In onze serie (on)bekende gezichten aan de HU: Marieke Kraan werkt al 22 jaar bij de HU, nu als receptioniste bij Heidelberglaan 7. We spreken haar over studenten, zeurende mensen en haar grootste hartstocht.
Hoe kwam je op de HU terecht?
‘Ik wilde als klein meisje al secretaresse worden dus zodra ik kon ging ik Schoevers doen. Daarna kwam ik meteen terecht bij de KNVB (Koninklijke Voetbal Bond) en ontmoette daar de bekende spelers uit die tijd. Johan Cruijff, Ruud Krol, Willem van Hanegem, je kent ze wel. Die zijn nu allemaal opa of dood, haha! Ik werkte er voor de tuchtcommissie dus die jongens kwamen allemaal met hun advocaat vertellen waarom ze iemand het ziekenhuis in hadden geschopt. Ik hield niet van voetbal, maar het was leuk dat mijn vader en mijn broertje bij de nationale wedstrijden in de ereloge mochten zitten.
Daarna ging ik in Zuid-Spanje wonen. Vreselijk heet. Ik kreeg een kind, de liefde liep spaak en na tien jaar kwam ik terug. Tot mijn dochter zeven was, bleef ik thuis. Je had toen nog bijna geen overblijf hè? Dat vond men toen zielig. Ik deed van alles op die school. Weet je nog wat fluormoeders zijn? Dan kreeg elk kindje zo’n plastic bekertje met fluorwater dat ze daarna moesten uitspugen. Het gaat zo snel met die kleintjes, voor je het weet ben je ze kwijt. Toen ik daarna solliciteerde bij de HU werd ik meteen aangenomen.’
‘Bij mij is het glas altijd half vol. Niet piepen en doorgaan, dat is het beste. Tuurlijk mag je verdrietig zijn, maar niet te lang.’
Hoe was het toen je begon?
‘We drukten stencilboeken af, we hadden telefooncentrales, grote kassa’s geld en een enorme frankeermachine voor de brieven. Ik had goed leren typen. Bij Schoevers draaiden ze muziek op een grammofoonplaat om het ritme aan te geven. We moesten 320 aanslagen per minuut halen. Als we niet in het ritme typten, sloegen ze met een stok keihard op onze tafel. Onvoorstelbaar nu hè? Later, bij de KNVB, was ik de eerste met een elektrische typemachine. Daarop kon ik twee lettertypes: gewoon en cursief. Iedereen kwam kijken, zo modern was dat toen.
Het bestuursgebouw van de HU zat toen nog op de Oudenoord en bestond uit allemaal kleine schooltjes. Het ging er zoveel langzamer dan vandaag. Tegenwoordig verwacht je binnen een uur antwoord op je app-je, vroeger duurde het minstens drie dagen voor je antwoord kreeg. Alles ging per post.’
Wat moet je nu doen
op de HU?
‘Bezoekers ontvangen, lokalen openen, studenten helpen met hun kluisjes, de
uitleenbalie bemannen enzovoorts. We hebben nu natuurlijk de wayfinder waarmee mensen zelf hun weg
weten te vinden in het pand. En tegenwoordig krijgen ze daar ook een QR-code
voor, als ze een afspraak hebben via Outlook. Dat vind ik handig, want dan hoef
ik er niet de hele tijd te staan. De receptie die we vroeger hadden, was statisch.
Deze hoge kruk vind ik gezellig, dan kan ik even lopen als ik zin heb en komen
de studenten veel dichterbij. Ik vind het belangrijk dat de student zich op
zijn gemak voelt. Hij betaalt een smak geld voor zijn opleiding en nog een smak
geld voor zo’n hokje. Dan verdient hij op zijn minst wat vriendelijkheid en de
goede informatie. Ik verwen ze niet, want je geeft ze één vinger en ze nemen je
hele hand! Nee hoor, ik maak een grapje. Ik mag ze graag onder mijn hoede
nemen. Tijdens de tentamens zie ik regelmatig huilende meisjes die iets niet
hebben gehaald. Dan denk ik: “Kind toch, je bent nog zo jong”. Maar voor hun
stort hun hele wereld dan in hè?’
Wat was je dieptepunt op de HU?
‘Ik kan niks bedenken. Ook niet in mijn privéleven trouwens. Ja, mijn vader overleed toen ik 42 was en mijn moeder is al zes jaar dement. Dat was een drama, maar dat heeft iedereen. Bij mij is het glas altijd half vol. Niet piepen en doorgaan, dat is het beste. Tuurlijk mag je verdrietig zijn, maar niet te lang. Ik hou niet van zeurende mensen.’
Wat vind je leuk aan het werk?
‘Dit werk houdt me jong. Ik heb positieve mensen om me heen, zie de studenten aan hun toekomst werken, maak de nieuwste trends mee. Ik zit in het gebouw van gezondheidszorg, dus die jongelui zijn extra aardig en beleefd. En natuurlijk weet ik niet hoe het elders is, maar ik ga hier nooit meer weg. Het team is ook top, we zijn goudeerlijk, maar op een aardige manier.’
‘Ik wil nog heel veel landen zien waar ik nog nooit ben geweest. En oma worden, maar dat mag je niet opschrijven ‘
Wat doe je als je niet werkt?
‘Vijftien jaar geleden verhuisde ik van een flat naar een huis. De tuin die ik erbij kreeg, werd mijn grootste hartstocht. Ik zorg dat ik het hele jaar bloemen heb. Als je niet zulke groene vingers hebt kun je het beste rododendron, skimmia en viburnum planten, trouwens. Daar hoef je niks aan te doen en ze geven veel bloemen. Tegenwoordig zijn tegels uit de mode en wil iedereen graag bijen of vlinders. Nou, dan moet je dus gewoon weer die ouderwetse bloemetjes neerzetten. Seringen bijvoorbeeld, die ruiken zalig. Of de dropplant, de salvia of de lampenpoetser. Maar ook de plantjes die je bijna niet meer ziet: het zonnehoedje, het zomerhoedje of de muurbloem. Die vinden we tegenwoordig oubollig, maar daar komen zwermen hommels op af. Ik ga vaak naar die landgoedfairs bij kastelen en koop daar stekjes. Laatst kocht ik er bijvoorbeeld een chocoladeplant. Nou, dan is het afwachten. Hij gaat dood of het wordt een enorme bol, haha. Er is geen middenweg! (proest het uit). Achteraf had ik liever hovenier geworden, maar daar moest ik op mijn twintigste niet aan denken. Ik ga ook graag naar arthousefilms, trouwens. Het liefst ga ik naar LHC of Springhaver.
Waar droom je nog van?
‘Ik wil nog heel veel landen zien waar ik nog nooit ben geweest. En oma worden, maar dat mag je niet opschrijven want ik wil mijn dochter niet onder druk zetten! Speeltuin, kinderboerderij, de hele rataplan weer opnieuw. Lijkt me heerlijk.’