samen willen leven.
Amin Asad is docent bij het Instituut voor Recht en was Docent van het Jaar in 2021. Hij ziet het anders. ‘Als je zegt dat het wordt overschat, sta je niet met je voeten in de klei. Dan zie je niet hoe moeilijk het is voor studenten om nuances te zien of gesprekken goed te voeren. Onze studenten hebben die vaardigheden vaak nooit geleerd.’
Gevoelige onderwerpen: soms één woord
Wat zijn de onderwerpen die snel tot ongezonde discussies leiden? Expert Nijs noemt klimaat, immigratie en LHBTIQ+-rechten. De docenten Asad, Koren en Van Hoeve voegen daar stikstof en Gaza aan toe.
Koren: ‘Al twintig jaar geleden merkte ik dat sommige onderwerpen lastig zijn bij het bespreken van seksuele intimidatie. Als ik statistieken over aanranding liet zien, kwamen er reacties als: “Ja, maar sommige vrouwen lopen er ook zo bij.”Recenter zie je het bij thema’s als klimaat, stikstof, Gaza, Trump. Maar ook bij iets eenvoudigs als het woord “biologische boer” in een les, dat kan ineens een gevoelige snaar raken.’
Van Hoeve: ‘Soms leidt één enkel woord al tot spanning. Dan had ik in een presentatie iets over “ambachtelijke irrigatie” gezet, gewoon van internet geplukt. Iemand vroeg: “Wat betekent dat eigenlijk?” En omdat ik het niet wist, gokte ik in plaats van te vragen of iemand anders het wél wist. Dat was een gemiste kans. Als ik dat opener had aangepakt, was er misschien geen spanning ontstaan.’
Asad: ‘Er zijn bijvoorbeeld studenten die letterlijk zeggen: “Ik praat liever nergens over.” Dat spontane, onbevangen uitspreken van wat jongeren vroeger deden, is er echt uit. Alles wordt gewogen, iedereen is voorzichtig. Het lijkt alsof niemand meer luistert, dus houden ze zich stil. Tegelijkertijd is het contrast juist groter geworden op onderwerpen als Gaza, migratie of gender. Het zijn dan ook vaak zwart-witstandpunten, gevoed door social media.’
Polarisatie overschat?
Hoe kan het dat sommige mensen polarisatie ongeveer als allerbelangrijkste trend zien terwijl anderen het wel vinden meevallen? Wetenschapper Nijs daarover: ‘Men maakt het vaak groter dan het is. In de Amerikaanse literatuur noemen ze dat false polarization: mensen overschatten hun meningsverschillen enorm. In Nederland ook, bijvoorbeeld over immigratie. Daar denken we helemaal niet zo verschillend over, blijkt uit mijn onderzoek.’
Vanwaar dat overtrokken beeld?
‘Dat komt ten eerste door de media, die geven veel aandacht aan extreme meningen. Omdat ze nu eenmaal nieuwswaardiger zijn, meer likes krijgen en vaker worden gedeeld. Daardoor verdwijnt het genuanceerde midden uit beeld.
Daarnaast heeft de mens de neiging zijn eigen extreme opvattingen op een ander te projecteren. Dus iemand met een uitgesproken mening denkt sneller dat anderen net zo extreem zijn. Je sociale omgeving speelt ook een rol. Als je mensen om je heen hebt met een heel uitgesproken houding, vooral een extreem negatieve houding, bijvoorbeeld over immigratie, dan denk je sneller dat de maatschappij sterk gepolariseerd is.’
Nijs: ‘Uit onderzoek zoals dat van Paul Dekker, blijkt dat opvattingen niet per se extremer worden. Bij immigratie bijvoorbeeld zien we niet dat mensen massaal radicaler zijn gaan denken. Ik denk daarom dat radicaal-rechtse partijen niet zozeer een symptoom zijn van extreme opvattingen in de samenleving, maar dat zij bestaande meningen normaliseren door ze naar de oppervlakte te brengen.’
Hoe je meet je dat mensen menen dat de verschillen groter zijn dan ze zijn?
Nijs vroeg mensen om in te schatten hoe bijvoorbeeld PVV-, GroenLinks- of D66-stemmers denken over een thema als immigratie. Daarna liet hij ze de werkelijke resultaten uit het Nationaal Kiezersonderzoek zien. Daaruit bleek dat de verschillen veel kleiner waren dan ze dachten. Progressieve stemmers dachten wat progressiever, conservatievere stemmers wat conservatiever, maar veel dichter bij elkaar dan gedacht. Nijs: ‘Degenen die die echte cijfers zien, maken zich daarna minder zorgen over polarisatie.’
Zo’n debat leiden
De vraag is hoe je als docent omgaat met die zwart-witstandpunten. Van Hoeve kiest er bewust voor open te zijn over zichzelf en haar eigen ideeën. ‘Ik eet veganistisch en dat komt ter sprake in mijn lessen. Als ik opeens ga doen alsof ik “voor alle olie in de wereld ben”, dan slaat dat nergens op. Ik wil eerlijk zijn over wie ik ben en tegelijkertijd ruimte blijven geven aan de ander.’
Van Hoeve geeft een voorbeeld: ‘Ik word niet zozeer geraakt door het onderwerp zelf, maar wel door hoe extreem mensen erover denken. Ik had een T-shirt in de klas gelegd en erbij gezegd dat ik het voor 2 euro bij de Primark had gekocht. Ik vroeg wat iedereen daarvan vond. Dat riep zoveel op. Ik wil daarvan leren door nog opener te zijn. Gewoon zeggen: “Ik zie dat dit mij raakt. Ik zie dat het jullie ook raakt. Hoe kunnen we weer tot elkaar komen?”’
Nijs: ‘Niet elke mening hoeft een podium te krijgen, maar wél de kans om bevraagd te worden. Want als je hem te snel afkapt, werk je het gevoel in de hand dat hij niet gehoord mag worden.’
Weten wat er speelt onder je studenten is belangrijk, vindt ook Asad. ‘Docenten zijn ook gespreksleiders, bruggenbouwers en coaches. Je moet investeren in de relatie met studenten. Weten hoe het met ze gaat, vragen stellen, jezelf openstellen. Alleen dan kun je een veilige ruimte creëren voor echte gesprekken.’
En je eigen mening?
Eefje Smit is onderzoeker bij het lectoraat Curriculumvraagstukken Funderend Onderwijs en publiceert over ‘emotienetwerken’. Dit is een manier voor leraren om moeilijke onderwerpen bespreekbaar te maken. ‘Het doel is niet overtuigen, maar luisteren naar elkaars emoties en perspectieven, zonder die ander in jouw “kamp te willen trekken.”’
Hoe werkt het precies? ‘Er is een casus, zoals “de vegetarische schoolkantine”. Leerlingen kiezen een kaart met een emotie en plaatsen die dichterbij of verder weg, afhankelijk van hoe sterk ze het ervaren. Daarna volgt een gesprek over waarom ze die plek kiezen. Het draait om je gevoel, niet om je mening. En niemand kan je afrekenen op wat je voelt’, zegt onderzoeker Smit.
Is het nodig om als docent zelf stelling te nemen? ‘Je kunt kiezen. Ik moedig aan om ook iets persoonlijks te delen, juist omdat leerlingen zich ook kwetsbaar opstellen. En het gaat om wederkerigheid, niet om het geven van jouw gelijk’, vertelt Smit. Docent Asad vindt dat lastig. ‘Wat als studenten vragen: “Meneer, vindt u dat het genocide is?” of “Op wie stemt u?”’
‘Dat is spannend, beaamt Smit. ‘Maar grijp die vragen aan om ze te leren hoe je een gesprek voert met respect en nuance. Je hoeft elkaar niet te overtuigen, maar je kunt ze wél leren luisteren. Dat begint bij veiligheid en relatie’, vindt Smit.
Het stille midden
Deskundige Nijs vult aan als tip: ‘Het helpt om met feiten te laten zien hoe groot die meningsverschillen werkelijk zijn. Maar ook: blijf het gesprek aangaan, zelfs als iemand een mening heeft die jij als “extreem” ervaart. Vaak blijkt in een wat langer gesprek dat iemand genuanceerder is dan je dacht. En vergeet ook het stille midden niet. Die groep krijgt vaak weinig aandacht, maar is belangrijk om het beeld van een extreem verdeelde samenleving te nuanceren. ‘
Asad rondt af met zijn persoonlijke noot: ‘Stel jezelf de vraag: waarom zit je in het onderwijs? Als je er alleen zit om een vak te geven, mis je de kans om groot verschil te maken.’