Een grote groep studenten geeft ‘informele zorg’, vaak aan een van hun ouders, soms ook aan broer of zus. Dat blijkt uit een quick scan aan twee faculteiten. Informele zorg heeft de toekomst, meent HU-onderzoeker Ellen Witteveen. En niet alleen uit geldnood: ‘Het is goed om een beroep te doen op de kracht van de mensen zelf.’
Wie bij mantelzorgers vooral denkt aan oudere dames die hun dementerende echtgenoten bijstaan, zal nog behoorlijk verbaasd opkijken bij de uitkomsten van een quick scan onder studenten aan de Hogeschool Utrecht. Wat blijkt? Van de 286 deelnemers aan een digitale enquête gaven maar liefst 191 studenten aan dat ze aan mantelzorg doen. Natuurlijk is dat hoge aantal verklaarbaar door ‘omstandigheden’: de enquête werd alleen uitgezet onder studenten van de twee faculteiten Maatschappij & Recht en Gezondheidszorg, zal vooral ingevuld zijn door mensen die iets met het onderwerp mantelzorg hebben en ontstijgt de status van quick scan niet – keiharde, wetenschappelijk verantwoorde conclusies mogen we er niet uit trekken.
Toch ziet Ellen Witteveen een aantal uitkomsten die aansluiten bij het landelijk beeld. ‘Nederland telt 3,5 miljoen mantelzorgers. Verschrikkelijk veel,’ constateert ze. ‘Maar dan moet je eerst kijken naar de definitie van mantelzorgers, daarover is nog wel eens verwarring.’
Om kort te zijn: mantelzorgers zijn mensen die langer dan drie maanden intensieve zorg geven aan chronisch zieken. Die zorg kan uiteenlopen van praktische ondersteuning – boodschappen doen – tot sociaal-emotionele steun en zingeving.
Witteveens ervaring: ‘Als je voorbeelden geeft van mantelzorg, dan reageren studenten vaak met de opmerking: “Oh, maar dan is mijn moeder ook een mantelzorger.” Of ze komen na de les op de gang naar je toe om te vertellen dat ze eigenlijk ook aan mantelzorg doen. Vaak gaat het dan om hulp aan een zieke moeder of vader. Of de vader heeft een herseninfarct gehad, de moeder zorgt voor hem en zoon of dochter blijft thuis wonen om de moeder te kunnen ondersteunen. Ik ken ook verhalen van kinderen die thuis blijven wonen vanwege een broertje met autisme.’
CHRONISCH ZIEKEN
Het onderzoek naar mantelzorg onder studenten staat niet op zichzelf. Het werd uitgevoerd door Simona Karbouniaris, onderzoeker binnen het lectoraat Participatie, Zorg en Ondersteuning en geïnitieerd door de eerdergenoemde Ellen Witteveen. Binnen het lectoraat wordt onderzoek gedaan naar ‘het samenspel tussen informele zorg en formele zorg’. Of, zoals Witteveen het uitlegt: ‘Wat kunnen professionals doen om samen op te trekken met mantelzorgers?’
Uit eerdere onderzoeken van Witteveen en andere onderzoekers van het Kenniscentrum Sociale Innovatie blijkt dat er nog onvoldoende kennis is over de professionele ondersteuning bij het opzetten en inrichten van sociale steunsystemen rond mantelzorgers en hun cliënten. In een nieuw onderzoeksproject – ‘Samenspel formele en informele zorg’ – moet die kennis worden ontwikkeld. Docenten en studenten van de HU werken samen met vertegenwoordigers van vijftien organisaties. Uiteindelijk moet die kennis landen bij de professionals, maar niet alleen daar. Witteveen: ‘Het is mijn missie om die kennis in het onderwijs te krijgen. We hebben dat afgelopen jaar al gedaan met een inspiratiemiddag op de HU Amersfoort en later ook in Utrecht. Studenten kregen heel veel voorbeelden te zien van de gevolgen die chronische ziektes hebben op mens en omgeving, gepresenteerd in tien elevator pitches. Plotseling gaan studenten dan nadenken over chronisch zieken in hun omgeving. Of ze besluiten vrijwilligerswerk te gaan doen.’
BEZUINIGD
Het onderwerp is niet alleen belangrijk voor de mantelzorgers van nu. Zoals de zorg in Nederland nu is geregeld, zo zal het namelijk niet blijven. Het huidige systeem is nagenoeg onbetaalbaar en zal met een vergrijzende, steeds ouder wordende bevolking onontkoombaar moeten worden aangepast. En de informele zorg is daarbij een essentieel onderdeel.
Witteveen ziet er zowel de risico’s van in als de mogelijkheden. ‘Natuurlijk staat de informele zorg meer op de kaart doordat er bezuinigd moet worden. Maar ik vind het ook een positieve kant hebben. Het is goed om een beroep te doen op de kracht van de mensen zelf. De gang naar professionals wordt te snel gemaakt, ook door organisaties. Kijk eerst welke zorg overgenomen kan worden door vrienden en familie.’
Daarbij ziet Witteveen de mantelzorger als spilzorger, met een ondersteunend netwerk om zich heen, van zowel professionals als vrijwilligers. Witteveen: ‘Dat soort netwerken zijn er al, veel mensen weten dat prachtig vorm te geven. Die komen steeds beter in beeld en dat is een goede zaak.’
Terug naar de quick scan onder studenten. Want daarin draaide het niet alleen om de vraag óf studenten aan mantelzorg deden. Veel belangrijker was de vraag of die zorgende studenten het een beetje konden combineren met de opleiding. En dat lijkt op het eerste oog mee te vallen: de helft van de studerende mantelzorgers vindt de zorg redelijk goed te combineren met hun studie. Een kwart is daarover ronduit positief, maar ook een kwart vindt de combinatie van zorg en studie zwaar.
Witteveen is vooral benieuwd of studenten voor wie de combinatie zwaar is, in beeld zijn bij decanen en studieloopbaanbegeleiders op de hogeschool, zodat zij ze eventueel kunnen helpen.
In de enquête is dat ook gevraagd, maar 44 procent van de studenten geeft aan, dat een aangepast programma niet nodig is. Het allerbelangrijkste is dat er compassie is, medeleven en begrip, voor de omstandigheden van de student. Zowel vanuit studenten als docenten. Liefst 41 procent vindt dat úiterst belangrijk.
De onderzoekers denken na over een vervolgonderzoek en hopen dat de hogeschool aandacht gaat geven aan informele zorg. Klaar voor een onontkoombare toekomst waarin student en mantelzorg een vanzelfsprekende combinatie zijn.
Meer over het onderzoek is te vinden op www.socialeinnovatie.onderzoek.hu.nl