Achtergrond

Teamspirit in de topsportklas

‘Jeetje wat lopen jullie hard!’ ‘Tuurlijk, altijd aan het trainen’, zeggen topsporters Annicke van der Burg (20), Rigard van Klooster (19) en Floris van Elzakker (21) uit de nieuwe topsportklas CEH01 lachend. CEH01 is geen gewone eerstejaarsgroep. De helft van deze groep is namelijk topsporter.

De topsporters uit CEH01 maken gebruik van het topsportbeleid van de hogeschool. Gezamenlijk volgen ze als pilot het eerste semester van het collegejaar aan de faculteit Economie en Management (FEM). Dit is mogelijk omdat alle opleidingen van de FEM het eerste half jaar hetzelfdeprogramma volgen. Na dit half jaar zullen drie studenten de klas verlaten, omdat zij een andere opleiding hebben gekozen. Voor de overgebleven studenten blijft de topsportklas bestaan. De FEM is met deze klas de tweede faculteit aan de hogeschool met een speciale klas voor topsporters. Bij fysiotherapie op de faculteit Gezondheidszorg bestaat zo’n constructie al meer dan 25 jaar.

Zwaar trainingsschema

‘Onze klas is een hechte groep’, zegt basketbalster Annicke van der Burg over CEH01. Ze beoefent haar sport bij eredivisionist AutoCAD Amazone uit Utrecht. ‘Iedereen begrijpt elkaar. We hebben dezelfde problemen, want we moeten allemaal ’s avonds trainen. Dat had ik op mijn middelbare school niet. Daar was ik de enige die op hoog niveau sportte. Ik basketbal al van jongs af aan. En ben daarom international business and languages gaan studeren, zodat ik eventueel volgend jaar naar Amerika kan. Natuurlijk om te basketballen. Ik ben nu bezig met de financiering daarvoor.’

Schaatstalent en uitkomend voor Gewest Noord Holland Utrecht, Rigard van Klooster ziet ook het nut van de topsportklas waarin hij zit. ‘Bij andere klassen is al een derde uitgevallen. Hier maar één student. Het werkt erg motiverend om met andere sporters samen in een klas te zitten. Je leert veel van elkaar en iedereen wil alle projecten meteen afmaken. Dit moet in de middag, anders kan het niet. Om aan mijn dagelijkse training te voldoen fiets ik ’s morgens voor ik naar school ga anderhalf uur. Vanaf vier uur ’s middags tot tien uur ’s avonds ben ik bezig met schaatsen. In totaal train ik twaalf keer per week.’

Criteria

Om in aanmerking te komen voor de specialesportersklas hanteert de hogeschool dezelfde criteria als het NOC*NSF. Je bent pas een topsporter als je op (jeugd)WK’s, EK’s of Olympische Spelen uitkomt. Maar ook studenten die op nationaal niveau presteren, in Jong Oranje zitten of als dusdanig talent worden beschouwd hebben toegang. Dit wordt per student bekeken door de HU-topsportcoördinator Mieke Wikkerman.

Om studenten die topsport bedrijven in staat te stellen om studie en sport te combineren, heeft Hogeschool Utrecht zo’n tien jaar geleden besloten deze studenten te faciliteren. Zo’n kleine 150 studenten maken gebruik van deze privileges, als persoonlijke begeleiding, uitstel of verplaatsing van tentamens, samenwerking met coaches en trainers van het NOC*NSF en indien noodzakelijk financiële steun. Topsportstudenten kunnen waar nodig op een bijdrage tussen de 250 en 1500 euro rekenen, afhankelijk van het sportieve niveau en bijdragen van de sportverenigingen. Dit geld is bestemd voor onder meer reiskosten en trainingskampen. Per student kijkt de hogeschool of deze recht heeft op financiële ondersteuning. Ze mogen daarnaast op aanvraag trainen in de fitnessruimte van de faculteit Gezondheidszorg.

Topsportvriendelijkestatus

‘De HU heeft een topsportvriendelijke statusgekregen van het NOC*NSF’, vertelt Wikkerman. ‘Dat is mooi, want hiermee kunnen we ons goed profileren, dat trekt extra studenten en past goed binnen onsdoelgroepbeleid. Dit doelgroepenbeleid richt zich bijvoorbeeld op studenten meteen zichtbare of onzichtbare beperking, buitenlandse studenten en topsporters.’

Met deze grote toename van studerendetopsporters aan de FEM kon in september de pilot topsportklas van start. Het project krijgt de volgende jaren een vervolg. Naast een sportklas regelt de topsportprojectgroep van de FEM meer zaken voor de sporttalenten, zoals een Sharepointsite en profielpagina.

Volgens internationale polsstokverspringer Floris van Elzakker leren de studenten in de sportklas veel van elkaar. ‘Ik kijk naar de manier van trainen en studiemotivatie. Op sportgebied leer ik van Rigard bijvoorbeeld veel over mental coaching. Bij mijn sport ken ik dat niet. Dat is eigenlijk slecht, want elke sport zou mental coaching moeten hebben. Als je mentaal sterk bent, kun je ook betere studieresultaten halen. Natuurlijk heb je als topsporter meer doorzettingsvermogen om een prestatie te leveren, maar ik merk aan mijn niet sportende klasgenoten dat zij ook meer motivatie krijgen. Zij leren dat weer van ons. Ze helpen bijvoorbeeld door projecten goed te plannen. De sporters werken in het begin harder aan een opdracht dan anderen.’

Huiswerk mee op trainingskamp

De groepscohesie is groot binnen de klas. Als iemand op trainingskamp is maken de overgebleven studenten het werk af. De niet-sporters in de klas beamen dit. ‘Ik vind het niet erg als mijn klas genoten er bijvoorbeeld een week niet zijn’, zegt Annelies Bastiaansen, die als niet-topsporter in CEH01 zit. ‘Ze werken met groepsopdrachten goed vooruit en als ik wat wil weten, bel of mail ik ze gewoon. Door de strakke planning word ikzelf gedwongen om meteen mijn projecten te maken. Daarbij is het zo’n relaxed rooster, dat ik niet in een andere klas wil.’

‘Ik denk dat die studiemotivatie van mijn klasgenoten ook te maken heeft met ons lesrooster ’, vervolgt schaatstalent Rigard. ‘We hebben een tropenrooster van negen tot uiterlijk drie uur, met nauwelijks tussenuren. Iedereen kan ’s middags of ‘s avonds trainen. Heel relaxed, want zo kan ik na de les nog snel wat doen aan projecten.’

De combinatie tussen studeren en sporten is belangrijk voor de schaatser. ‘Ik denk dat je als sporter moet studeren. We hebben een voetballer in de klas en zijn trainer doet denigrerend over studeren en vindt dat deze jongen zich beter kan richten op de sport. Zodra die jongen in de selectie van FC Utrecht komt stopt hij waarschijnlijk met de studie. Ik zou dat niet doen. Als je ernstig geblesseerd raakt en daardoor definitief uit de selectie valt ben je de sjaak.’ Rigard geeft wel aan dat bij slechte studieresultaten automatisch de sportieve resultaten ook minder zijn. ‘Je bent er dan toch mee bezig in je hoofd.’

De drie topsporters zijn ondanks wat kleine persoonlijke problemen tevreden over de pilot van de FEM. ‘Het is een keer niet gelukt een tentamen te verzetten’, zegt Annicke. ‘Dat was vervelend, maar het kon gewoon niet anders. Ik vind het jammer dat na deze periode de klas niet samen verder gaat. Iedereen heeft dezelfde interesses en er is veel begrip van de docenten als je een les mist. Ik hoop dat ze volgend jaar opnieuw een topsportklas maken.’

Of er ook de hele dag over sport gepraat wordt in deze klas, daar wordt ontkennend op geantwoord. ‘Maak je maar geen zorgen’, zegt Floris lachend, ‘we hebben het ook over de kredietcrisis en uitgaan. Eigenlijk zijn we hele gewone studenten.’