Het aantal studenten dat zich inschrijft voor een flexibele deeltijdopleiding neemt fors toe. Wel kan de organisatie van de hogeschool nog beter: die is vooral ingericht op voltijdstudenten.
Dat staat in de ‘Verantwoording pilot flexibilisering’ die het college van bestuur voor het Ministerie van Onderwijs heeft opgesteld. De HU doet vanaf het begin in 2016/2017 mee aan de landelijke pilot flexibilisering deeltijd, waarin bijna twintig andere hogescholen participeren. Zo’n 17 deeltijdvarianten van de HU gingen aanvankelijk van start. Inmiddels doen 36 opleidingen mee met de pilot.
Deze flexibele deeltijdopleidingen werken met leeruitkomsten: wat moeten de studenten kennen en kunnen. Aan de start van de studie wordt bekeken wat een student aan onderwijs en begeleiding nodig heeft. Afspraken hierover komen in een onderwijsovereenkomst. Studenten kunnen ook zonder onderwijs te volgen tentamens maken. Opgedane competenties uit eerdere studies of ervaring uit het werkveld tellen mee.
In studiejaar 2016/2017 begonnen 1060 studenten, het jaar daarop 1525 en in 2018/2019 ruim 1620. Voor hen is ook het instroommoment flexibel. Ze kunnen maar liefst vier keer per jaar instromen. September is veruit de populairste startmaand, maar de animo in februari is met enkele honderden aanmeldingen stijgend. In november en april meldden zich enkele tientallen aan.
Andere manier van plannen en roosteren
Bij flexibel onderwijs hoort ook een wendbare organisatie, stelt de evaluatie. En dat kan nog wel wat beter. Organisatorisch is de hogeschool vooral ingericht op voltijdstudenten, terwijl flexibele deeltijd om een andere manier van plannen en roosteren vraagt, mede door de meerdere instroommomenten en wisselende groepssamenstellingen . Volgens de evaluatie wordt al gewerkt aan het oplossen van knelpunten.