Het gaat eigenlijk best goed met mbo’ers in het hoger beroepsonderwijs. De doemverhalen slaan de plank mis. De echte problemen komen voor rekening van mannen en allochtonen.
Elf miljoen euro gaat minister Bussemaker van Onderwijs eraan besteden: een betere overstap van mbo naar hbo. In speciale Studentlabs mogen ervaringsdeskundige jongeren de komende maanden zelf plannen bedenken – en de beste ideeën worden ook echt uitgevoerd.
Er is opvallend veel aandacht voor de problemen met mbo’ers. De hogescholen zetten het onderwerp hoog op de agenda. Mbo’ers zijn niet goed voorbereid op het hoger onderwijs en gooien veel te vaak de handdoek in de ring, onderstrepen ze keer op keer. Er zouden speciale schakelklassen en strengere instroomeisen moeten komen.
Maar is het probleem met mbo’ers werkelijk zo groot? De koele cijfers wijzen anders uit. De doemverhalen gaan alleen maar over het eerste studiejaar, wanneer mbo’ers het inderdaad best moeilijk hebben en twee keer zo vaak afhaken als studenten die van de havo komen (22 tegen 12 procent). Maar verderop in de studie ziet het er zonniger uit.
Diploma
Hoeveel studenten hebben na vijf jaar hun bachelordiploma op zak? Van de havisten én mbo’ers is dat 45 procent. Het verschil van 0,7 procent moet je achter de komma zoeken. Mbo’ers en havisten doen het in die tijdspanne dus ongeveer even goed (of slecht, net hoe je het bekijkt).
Na acht jaar hebben ook de meeste treuzelaars hun diploma behaald. Wie dan nog niet klaar is, komt hoogstwaarschijnlijk nooit meer over de finish. Alles bij elkaar is dan 69,2 procent van de havisten afgestudeerd tegen 62,8 procent van de mbo’ers. Dat scheelt 6,4 procentpunt.
En denk dan nog even terug aan de hoge uitval van mbo’ers vroeg in de opleiding: de overgebleven studenten doen het gewoon uitstekend: na het eerste jaar zelfs beter dan havisten.
Dan rijst ook de vraag of die vroege uitval echt zo erg is. Mbo’ers hebben immers al een diploma waarmee ze de arbeidsmarkt op kunnen. En is het eerste studiejaar ook niet bedoeld om te kijken of zo’n opleiding iets voor je is?
Man en vrouw
Er komen grotere problemen aan het licht als je de schijnwerper op andere groepen studenten richt. Mannen hebben het moeilijk, blijkt keer op keer. Vrouwen studeren in het algemeen beter dan mannen. Vrouwelijke mbo’ers presteren bijvoorbeeld beter dan mannelijke havisten.
Na vijf jaar heeft ruim dertig procent van de havo-mannen zijn hbo-diploma in handen, tegen vijftig procent van de mbo-vrouwen. Ook in acht jaar tijd halen de heren hun achterstand niet meer in. Waarom hameren hogescholen dan zo op mbo’ers? Misschien is het een goed idee om mannen een schakelklas te bieden voor ze naar het hbo gaan. Vrouwen redden zich wel.
Allochtoon
Ook herkomst lijkt belangrijker dan vooropleiding. Wat de oorzaak ook is (discriminatie, cultuur, financiën?), niet-westerse allochtonen hebben het moeilijk in het hbo.
Ga maar na: autochtone mbo’ers doen het nagenoeg even goed als vwo’ers van niet-westerse afkomst. Terwijl je zou verwachten dat alle vwo’ers met overmacht beter scoren dan hun medestudenten met een mbo-opleiding.
Misschien maken de cijfers en vergelijkingen een beetje tureluurs, maar let nog even op: voor autochtone hbo-studenten maakt de vooropleiding niet uit. Ze scoren gemiddeld even goed, of ze nu mbo of havo hebben gedaan.
Maar onder studenten van niet-westerse afkomst telt de vooropleiding opeens wel. Voor hen maakt het een groot verschil of ze van het mbo of de havo komen. Het is het verschil tussen 48 procent kans op een diploma (mbo’ers) of 61 procent (havisten). Ligt dat dan aan de vooropleiding of is er iets anders aan de hand?
Welke opleiding?
Ten slotte moeten sommige hbo-opleidingen misschien ook de hand in eigen boezem steken. Er gaat maar weinig mis met mbo’ers in de zorg, de techniek, de kunst, de sociale opleidingen en de groene opleidingen. Daar doen ze het ongeveer even goed als havisten. Het zijn de economische studies en de lerarenopleidingen waar het probleem speelt.
Kortom
Alles bij elkaar behaalt 63 procent van de mbo’ers in het hbo uiteindelijk het diploma. Meer dan drie op de vijf. Moeten we mbo’ers niet gewoon aanmoedigen om de stap naar het hbo te wagen? Nu begint nog geen veertig procent meteen na mbo-4 aan een hbo-opleiding. Zijn dat er niet te weinig, gezien de rooskleurige cijfers?
© grafieken: Hoger Onderwijs Persbureau. Bron: Vereniging Hogescholen. Studiesucces na vijf jaar: inschrijvingsjaar 2010. Studiesucces na acht jaar: inschrijvingsjaar 2007.