Geschiedenisdocent Rien Claassen ontwikkelde samen met collega’s de nieuwe minor Slavernij en racisme. Daarmee duiken studenten de geschiedenis in, om het heden beter te begrijpen. Ze gaan naar het Nationaal Slavernij Museum in Liverpool, maken een expositie en analyseren filmmateriaal: ‘Best spannend om deze minor te ontwikkelen.’
Wat is het doel van de minor?
‘Ontdekken wat slavernij is, wat racisme is en hoe het Nederlandse slavernijverleden doorwerkt in de huidige samenleving. We richten ons voor een groot deel op het slavernijverleden van Suriname en de Verenigde Staten. In onze geschiedenisboeken is vaak aandacht voor het witte perspectief. Dat de afschaffing van de slavernij in de VS te danken is aan Abraham Lincoln of dat in Suriname de afschaffing het werk is geweest van Europese abolitionisten. De verhalen van gekleurde mensen ontbreken vaak, van mensen als Harriet Tubman, Sujourner Truth, Anton de Kom of Tula. Die verhalen moeten ook verteld worden.
De minor kijkt ook naar het heden. Als ik studenten vertel dat vorig jaar de meeste slaven ooit verhandeld zijn, kijken ze vreemd op. Slavernij bestaat nog steeds, alleen is het ondergronds gegaan. Wereldwijd worden er bijvoorbeeld tientallen miljoenen vrouwen als sekslavin verhandeld en uitgebuit.’
Wat gaan jullie doen?
‘We willen films en documentaires gaan analyseren die wat minder bekend zijn bij het grote publiek en die de moeite van het bestuderen waard zijn. Daarvoor werken we samen met het Eye Filmmuseum in Amsterdam en het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid. We kijken bijvoorbeeld naar een documentaire als I’m not your negro over de Amerikaanse zwarte schrijver James Baldwin. We gaan ook podcasts analyseren, zoals De plantage van onze voorouders. De twee hoofdrolspelers in deze podcast praten over hun familieverleden en komen erachter dat ze afstammen van zowel een witte plantage-eigenaar als een zwarte slavin.
Wat toon je in een museum over slavernij?
Voor de minor gaan we ook naar Engeland. In het Nationaal Slavernij Museum in Liverpool gaan we kijken hoe men in Engeland het slavernijverleden toont. In Nederland zijn er ook plannen om zo’n museum te bouwen. Wat toon je in zo’n museum? Voor de studenten is dat een interessante vraag, omdat zij in de minor ook zelf een tentoonstelling gaan samenstellen als eindopdracht.’
Hoe is het om als witte docent les te gaan geven bij deze minor?
‘Ik vind dat best spannend. Het zou kunnen dat de minor ook studenten trekt die zelf gediscrimineerd worden of nazaten zijn van mensen die in slavernij geleefd hebben. Dat hoop ik van harte, want ik weet niet als witte man hoe het voelt om gediscrimineerd te worden. We willen dit bij de minor een plek geven, want dit onderwerp is heel geladen. Ik moet als docent bewust zijn van wat ik kan losmaken met zo’n thema. Slavernij is geen voltooid verleden tijd. Ik ben geboren in 1964, mijn moeder in 1925 en mijn grootvader in 1870. Op dat moment werkten in Suriname voormalige slaven nog door op de plantages van voormalige slavenbezitters om hen te compenseren voor ‘”het geleden ‘financiële verlies”.’
Dan schieten veel mensen in een reflex en worden ze boos of geïrriteerd
Hoe is deze minor ontstaan?
‘Het idee voor deze minor ontstond in 2020, toen ik een boek las van de Leidse historicus Karwan Fatah Black. Hij constateerde een vreemde tegenstelling in het publieke debat over het slavernijverleden. Er is niemand die slavernij toejuicht, iedereen vindt het erg. Maar als je het over het Nederlandse slavernijverleden hebt, schieten veel mensen in een reflex en worden ze boos of geïrriteerd. Zeker als het gaat over de doorwerking van dit slavernijverleden, dus over vooroordelen of racisme. De Zwarte Piet-discussie bijvoorbeeld.
Praten over moreel beladen onderwerpen is één van de meest lastige en tegelijkertijd noodzakelijke dingen in het onderwijs. Als iemand docent wil worden, moet hij niet alleen heel veel kennis vergaren over pedagogiek en vakdidactiek maar ook nog eens in heel weinig tijd heel veel complexe vakinhoud verwerven. In mijn vak zijn gesprekken over de Holocaust, de stichting van de staat Israël, de Armeense genocide of het Nederlandse slavernijverleden heel lastig te voeren. Maar wel noodzakelijk.
In 2021 diende ik het voorstel in bij Hans Werker, de teamleider van de vakgroep Geschiedenis-Aardrijkskunde en bij Theo Douma, de directeur van Instituut Archimedes. Zij waren enthousiast. Sindsdien is de aandacht voor het onderwerp duidelijk toegenomen. Toen de eerste plannen ontstonden, ging het nog vooral over de Zwarte Piet-discussie. Nu wordt de noodzaak om aandacht te besteden aan het slavernijverleden door veel meer mensen gevoeld, zeker na de excuses van minister-president Rutte.’
Is de minor ook voor studenten die geen lerarenopleiding doen interessant?
‘Ja, de minor staat open voor iedereen die maatschappelijk geïnteresseerd is en bereid is zich hierin te verdiepen. Een student Sociaal-Juridische Dienstverlening zal later ook mensen van verschillende etniciteiten moeten helpen, een journalist moet ook over de voelsprieten beschikken om verschillende sentimenten in de Nederlandse samenleving te begrijpen. De schrijnende gevallen die aan het licht kwamen door de toeslagenaffaire geven ook aan dat racisme nog steeds een heel groot probleem is, niet alleen op straat of in het schoolgebouw maar ook op institutioneel niveau.’
Studenten sluiten de minor af met een meesterproef. Wat is dat?
‘Ze gaan in het tweede deel van de minor een onderwerp uitdiepen dat zij interessant vinden. Dat kan een onderwerp zijn dat in de minor besproken is bij één van de vakken, of een onderwerp waar geen of te weinig aandacht voor is geweest. Samen met klasgenoten gaan zij de verschillende onderwerpen exposeren in een ruimte. Voor die expositie gaan studenten mensen uitnodigen en vertellen ze de gasten over hun onderwerpen. Er komen ook leerlingen van middelbare scholen op bezoek. Het mooiste zou zijn als dit kan samenvallen met de herdenking van de afschaffing van de Nederlandse slavernij, het Ketikoti-feest op 1 juli.’
De minor start volgend jaar in periode C. Meer informatie over de minor vind je hier.