Achtergrond

FORUM: Mag je alles zeggen?

Uit psychologisch onderzoek blijkt dat woorden
rechtstreeks gedrag – maar ook oordelen – kunnen beïnvloeden. Wat betekent dat
voor de vrijheid van meningsuiting? vraagt lector Bert Pol zich af. Mag alles
gezegd worden met een beroep op die vrijheid?

Je mag alles zeggen wat je wil, zolang je niet
aanzet tot haat en discriminatie. Zo staat het, even kort door de bocht, in
onze Grondwet. En wanneer zetten woorden dan aan tot haat en discriminatie? Dat
beslist de rechter. Dat oordeel van de rechter intrigeert me nu in hoge mate:
op grond waarvan besluit een rechter dan dat iemand de grens van het
toelaatbare gepasseerd is?

Het proces tegen Wilders maakt die vraag
actueel. Daarbij lijken degenen die roepen dat alles gezegd moet kunnen worden
in de meerderheid. Een geluid dat ik regelmatig hoor, ook van personen die zijn
gedachtegoed niet delen, is: ‘Wilders zou dat niet moeten zeggen, maar hij moet
het wel kunnen zeggen, op grond van de vrijheid van meningsuiting’. Een
uitermate principiële kwestie dus. De vraag is of alle relevante dimensies in het
vraagstuk van de vrijheid van meningsuiting worden onderkend. Volgens mij niet.

Actuele, op zeer degelijk empirisch onderzoek
gefundeerde inzichten in de sociale psychologie werpen een nieuw licht op deze
kwestie. Ze zijn nog niet eerder aan de orde geweest, maar zouden langzamerhand
wel de aandacht verdienen van rechtbank en de overheid in bredere zin.

Een overvloed aan recent psychologisch
onderzoek laat zien dat woorden wel degelijk, direct – en zonder dat mensen dat
in de gaten hebben – gedrag kunnen beïnvloeden. Daarvoor hoeven ze niet eens
bewust te verwerken. Woorden vluchtig lezen of horen kan al voldoende zijn om
onze mening, waarneming of ons gedrag te beïnvloeden, zonder dat we in de gaten
hebben dat die woorden de oorzaak van die beïnvloeding zijn. Deze beïnvloeding
staat bekend als priming.

Veel onderzoek naar dat fenomeen is verricht
door John Bargh in de VS en door Ap Dijksterhuis in Nijmegen. Bargh laat
bijvoorbeeld zien hoe eenvoudig het is om door woordgebruik mensen onbeschoft
of juist beleefder te laten reageren. Hij verdeelde in een van zijn
experimenten proefpersonen op basis van toeval over drie groepen. Eén groep
werd geprimed op ‘onbeleefdheid’, een
andere op ‘beleefdheid’. De proefpersonen werd gevraagd de woorden in een
aantal zinnen in de goede volgorde te zetten, waarbij de zinnen woorden
bevatten die in het ene geval verwezen naar onbeleefdheid (assertief,
onbeschoft etcetera), in het andere geval naar beleefdheid (vriendelijk,
voorkomend etcetera). Een derde groep, die fungeerde als controlegroep, kreeg
alleen zinnen met neutrale woorden.

De proefpersonen werd gevraagd zich na afloop
van dit taaltestje even af te melden bij de proefleider in een kamer verderop.
Als de proefpersoon daar aankwam trof hij of zij de proefleider verwikkeld in
een gesprek met een medewerker aan. Waar het Bargh nu om te doen was, was hoe
lang het in de drie condities zou duren voor de proefpersoon inbrak op het gesprek.
67 Procent van degenen die geprimed
waren op onbeleefdheid interrumpeerden binnen 10 minuten de proefleider. In de
‘beleefde’ groep was dat slechts 16 procent. In de controlegroep brak 38
procent binnen 10 minuten in: het gedrag van mensen blijkt dus met behulp van
woorden gemakkelijk te sturen.

Een voorwaarde is dat er een voedingsbodem
aanwezig is: wie geen onbeschoftheid of beleefdheid kent, zal zich ook niet
dienovereenkomstig gaan gedragen na het horen van die woorden. Het concept
onbeschoftheid valt dan niet te activeren. Maar waar vind je zulke prettig
naïeve mensen?

Dit is een voorbeeld uit zeer vele. De juiste
selectie van woorden kan mensen – onbewust – agressiever maken, hen aanzetten
tot bedrog, stereotypen versterken, maar hen ook juist beter laten samenwerken.
Uit deze (en andere) onderzoeksresultaten blijkt dat we absoluut niet kunnen
vertrouwen op het vermogen van mensen om zich niet te laten beïnvloeden. We
zijn uitermate beïnvloedbaar, waarbij we er zelfs niet het flauwste vermoeden
van hebben dat ons gedrag beïnvloed is of wordt.

Als het zo evident is dat woorden rechtstreeks
gedrag – maar ook oordelen – kunnen beïnvloeden, is de vraag wat dat betekent
voor de vrijheid van meningsuiting. Mag alles
gezegd worden met een beroep op die vrijheid? Zelfs als woorden ertoe leiden
dat het gehoor er gewelddadig van wordt?

Niet alleen de rechter, maar ook de overheid
zou zich moeten bezinnen op dit lastige vraagstuk. Misschien moet het
desbetreffende artikel in Grondwet uiteindelijk worden genuanceerd.

Bert
Pol is lector Overheidscommunicatie aan Hogeschool Utrecht en vennoot van
Tabula Rasa Den Haag. Vanaf 1 januari is hij tevens verbonden aan het
Behavioral Science Institute van de Radboud Universiteit en Work & Social
Psychology van de Universiteit Maastricht.