Achtergrond

Duurzaamheid en de kloof tussen ‘wauw’ en ‘mwah’

Met het vijfjarige programma De Omslag toont Hogeschool Utrecht aan werk te willen maken van duurzaamheid. Niet alleen in onderzoek en onderwijs, maar ook in de bedrijfsvoering van de HU zelf. Dat laatste is belangrijk, want een goed voorbeeld doet natuurlijk goed volgen. Maar van een voorbeeldfunctie is bepaald (nog) geen sprake. Over ambities, initiatieven en de kloof tussen ‘wauw’ en ‘mwah’…

We schrijven 28 oktober, Oudenoord 700, faculteit Natuur & Techniek. Het is druk op het dak. Ambtenaren van gemeente en provincie, HU-medewerkers, vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven… allemaal willen ze kennismaken met de Duurzame Energie Proeftuin. Arie van Scheepen, vierdejaars student hogere energietechnologie, geeft op het dak tekst en uitleg bij de verschillende opstellingen. Je ziet technieken voor het gebruiken van zonne-energie. Er zijn voorbeelden van dakisolatie. En over een poosje staan er ook nog kleine windturbines op het dak. ‘Dit wordt een fantastisch studentenpracticum,’ vertelt Arie van Scheepen enthousiast. ‘Je kan hier op talloze manieren onderwijs en onderzoek combineren. Het is hartstikke leuk als een bedrijf een nieuwe techniek heeft bedacht en studenten hier vervolgens aan de slag kunnen gaan met metingen en analyses.’

Een kroonjuweeltje in het ambitieuze duurzaamheidprogramma De Omslag, zo mag je de proeftuin gerust noemen. Hoewel: er werd al een eerste begin mee gemaakt in een vorig project van de hogeschool: Duurzame Upgrading Woonwijken. Hoe dan ook, de proeftuin is in z’n veelzijdige bruikbaarheid een initiatief waar de hogeschool mee voor de dag kan komen, en dat prima past in de ambities van het programma. Het uiteindelijke doel? ‘Als we het goed doen, maakt duurzaamheid over een paar jaar deel uit van het HU-dna,’ zegt programmadirecteur Annemarie Slootweg. ‘Je kan op je klompen aanvoelen dat op de arbeidsmarkt de vraag naar mensen met kennis van zaken enorm zal groeien. Daar moeten we onze studenten optimaal op voorbereiden. Elke HU-student krijgt duurzaamheid mee in zijn pakket.’
Naast die verbreding is er volgens Slootweg behoefte aan verdieping. Er moet daarom een doorlopende leerlijn mbo-hbo-wo ontstaan rondom ‘nieuwe energie’ in het Utrechtse. ‘Het is goed om studenten onderwijs te laten volgen vanuit een gezamenlijke visie op toepassingen van decentrale energie. Er zijn daarover bijvoorbeeld al contacten met het ROC Midden-Nederland. Op termijn moet iedereen kunnen zeggen: wil je iets met duurzaamheid doen? Dan moet je in Utrecht zijn, daar marcheert het allemaal.’

De Omslag, nog maar vier maanden onderweg, is volgens Slootweg al volop in beweging. Van alle kanten – bedrijfsleven, provincie, gemeente – komen uitnodigingen binnen voor deelname aan projecten. Zo is de HU gevraagd een rol als kennispartner te spelen bij de ontwikkeling van de ‘klimaatbestendige’ nieuwbouw in de polder Rijnenburg, ten westen van Utrecht. En de hogeschool is betrokken bij de duurzame vernieuwing van de monumentale binnenstad. ‘We haken aan bij de beleidsagenda’s van provincie en stad. Die samenwerking met externe partners is belangrijk, ook omdat ze ons scherp houden en dwingen onze beloften waar te maken.’

FNT loopt momenteel voorop qua onderwijs en onderzoek binnen de HU, volgens Slootweg. Andere faculteiten kunnen de relatie met duurzaamheid volgens haar nog wel nadrukkelijker leggen. ‘Maar ik zie de interesse wel groeien en ben optimistisch. Duurzaamheid moet je natuurlijk niet overlaten aan techneuten alléén. Je hebt ook te maken met economische en sociale dimensies, waar faculteiten Economie & Management en Maatschappij & Recht een rol in kunnen spelen. En de provincie wil graag van ons weten hoe je de aandacht van de burger verovert, daar is weer een verbinding te leggen met Communicatie & Journalistiek. Er zijn dus veel invalshoeken mogelijk en de hogeschool heeft alle benodigde kennis daarvoor in huis.’
Kortom, kansen en ambities genoeg. Maar het welslagen van De Omslag is mede afhankelijk van de rol van duurzaamheid in de bedrijfsvoering van de HU zelf. En die rol is essentieel, is de overtuiging van Annemarie Slootweg, immers: wanneer je als organisatie zelf niet het goede voorbeeld geeft, komt je geloofwaardigheid in het geding. ‘Ik geloof in noblesse oblige: als je qua onderwijs en onderzoek een stoer verhaal hebt, dan moet je je eigen praktijk wel op orde hebben. Ik zou iedereen graag trots vertellen over allerlei duurzaamheidmaatregelen die de HU zelf neemt, maar voel nu nog een discrepantie tussen een wauw-verhaal en een mwah-realiteit.

De noodzakelijke bewustwording is een ingewikkeld proces waar lastig greep op te krijgen is. Opleidingen zouden volgens Slootweg al een stap in de goede richting kunnen zetten door zich af te vragen of het ‘nieuwe werken’ iets voor hen kan betekenen. Dat is een campagne die effectief, efficiënt en leuker (samen)werken probeert te stimuleren. ‘Het verhaal over duurzaamheid begint met het stellen van eenvoudige vragen, zoals: waarom heeft ons gebouw geen automatische lichtschakelaars? Eigenlijk begint het dus bij HU-medewerkers en studenten zélf.’
Dat laatste beaamt Do Blankestijn, manager van de opleidingen engineering in ‘zijn’ gebouw waar zojuist de proeftuin officieel is opengesteld voor het publiek. ‘We kunnen door de hele organisatie heen nog scherper zijn, er is zeker zelfreflectie nodig. En er gebeurt wel een hoop, maar het zijn vaak losse en verborgen initiatieven.’
Beleid is volgens hem óók nodig, maar louter ‘opgelegde regels’ zijn onvoldoende als je verder wilt komen. ‘Ik vergelijk het altijd met stalagmieten en stalactieten: ontwikkelingen van onderop moeten het beleid van bovenaf ergens ontmoeten, dan pas kun je vooruitgang boeken.’

Maar van een besparend energiebeleid is momenteel helemáál nog geen sprake. Er bestaan slechts afspraken via convenanten, bijvoorbeeld die met de overheid over een jaarlijkse energiebesparing van twee procent tot 2020. En het lukt de hogeschool (nog) niet om die na te komen. ‘De aandacht voor duurzaamheid bij nieuwbouw en renovaties is de afgelopen jaren echt gegroeid. Maar we zijn bepaald nog geen koploper als het gaat om een duurzame bedrijfsvoering, meer kan ik er helaas niet van maken,’ zegt Guus Adriaanse, projectleider Huisvesting.
De praktijk is weerbarstig en laat zich vooralsnog lastig duurzaam temmen. Bij nieuwbouwprojecten keert tot nu toe, in weerwil van die toegenomen aandacht voor duurzaamheid, vaak hetzelfde spanningsveld terug: wil je een energiezuinig gebouw, dan moet je in eerste instantie meer investeren en dat geld verdien je pas in tweede instantie terug via een goedkopere exploitatie. ‘Bestuurlijk ligt dat vaak lastig. Maar een energiezuinig gebouw is uiteindelijk niet duurder, wel beter.’

En wat te doen met de bestaande 120.000 vierkante meter vastgoed waar Huisvesting verantwoordelijk voor is? Binnen de mogelijkheden gebeurt volgens de projectleider het nodige, van het plaatsen van energiezuinige verlichting tot het isoleren van daken, van het optimaliseren van verwarmingsinstellingen tot het plaatsen van bewegingssensoren. ‘Het is een beetje flauw, maar de hogeschool is de afgelopen tien jaar fors gegroeid en het is een grote uitdaging om voor voldoende huisvesting te zorgen. We vangen de groei voor de helft op door de gebouwen intensiever te gebruiken, dat levert ook resultaat op.’
Gebouwen moderniseren is voortdurend een kwestie van wikken en wegen, zegt hij. ‘Sommige gebouwen zijn zo geconstrueerd, dat je kan blijven sleutelen zonder dat het echt iets oplevert. Neem het gebouw van Gezondheidszorg in De Uithof, dat in drie fasen werd gebouwd en waar de bouwkundige samenhang is zoekgeraakt. Het is lastig om daar vooruitgang te boeken op het gebied van duurzaamheid.’
Dat wikken en wegen herkent Johan Eskens, teamcoördinator milieu- en arbo-adviseurs. Een duurzame(r) bedrijfsvoering voor elkaar boksen is een ingewikkeld spel van afwegingen en belangen, zegt hij. ‘Als je ergens honderd computers neerzet om het onderwijs te verbeteren, heeft dat weer gevolgen voor het klimaat. En wanneer medewerkers thuis werken, bespaar je hier wel energie, maar gaat op een andere plek de verwarming dus weer aan. Er moet wel een duidelijke lijn zitten in de keuzes die je maakt.’
En daarvoor is wel degelijk een goed energiebeleid nodig, meent Eskens. ‘We hebben energiescans laten uitvoeren voor alle HU-locaties waar je kan bezuinigen en voor iedere locatie ligt er een plan van aanpak. En waar mogelijk kiezen we inderdaad al voor besparende verlichting en nieuwe klimaatsystemen. Maar we wachten tegelijk op een hogeschoolbrede nota die momenteel in de maak is met uitspraken over de bestuurlijke koers. Die zou ons enorm helpen om de plannen te ondersteunen. Ambities zijn mooi, maar het moet allemaal wel kunnen, ook financieel.’

[kaders]

Duurzame Ontwikkeling in het Hoger Onderwijs
Deel kennis, werk samen, weet wat er gebeurt. Dat is de sleutel tot succes wanneer je als grote onderwijsinstelling forse stappen wilt maken op het gebied van duurzaamheid. Tenminste, volgens Jan Oosting, projectleider duurzaamheid aan Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), qua omvang vergelijkbaar met de HU. Hij startte 2,5 jaar geleden met een rondgang langs de instituten om duidelijk te krijgen wat er her en der gebeurde. ‘En dat was tot ieders verbazing heel veel. Maar initiatieven waren versnipperd en men wist niet wat er op andere plekken gebeurde.’
Het college van bestuur van de HAN was blij verrast door het brede scala aan activiteiten en besloot groot in te zetten op duurzaamheid: er kwam tien miljoen euro beschikbaar voor een periode van vier jaar. Bij de besteding daarvan ligt de lat hoog: projecten die niet aan de strenge duurzaamheideisen voldoen, komen ook niet voor financiële steun in aanmerking. En natuurlijk kijkt ook de HAN naar mogelijkheden om onderwijs, onderzoek en een duurzame bedrijfsvoering te combineren. Bijvoorbeeld bij de nieuwbouw die is bedoeld voor alle Nijmeegse opleidingen economie. ‘We hebben er wel voor gezorgd dat ook een team van studenten bouwkunde meedraaide in de aanbesteding. Het moet het duurzaamste gebouw van Nederland worden.’
Drie opleidingen hebben inmiddels het keurmerk Duurzame Ontwikkeling in het Hoger Onderwijs. Dat keurmerk vindt hij belangrijk. ‘Het is het enige, objectieve instrument waarmee extern getoetst wordt of je werkelijk duurzaam bent.’

Duurzame Uithof
Jacqueline Cramer, oud-minister en hoogleraar Duurzaam Innoveren aan de Utrechtse universiteit, wordt per 12 januari directeur van het Utrecht Centrum voor Aarde en Duurzaamheid. Vanuit het UCAD is de kerngroep Duurzame Uithof opgericht, waar ook het UMC en de HU in zitten. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de kerngroep onder haar energieke leiding vaart zet achter de ambities om De Uithof te verduurzamen,’ zegt HU-vertegenwoordiger Annemarie Slootweg.
De werkgroep ontwikkelt scenario’s op vier terreinen: energie, mobiliteit, gebouwde omgeving en water. Op ieder van die terreinen zijn ook docenten en studenten van de hogeschool actief. ‘De Uithof is bijvoorbeeld qua watermanagement zo lek als een mandje: water loopt erin en eruit. De ambitie is er een gesloten systeem van te maken, en ervoor zorgen dat er géén afvalwater in het riool komt en géén drinkwater wordt gebruikt voor het doorspoelen van toiletten.’

Dag van de Duurzaamheid
Komende donderdag, 11 november, houdt de HU de tweede Dag van de Duurzaamheid. Het thema is Duurzame ontwikkeling en mijn vakgebied. Op meerdere locaties zijn lezingen van gastsprekers, workshops, demonstratie van studentenprojecten en een informatiemarkt. Meer informatie: www.dagvandeduurzaamheid.nu. Op www.duurzaam.hu.nl is iedere dag meer informatie te vinden over wat de hogeschool allemaal doet, dus ook over De Omslag en de Duurzame Energie Proeftuin. Wie meer wil weten over Duurzaam Hoger Onderwijs, kan terecht op www.dho.nl.