Bert-Jan Lagerwij (63) werkt al sinds 1988 aan de hogeschool, bij de servicebalie. We spreken hem in onze serie (on)bekende gezichten aan de HU. Over studenten, vooroordelen en de HU van dertig jaar geleden.‘Stelen en geweld, het hoort er allemaal bij.’
Hoe ben je bij de HU
terecht gekomen?
‘Via een uitzendbureau. Ik had daarvoor als barman gewerkt, maar voor de HU
kiezen was de beste beslissing van mijn leven. Het moet niet alleen om de cijfers draaien. Mijn twee zoons
werken allebei in de profitsector. Die adrenaline, de stress om de omzet, dat
vinden ze heerlijk. Ik niet. Ik ben een mensenmens.’
Waar kom je vandaan?
‘Ik ben opgegroeid in hartje Utrecht, met mijn drie broers. Een volkomen
andere tijd. We kenden in de buurt drie mensen met een auto: de huisarts en twee
zakenmannen. De hele dag speelden we op straat. Mijn vader werkte doordeweeks als
monteur in Limburg. Op zondag had hij tijd voor ons en dan moest het gebeuren,
die band tussen vader en zoon. We liepen richting kerk, maar in plaats daarvan gingen we stiekem naar de bios, naar De dikke
en de dunne kijken. Toen hij daarachter kwam, was hij kwaad natuurlijk. Mijn
moeder was lief, ze probeerde hier en daar wat bij te verdienen. Als ik
tegenwoordig die jongeren zie lopen in hun kapotte spijkerbroeken, denk ik: “Met
één scheurtje mocht ik al niet naar buiten!” Later leerde ik mijn vriendin
kennen, in een kroegje in Amsterdam. Ze komt uit Australië. We zijn al veertig
jaar bij elkaar. Niet getrouwd hoor, nee joh, dat was een hele andere tijd. De
jeugd werd klein gehouden: je mocht je haar niet lang laten groeien, geen
kleren aan die je leuk vond. Het is logisch dat we ons daartegen gingen
verzetten en een beetje wild werden.’
Was de HU anders, in
de jaren tachtig?
‘Alles was anders. Ik moest in het begin dictaten maken, een soort
stencilboeken. Dan zaten we hier alles te printen, met enorme machines. Die
verkochten we aan de studenten en medewerkers. Dat was veel werk, we gingen de
hele zomer door met afdrukken. Niks was uitbesteed, we deden alles zelf: Het
onderhoud van de printers en het gebouw, de schoonmaak, de catering, de
beveiliging. Toen er binnen het pand gesloopt moest worden, bestelde ik de
container en nam de sloophamer ter hand. Nu kan dat niet meer en huren we alles
in. Maar ik zeg altijd: “Pas op dat je het vak niet te zeer uitkleedt want een
banketbakker wil ook niet alleen maar croissantjes bakken.”’
Hoe heb je het op de
HU?
‘Ik ben een HU-man en ik ben dol op die jongelui. In het begin moest ik wennen
aan brutaal gedrag, ik schrok ervan en werd weleens driftig. Maar ik heb
geleerd om ermee om te gaan, ook door te kijken naar hoe mijn collega’s het
deden. We zijn een afspiegeling van de maatschappij: Stelen en geweld, het
hoort er allemaal bij. De coffeeshop zit om de hoek, ik ben niet blind voor wat
er gebeurt. Maar samen maken we de sfeer, het gaat niet alleen om het draaien
van lesjes. Ik loop een rondje, ga eens naast iemand zitten en vraag hoe het
gaat. Nou, dan storten ze soms hun hart bij je uit, ik zal niet vertellen wat
ik allemaal hoor. Het is belangrijk dat studenten zich hier veilig voelen. Soms
is samenwerken niet gemakkelijk voor ze. Dan zeg ik: “Ná schooltijd mag jij
naar je coffeeshop, jij Ajax kijken, jij bidden en jij naar de MC Donalds om
tien kilo vlees te eten”. Maar híer zijn we een team. Als je dat niet wil, ga
je maar naar de markt om in je eigen hutje bloemkolen te verkopen.” Wanneer ik
ze daarna zie samenwerken, ondanks al hun vooroordelen: schitterend.’
Wat doe je in je
vrije tijd?
‘Ik kan me niet lang op één ding concentreren, daar zullen ze tegenwoordig wel
een naam voor hebben. Ik ga vier keer per jaar naar mijn huis in Kreta dat ik
helemaal heb opgeknapt. Dat moet je niet opschrijven want dan vraagt iedereen
meteen of ie langs mag komen, haha. Verder verzamel ik platen. Muziek uit de
sixties en de seventies. Als ik die opzet lukt het me om even stil te zitten en
een boek te lezen, over Mick Jagger bijvoorbeeld. Nee, ik ben geen fan, die
adoratie past me niet. Ik ga wel eens naar een restaurant, De Onthaasting,
gerund door mensen met Down. Zoals zij vol overgave en plezier hun werk doen,
dat vind ik schitterend. Het had me ook leuk geleken om in de zorg te werken.’
Wat is je droom?
‘I hope to die before I get old, zong the Who. Maar ja, dan ben je ineens 63, hè? In 2004 richtten we een stageleerbedrijf op. Soms had ik wel vijf stagiaires per blok en ik gaf ze uitdagende opdrachten. Ze moesten de schoonmaak efficiënter maken, het gebouw veiliger, noem maar op. Dat was veel werk, maar het is belangrijk dat de HU dat doet. Toen ik het ook voor de locaties in Utrecht moest gaan organiseren kwam de klad erin. Medewerkers zitten niet te springen om stagiaires. Maar we gaan het nu weer nieuw leven in blazen, ik ga mijn best ervoor doen.
Over drie jaar stop ik ermee. Dan hoop ik zes maanden per jaar in Kreta te gaan wonen, misschien wel met een platenzaakje. Ik heb het goed gehad hier. Medewerkers realiseren zich niet altijd hoe goed de HU voor haar mensen zorgt. Elke maand op tijd je centjes, een dertiende maand, vakantiegeld, gratis koffie… Zo normaal is dat niet. Wees loyaal naar je werkgever, dat is belangrijk.’