Achtergrond

Data Driven Design moet gat dichten tussen technologie en mens

In september gaat de nieuwe voltijd masteropleiding Data Driven Design van start. Een van de grondleggers is ondernemer én onderzoeker Hans Bouwknegt. We vroegen hem over de noodzaak van zo’n opleiding, de koppeling tussen onderwijs en onderzoek (kan beter) en zijn fascinatie voor vernieuwing.

Als ik Data Driven Design aan mijn oma moet uitleggen, hoe doe ik dat dan?
‘Dat is een terechte vraag. Het komt hierop neer: we proberen het gat te dichten tussen technologie en mensen. Daarin gaat het om het design van digitale diensten, maar ook over bedrijven die informatie halen uit de interactie met mensen. Het is een cross-over waarin we de creatieve industrie, technologie, dataficering en digitalisering samenbrengen. Maar het gaat ook over ethische vraagstukken die we concreet proberen te behandelen.’

Ik begin over die oma omdat het nog niet zo’n heel duidelijke studie is. Met Journalistiek word je journalist, met Verpleegkunde word je verpleegkundige. Maar met deze opleiding?
‘Een digitale creatieveling, dat is de kortste omschrijving. En de invulling van dat beroep verandert snel. Maar het trekt zeker de aandacht van bedrijven. Die vinden het vaak lastig om mee te gaan in de digitalisering. Daarbij helpen designers die de interactie met de gebruiker kunnen aangaan.

Aan welke bedrijven moet ik dan denken?
‘Het gaat niet alleen om de creatieve of media-industrie maar bijvoorbeeld ook om een Transavia, de zorg, de auto-industrie en de financiële sector. Die beseffen allemaal dat het niet gaat om techniek en data alleen. Het gaat om het slim vormgeven van interfaces die in staat zijn ons van informatie te voorzien, met respect voor de gebruiker. Dat vraagt om creativiteit en om het opbouwen van een langdurige relatie met de eindgebruiker.’

Laatst ging het in het nieuws over misbruik van een thuis-app: je kan de cv uitschakelen en de deuren op slot doen, terwijl je partner nog binnen zit en niet bij de app kan.
Het wijst ons er elke keer op hoe interessant, maar ook hoe kwetsbaar veel nieuwe technologie is. Dus moet je dat respect voor de eindgebruiker er altijd bij inbrengen. Waarbij de uitdaging erin zit dat we in Europa zoeken naar een meer genuanceerde route dan in de VS. Daar zie je met al het gedoe rondom Facebook hoe kwetsbaar de omgang met data kan zijn. Zeker nu data heel dichtbij onze directe leefomgeving komen, in huis en in de zorg. Dat is het mooie van deze master: die raakt precies de sweet spot tussen creativiteit, dataobjectiviteit en privacy.’

Kennis van techniek en creativiteit is er vast al binnen de hogeschool. Maar heb je ook psychologie en ethiek nodig? En waar haal je die kennis vandaan?
‘Veel kan binnen de HU, maar we willen ook graag samenwerken met andere organisaties. Je kunt niet expert in alles zijn, die benadering past ook meer bij deze tijd. Hoe meer mensen samenwerken, hoe beter de ideeën worden. Ook bedrijven beseffen dat, die zien ook: het wordt te complex voor ons alleen. Dus moet je in openheid kennis uitwisselen. Dat doen we met de TU Eindhoven maar natuurlijk ook de UU, die daarin stappen zet. Digitale vraagstukken zijn zo complex, daar moeten we met zijn allen in willen samenwerken. Daar komt bij dat Utrecht een creatieve claim heeft. Alle kennisinstellingen hebben iets toe te voegen in dit domein. Dat maakt dat deze opleiding goed past bij Utrecht.’

Dat zie ik nog niet zo. Techniek en Eindhoven, dat snap ik. Of Rechten en Leiden. Maar wat is hier typisch Utrechts aan?
‘Daarin heeft Utrecht nog wel stappen te zetten, ja. Maar het is een belangrijke plek voor de creatieve industrie. En naast al het onderzoek op het Utrecht Science Park is er een bedrijfsleven dat in toenemende mate om kennis vraagt. Daarin liggen kansen en moet je de dialoog aangaan met elkaar. Wij hebben die gesprekken de afgelopen tijd veel gevoerd en dan merk je dat iedereen graag wil.’

De master lijkt een mooi voorbeeld van een koppeling tussen onderwijs en onderzoek. Was die er al toen je hier drie jaar geleden begon?
‘Ik denk dat die koppeling wel beter kon – en kan. Vandaar ook deze master. Bovendien: de ambitie en het enthousiasme van jonge mensen is voor elke onderzoeker een absolute noodzaak. Met deze master brengen we de twee velden veel dichter bij elkaar’

Is de master dan dé ontbrekende schakel?
‘Dan maak je het te groot. Maar het is wel een schakel die ertoe doet. Die koppeling van onderwijs en onderzoek is erg belangrijk, dat wordt wel eens onderschat. Ik was eerder lector aan de NHTV in Breda en daar was die afstand veel kleiner, daar gaf de lector ook gewoon les. Hier zit er iets meer afstand tussen en dat kan wat mij betreft beter. De master geeft iedereen, zowel de onderzoeker als het bedrijf, wat meer tijd om een probleem aan te pakken en te komen tot een echt creatieve digitale oplossing.’

En wie komen er nu op af?
‘In deze fase hebben we vooral doorstromers, studenten met een bachelor die er een jaar bij willen doen. Maar we hopen in de toekomst ook een deeltijdvariant te brengen, daar werken we aan. Zo’n opleiding opzetten is een behoorlijk ingewikkelde klus. Dat doe je met een grote groep mensen en we hebben het grondig gedaan door bijna van dag tot dag een programma neer te zetten, te laten zien wat er nou precies gebeurt. We kunnen het bovendien voor dezelfde prijs, hetzelfde instellingsgeld, aanbieden als een universitaire master – dat vond ik zelf ook heel belangrijk.

Nog even over jezelf: je begon als lector en combineerde dat met het ondernemerschap. Ergens halverwege ben je als lector gestopt omdat die combinatie lastig was. Wel ben je nog betrokken bij de ontwikkeling van deze master. Maar ben je nu meer ondernemer dan onderzoeker?
‘Ik geloof nog steeds dat op de grens tussen onderzoek en industrie de bijzonderste dingen gebeuren, dat fascineert me. Ik ben zelf bezig met een bedrijf in virtual reality. Dat was bedoeld voor de retail maar bleek later toch beter te passen bij de gezondheidszorg. Ik blijf bij deze master betrokken. En ik zal soms meer onderzoeker zijn of meer in het onderwijs zitten. Maar ik blijf ook ondernemer.’