Na verkeersongevallen is zelfmoord in Suriname de belangrijkste doodsoorzaak. Vooral Hindoestaanse mannen rond de 35 jaar slaan de hand aan zichzelf. Want stoere mannen praten niet. De arts Widya Punwasi bindt de strijd aan met dat vooroordeel.
Over zelfmoord spreek je niet in Suriname. Alleen al bij het woord ‘psycholoog’ of ‘psychiater’, reageren mensen vaak met de tekst: ‘Maar ik ben toch niet gek?!’. Ondertussen is zelfmoord doodsoorzaak nummer twee in Suriname. In 2008 vielen er 148 doden door zelfmoord, in 2009 waren dat er 138 en in 2010 lijkt er weer een stijgende lijn te zijn. Het lijken geen grote aantallen, maar het gaat wel om een land met slechts 500.000 inwoners. Ter vergelijking: in Nederland pleegden in 2009 ongeveer 1500 mensen zelfmoord op een bevolking van meer dan 16 miljoen mensen. Het zelfmoordpercentage in Suriname is dus drie keer zo hoog.
Het zijn voornamelijk Surinaamse Hindoestanen die zelfmoord plegen. In maar liefst zeventig procent van de gevallen gaat het om zelfmoord onder Hindoestanen tussen 35 en 37 jaar. Van die groep is bijna zeventig procent man.
Oorzaken voor het grote aantal zelfmoorden zijn vaak te vinden in de relationele sfeer, blijkt. Vooral mannen hebben moeite met communiceren, zo blijkt uit klachten van Hindoestaanse vrouwen die hulp zoeken bij de Hindoestaanse arts Widya Punwasi. ‘Mannen mogen niet huilen! Dat is het algemene beeld. Mannen zijn stoer en lossen hun zaakjes zelf wel op.
Maar daardoor worden problemen binnen een relatie maar mondjesmaat opgelost’, zegt Punwasi in haar kantoor bij de stichting Swarnapath (De gouden weg). Samen met een team van psychologen, geestelijken, yogaleraren en andere vrijwilligers probeert Punwasi mensen kosteloos en vertrouwelijk mentale steun te bieden bij geestelijke nood én als preventie.
‘Het is zonde dat dit gebeurt’, meent Punwasi. ‘Als de man zou durven praten, kan zeker tachtig procent van de problemen makkelijk opgelost worden. Zonder enige hulp van onze kant. Hindoestaanse mensen kunnen over het algemeen genomen niet goed met problemen omgaan. Ik ben zelf ook van Hindoestaanse afkomst en ik weet hoe het gaat. In onze cultuur doen de ouders alles voor hun kinderen. Kinderen hoeven vrijwel niets zelf te doen en leren dus ook niet te dealen met problemen. Vergelijk dat eens met bijvoorbeeld Creoolse kinderen. Die staan van jongs af aan al op straat om dingen te verkopen. Hindoestaanse kinderen zijn gewend dat ’s avonds het eten klaar staat en dat alles geregeld wordt. Bij het minste of geringste probleem op latere leeftijd ziet de gemiddelde Hindoestaan het niet meer zitten. Maar tegelijkertijd wordt van hem verwacht dat hij het gezin onderhoudt.’
Punwasi kwam in aanraking met de vele zelfmoorden onder haar bevolkingsgroep toen ze werkzaam was bij het Bureau voor Openbare Gezondheidszorg (BOG). Ze verzamelde alle overlijdenscertificaten van Suriname en analyseerde ze. Zo ontdekte ze dat er een stijgende lijn in het aantal zelfmoorden zat. Voor haar een signaal om aan de bel te trekken bij beleidsmakers. Nuchter benadert ze het probleem ook vanuit economisch oogpunt: ‘De pensioengerechtigde leeftijd in Suriname is zestig jaar. Dus bij zelfmoord op gemiddeld 35-jarige leeftijd verlies je 25 arbeidsjaren. Reken eens uit hoeveel we aan arbeidsjaren verliezen per jaar. Voor een klein land als Suriname is dat gigantisch. En we hebben het in de meeste gevallen over kerngezonde mensen die zichzelf van het leven beroven.’
Toch lijken de beleidsmakers niet onder de indruk van haar uitkomsten – een verlies van 3700 arbeidsjaren – en voorstellen. Daarover is ze enorm gefrustreerd. ‘Op een gegeven moment werd er een grote zaal afgehuurd en iedereen uitgenodigd voor de presentatie van ons rapport over zelfmoord: Unicef, het ministerie van volksgezondheid, enzovoorts. Alle beleidsmakers waren uitgenodigd en niemand deed iets met de gegevens.’
Vanuit Nederland kreeg Punwasi wel bijval. Uit meerjarig onderzoek van hoogleraar Ad Kerkhof van de Vrije Universiteit bleek al eerder dat het aantal zelfmoorden onder niet-westerse allochtonen, na de Marokkaanse bevolkingsgroep, het hoogst is onder Surinaamse Nederlanders. Ook hier betreft het voornamelijk de Hindoestaanse man in de leeftijd van 35 tot 44 jaar. De Nederlandse bevindingen sluiten hiermee naadloos aan op de Surinaamse cijfers.
Samen met de Nederlandse hoogleraren Ad Kerkhof en Tobi Graafsma, werkt Punwasi nu aan een preventieprogramma. Er kwam een website, stopsuicide.nu, die informatie biedt aan Surinamers met suïcidale gedachten. Ook trainde Punwasi een aantal vrijwillige artsen en verpleegkundigen in crisisinterventie. ‘Zij weten nu precies wat ze moeten doen als iemand letterlijk met één been over de rand van de brug is gestapt. Zo kunnen we veel mensen die ons al bijna ontglipt zijn, toch nog hulp bieden.’ Zo kan Punwasi eindelijk iets concreets doen tegen dit opmerkelijke Surinaamse probleem.