Achtergrond

Interview: Jeroen Lutters – De kunst van Art Based Learning

Goed nieuws: een uurtje met je ogen dicht naar de nieuwe Arctic Monkeys op je iPod luisteren, ronddwalen in het museum of naar Quentin Tarantino’s Inglorious Basterds bestempelen we niet langer meer als SOGgen (studie-ontwijkend gedrag). Tenminste, als je er de Art Based learning theorie op nahoudt. Oftewel: leren en onderzoeken via kunst.

‘Door je aandachtig met kunst bezig te houden, erover na te denken, erover te praten, kun je je creatieve geest trainen’, legt cultuurhistoricus en bedenker van deze methode, Jeroen Lutters (50) uit. En zo’n creatief brein kan een handige eigenschap zijn bij het oplossen van bijvoorbeeld onderzoeksvraagstukken. Hoe dit precies werkt, omschrijft Lutters in zijn onlangs verschenen boek De poëtische taal van de adolescent. Hierin behandelt hij de aspecten van de zogenaamde Art Based methodiek rondom het thema adolescentie. Door middel van voorbeelden uit de kunst, zoals muziek van Belle and Sebastian, filmklassieker Edward Scissorhands en foto’s van Rineke Dijkstra, doorloopt Lutters de verschillende onderzoeksfases (oriëntatie, probleemstelling etc). Lutters neemt de lezer aan de hand en geeft inzicht op zijn zelfstudie naar de complexiteit, de ontwikkeling en de schoonheid van de schemerperiode tussen de jeugd en volwassenheid. Het resultaat is een format dat toepasbaar is op verschillende sociale studies en educatie.

Jeroen Lutters is als onderzoeker verbonden aan het kenniscentrum Educatie. Hier houdt hij zich onder andere bezig met de onderwijsvorm Liberal Education, waar binnen hij het Art Based Learning ontwikkelde. Luisteren, inspiratie, interactie, zijn belangrijke pijlers voor Lutters. Maar daar ontbreekt het, volgens de cultuurhistoricus, vaak aan in het onderwijs. En dat is hem, eigenlijk al sinds zijn eigen studietijd, een doorn in het oog. ‘Mijn methodiek komt voort uit onvrede over mijn eigen studentenperiode.’
Lutters voltooide hij zijn studie cultuurgeschiedenis ‘een verschrikkelijk saaie studie met nog saaiere mensen’ aan Universiteit Nijmegen. ‘De sex, drugs & rock and roll uit die tijd, zeg maar alles om mijn studie heen, heeft mij meer ontwikkeld dan de stoffige colleges.’ Toch maakte hij de studie af. Mede dankzij een hoogleraar die hem wist te inspireren. ‘In zijn lessen liet veel van zichzelf zien, dingen die hem bezighielden. Kunst, literatuur, muziek. Dan zaten we ademloos naar hem te luisteren. Door zijn enthousiasme werd ik aangestoken om bezig te blijven. En hij luisterde. Een goede eigenschap.’

Hoort transparantie van een docent bij Art Based learning?

‘Lesgeven zou geen eenrichtingsverkeer moeten zijn. Dus niet zo en zo moet het, maar meer interactie. Wat mij betreft zou iedere docent goed naar zijn studenten moeten luisteren, de dialoog aan te gaan. Om die dialoog aan te gaan is het bijna noodzakelijk om iets van jezelf te laten zien. Als ik naar de faculteit Educatie kijk, zie ik overigens wel dat dit al veel gebeurt. Dat zie je bijvoorbeeld alleen al aan de indeling van het nieuwe gebouw. Met al die mooie flexplekken, de openheid. Dat is al meer toegespitst op ontmoeting en transparantie.’

Hoe pas je het leren via kunst als docent toe in bijvoorbeeld een droge statistiekles?
‘Nu moet ik zeggen dat mijn methodiek vooral is toegespitst op studenten met een sociale- of cultuurstudie, maar ik kan me voorstellen dat een creatief denkproces ook nuttig is voor een bètastudent. Ik zou willen dat docenten hun persoonlijke inspiratie delen. Door bijvoorbeeld met studenten over films te praten die je onlangs hebt gezien, of het boek dat je gelezen hebt. Zo ga je de dialoog aan en hoop je te inspireren en zo het creatieve denkproces in werk te zetten.’

Hoe werkt het in de praktijk tijdens het onderzoek?
‘Bij sociaal onderzoek gaat het om observeren, bestuderen, luisteren. Eigenschappen die je door het consumeren van kunst ook traint. Inspiratie pas je toe in de volgende fase van een onderzoek. De indrukken selecteren. De vrije associatie filteren. Een keuze maken en durven. Dit laatste is belangrijk en vraagt om een rationele benadering. Je moet het onderwerp bij de kop durven te pakken en je erin vast bijten. Dat lukt, volgens mij, alleen maar als je het interessant vindt en als het dicht bij jezelf blijft. Door middel van kunst kun je dingen verklaren, duidelijk maken. Trouwens, niet alleen in het onderzoek, ook persoonlijk.’

Kun je een voorbeeld geven van een kunstwerk dat iets over je persoonlijkheid zegt?

‘Ik zag laatst The Wrestler. Dit kun je een mooie film vinden omdat je American wrestling een mooie sport vindt. Of juist walgelijk door alle geweldsscènes. Terwijl iemand anders misschien meer geïnteresseerd is in het verhaal van zo’n uitgerangeerde ster. Dan heb je ook nog eens de relatie tussen de vader en dochter en ga zo maar door. Zo’n film is een verhaal in een verhaal. Wat ik wil zeggen: kunst heeft nooit eenzelfde effect op mensen. Ieder heeft zijn eigen interpretatie. Probeer je bij zo’n film steeds af te vragen waaróm en wat je precies mooi vindt. Komt het in dit geval door het verhaal, de vorm, de acteurs? En waar komt het vandaan? Vergroot een bepaalde situatie en laat je fantasie de vrije loop. Dan krijgt zo’n film een andere dimensie en haal je er meer uit dan er in eerste instantie zit. Je zit midden in een denkproces. Je krijgt wellicht inspiratie.’

In het boek worden we aan de hand van een voorbeeld het verfilmde boek Orlando (Virginia Woolf) meegetrokken in je onderzoeksproces. In sommige passages, schrijf je het naar je toe, alsof je in discussie bent. Waarom heb je voor die aanpak gekozen?

‘Omdat ik denk dat je alleen door het goede voorbeeld te geven, mensen wat kunt bijbrengen. Zo doe ik het ook wanneer ik les geef. De studenten moeten het idee hebben dat ze over de schouder van de docent kunnen meekijken. Als ik een dagje met een genie, ik noem een Einstein, mee mocht lopen dan zou ik het liefst de hele dag in zijn laboratorium willen zitten. Hem observeren. Dat ik hem aan het werk zou kunnen zien, zou mij al meer leren dan dat ik allerlei wiskundige formules uit mijn hoofd zou moeten leren. Hem aan het werk te zien, zou een drijfveer zijn om het te willen begrijpen. Toch, de kans dat je bij een wetenschapper in een laboratorium komt te zitten is nogal klein. Daarom beroep ik me op de kunstenaar als genie. In de kunst maakt hij of zij zijn gedachten openbaar en kijk je zo over de schouder mee.’

Tot slot, hoe herken je een poëtisch adolescent?

‘Het is een prachtig persoon. Iemand die goed kan luisteren, bestuderen en oog heeft voor schoonheid in de wereld om zich heen. Iemand die zich goed kan verplaatsen en kan aanpassen en met een fijne levenshouding. Iemand die ik een standbeeld zou willen geven.’


De poëtische taal van de adolescent, Jeroen Lutters – Uitgeverij Garant 2009
ISBN 978-90-441-2495-8