Staatssecretaris Zijlstra houdt vast aan zijn standpunt dat hogescholen en universiteiten zelf mogen bepalen hoeveel collegegeld zij voor tweede studies vragen, wat hun kosten ook zijn. ‘Het is niet voor niets instellingscollegegeld.’
Kamerlid Jasper van Dijk van de SP had de bewindsman gevraagd wat hij een redelijk collegegeld vindt voor wie na een bekostigde bachelor- of
masteropleiding aan een tweede begint. En of het niet vreemd is dat een
tweede bachelorstudie psychologie in Amsterdam vierduizend euro duurder is dan in Leiden. Zijlstra vindt van niet: ‘Ik ga niet voor instellingen bepalen hoe hoog het instellingscollegegeld moet zijn. De overheid heeft in dezen geen rol.’
Wel is hij van mening dat instellingen moeten motiveren wat zij studenten in rekening brengen. Doen ze dat niet, dan kunnen studenten een onderbouwing vragen en eventueel klagen bij hun instelling.
De staatssecretaris beschikt niet over een omvattend overzicht van de
hoogte van het instellingscollegegeld, maar gaat de invoering van de
nieuwe systematiek wel monitoren en – in 2013 – evalueren. Dat had
voormalig minister Plasterk de Eerste Kamer al toegezegd.
De uitgaven voor een tweede studie vallen onder de fiscale regeling voor scholingsuitgaven. Maar de voordelen daarvan zijn volgens belastingexperts beperkt. Je moet een hoog inkomen hebben om er van te profiteren.