Ze staan met een been in het onderwijs en het andere in onderzoek. De docenten Ilse Arts (29, faculteit Gezondheidszorg) en Franc van der Bent (38, faculteit Techniek en Natuur) werken aan een proefschrift, waarop ze over enkele jaren hopen te promoveren. De promovendi opereren niet vanuit een ivoren toren. ‘De kennis en inzichten die je opdoet kun je meteen doorgeven aan de studenten en collega’s.’
Op jonge leeftijd was Franc van der Bent al in de weer met elektronica. Hij heeft thuis inmiddels een behoorlijke hoeveelheid apparatuur tot zijn beschikking, waar hij regelmatig proeven doet voor zijn onderzoek. Ook ‘s avonds en in het weekend wordt er aan de keukentafel of op de bank gewerkt aan de promotie. ‘Normaal heb ik lange zomervakanties, maar dit jaar heb ik twee weken vrij genomen en de rest van de tijd ben ik met mijn onderzoek bezig geweest. Heerlijk, dan zijn er even geen studenten.’
Ilse Arts veert op: ‘Jaaah, heerlijk is dat.’
‘Maar’, nuanceert hij, ‘ik ben getrouwd en heb een dochtertje en de dames willen ook graag aandacht.’ Herkenbaar voor Arts: ‘Het eerste jaar heb ik heel veel in de avonden en weekenden gewerkt. Maar nu hebben wij een zoontje en probeer ik zo weinig mogelijk thuis te doen. Aan de andere kant: onderzoek stopt nooit.’
Van der Bent vult aan: ‘Als je op de fiets zit denk je er over na.’ Arts lachend: ‘En ook als je onder de douche staat.’
Beiden vinden het fantastisch om les te geven aan studenten. Maar het onderwijs slokt de docenten helemaal op. Tijd om onderwerpen uit te diepen, ergens helemaal in te duiken is er niet. Toen zij de kans kregen om een promotieonderzoek te verrichten, grepen ze die met beide handen aan.
Via Erik Puik, lector Microsystemen bij de faculteit Natuur en Techniek, kwam Van der Bent op het spoor van hoogleraar Cees van Rijn van de Wageningen Universiteit. De beoogde promotor beschikte over een batterij sensoren en zocht iemand die daar onderzoek mee wilde doen. Tijdens zijn eerste schreden in de academische wereld ging Van der Bent gebukt onder wat hij noemt het ‘hbo-complex’: kan hij dat als hbo-docent allemaal wel? Maar gaandeweg merkte hij dat die schroom niet nodig is. ‘Het gaat prima. Ik heb als docent in de loop der jaren veel ervaring en kennis opgedaan en voordat ik les ging geven heb ik vier jaar gewerkt als ontwerper van elektronica. Een vak leer je niet op school maar in de praktijk.’
Die koudwatervrees voor de wetenschap was bij Arts niet aanwezig. Ze studeerde enkele jaren natuurkunde aan Universiteit Utrecht en begon daarna aan de hbo-opleiding verpleegkunde aan de HU. Omdat zij geen jarenlange loopbaan in een ziekenhuis ambieerde maar de theoretische kant op wilde, deed ze er verplegingswetenschappen bij. Ze werd gevraagd om bij verpleegkunde les te geven, waarop lector Marieke Schuurmans van de faculteit Gezondheidszorg – sinds mei tevens hoogleraar aan de Universiteit Utrecht – vroeg of de docente wilde komen praten. ‘Ze kwam met een onderwerp op het gebied van hart- en vaatziekten en dat vond ik interessant. Zo ben ik er in gerold.’
De eerste schreden als hbo-promovendi betekende pionieren, zeggen de jonge onderzoekers. ‘Het bedje was niet gespreid’, stelt Van der Bent. Onderwijs geven en onderzoek doen blijkt moeilijk te scheiden. Als onderzoekers bij een lectoraat hebben ze de taak om de opgedane kennis met de studenten te delen. Bijvoorbeeld door hen met een project te begeleiden. En als docenten proberen ze lessen te geven die aansluiten bij het onderzoek en ze willen het curriculum verbeteren.
Arts: ‘Het loopt nogal in elkaar over. Bij mij ging er in het begin veel onderzoekstijd zitten in zaken die met onderwijs te maken hebben: studenten die even langs komen en mailtjes die beantwoord moeten worden. Ik had er geen erg in dat daar onderzoekstijd mee verloren ging.’ De promovendi moeten verantwoording afleggen over de uren die ze aan onderwijs en onderzoek besteden. Dat vindt ze lastig, maar wel begrijpelijk. ‘De hogeschool wil natuurlijk controleren dat de onderzoeker niet opgeslokt wordt door het onderwijs en de hectiek van alledag. En omgekeerd dat de onderzoeker zich niet terugtrekt in zijn ivoren toren en niks van die kennis terug komt in het onderwijs.’
Ook bij Van der Bent ging de overgang niet op rolletjes. ‘De start van mijn onderzoeksperiode was ronduit chaotisch. Ik was een van de kerndocenten van elektrotechniek en gaf veel vakken. Voordat collega’s je taken over kunnen nemen of voordat een nieuwe docent is aangetrokken ben je een jaartje verder. Mijn ervaring is dat het best lastig is om de tijd die je toegewezen hebt gekregen voor onderzoek vrij te roosteren.’
‘En het duurt ook even voordat je er in je hoofd ruimte voor hebt’, oppert Arts. ‘Klopt’, beaamt Van der Bent. ‘Je moet continu schakelen. Inlezen, het onderwerp afbakenen, ervoor zorgen dat de promotor en de lector op een lijn zitten. En daarbij is er het onderwijs dat aan je loopt te trekken.’
Desondanks vinden ze het alternatief om het onderwijs op te geven en fulltime promoveren geen optie. ‘Nee’, bezweert Arts. ‘Het idee van lectoraten is juist dat het de wetenschap, praktijk en onderwijs verbindt. Daarom vind ik het zo leuk om bij een lectoraat te werken. Dus ik moet ermee dealen en er een weg ik weten te vinden. En duidelijk naar de studenten en collegadocenten communiceren waarom ik sommige dagen niet voor onderwijs beschikbaar bent.’
De inzet van docenten voor onderzoek komt niet uit de lucht vallen. In het beroepsveld is in toenemende mate behoefte aan onderzoek en onderzoeksvakken. ‘Bij instellingen van gezondheidszorg komt veel vaker de vraag naar evidenced based handelen, dus optreden gebaseerd op onder meer onderzoeksresultaten’, vertelt Arts. ‘In de afgelopen jaren is er binnen het onderwijs veel meer vraag gekomen naar onderzoekslessen. Studenten vonden en vinden het moeilijk om wetenschappelijke artikelen te lezen; als ze er überhaupt al aan beginnen. De wetenschappelijke kennis moet zich een weg weten te vinden van universiteiten naar de praktijk en ik denk dat hbo-studenten daar een grote rol in kunnen spelen. Maar dan moeten ze daar wel in geschoold zijn. De lectoraten en docenten die promoveren kunnen een belangrijke schakel zijn.’
Van der Bent onderschrijft deze rol als intermediair. ‘De kennis en inzichten die je opdoet kun je meteen doorgeven aan de studenten en collega’s. We proberen bij elektronic engineering and design de technologische ontwikkelingen te volgen maar we lopen altijd wat achter op de wetenschap. Om te bepalen welke kant we op moeten met het curriculum is die kennis onmisbaar.’
Ondanks het belang van wetenschappelijk onderzoek is de animo bij collega’s om van de vouchers gebruik te maken niet bijster groot. ‘Bij het kenniscentrum Produktontwikkelingzitten vier promovendi en het is best lastig om nieuwe collega’s binnen te krijgen’, weet Van den Bent. Van der Bent ontmoette aanvankelijk argwaan. Gelijktijdig met bezuinigingen op het onderwijs zien docenten dat lectoraten worden opgericht waar veel geld naartoe gaat. ‘Dan denkt men al snel: moet dat nou? Wat schieten we daarmee op? Kunnen we ons als hbo niet beter richten op onderwijs? Dat zijn voor de hand liggende gedachten.’
Voor de onderzoekers legt het een behoorlijke druk op de ketel. ‘We moeten het waarmaken dat we ons werk kunnen inbedden in het onderwijs en collega’s laten zien dat we met goede dingen bezig zijn waar zij ook nog eens iets aan hebben. Maar voordat het zo ver is zijn we wel een paar jaar verder. Het betekent een complete mentaliteitsverandering.’
Arts: ‘Toen ik nog niet bij het lectoraat zat waren sommige collega’s, inclusief ikzelf, terughoudend. Maar die houding is inmiddels aan het kenteren. Mensen zien dat wij openstaan voor het delen van kennis, niet alleen richting studenten maar ook naar de docenten toe. Ook worden mensen aangenomen die niet direct gaan promoveren maar als taak hebben te bekijken hoe onderwijs en lectoraat kunnen samenwerken en studenten erbij kunnen worden betrokken.’
De jonge onderzoekers bevinden zich in een spagaat. Met een been staan ze in de hogeschool waar ze moeten opboksen tegen de soms wat gereserveerde houding van naaste collega’s. En het andere been bevindt zich in de academische wereld, die niet zelden beschikt over vooroordelen over het hbo. Ondanks de constatering dat hogeschool en universiteit naar elkaar toegroeien blijft er een kloof bestaan.
‘Een verschil is’, voert Arts aan, ‘dat ik aan de universiteit met negen anderen promovendi een kamer deel terwijl ik hier op de hogeschool op sommige dagen alleen in een ruimte zit. Soms is dat heerlijk maar op andere momenten is het handig als er iemand in de buurt is waar ik iets onderzoekstechnisch kunt vragen. Hoe ik het beste kan randomiseren bijvoorbeeld. Als ik dat op de universiteit vraag dan krijg ik direct antwoord van mensen die met hetzelfde bezig zijn, terwijl ik op de hogeschool eerder de vraag terug krijg waarom dat dan belangrijk is.’
Maar van enig dedain vanuit de universiteiten in Utrecht en Wageningen merken de promovendi niets. Integendeel, beweert Van der Bent. Het cliché wil dat een academisch geschoolde onderzoeker de bibliotheek in duikt en blijft hangen in het tot zich nemen van wetenschappelijke artikelen en onderzoeken. Terwijl de hbo-promovendus eerder aan de slag gaat en zoekt naar een praktische oplossing.
Zijn promotor vindt in hem de gulden middenweg. Van der Bent: ‘Hij vindt het prachtig dat ik niet alleen een theoretische verhandeling kan houden maar dat ik ook in staat ben om een opstelling in een laboratorium te bouwen. Daar was hij van onder de indruk.’ De andere collega’s die promoveren zijn direct na hun master aan de wetenschappelijke arbeid gegaan en missen de tien jaar praktische ervaring van hem. ‘Die toegevoegde waarde wordt enorm onderschat. Als ik wetenschappelijke artikelen lees van promovendi op mijn vakgebied, dan denk ik vaak: die methode gaat niet werken. Er worden praktische fouten gemaakt. Ik heb meegemaakt dat er verkeerde gegevens uit een opstelling rolden omdat de meetmethode niet goed was.’
Vouchers
In 2017 moet twintig procent van het onderwijzend personeel gepromoveerd zijn of ermee bezig, zo staat in het strategieplan Koers 2012. Om dit te stimuleren stelt de hogeschool vouchers ter beschikking, die bij voorkeur bij samenwerkingspartner Universiteit Utrecht dienen te worden besteed. Zo’n veertig docenten maken gebruik van deze voorziening en er worden binnenkort nog eens tien toegekend.
Van de promovendi wordt verwacht dat ze in vier jaar tijd minimal 0,6 fte (drie dagen per week) besteden aan onderzoek. De helft wordt betaald door de hogeschool, de rest verdeeld over de kenniskringen en budget voor deskundigheidsbevordering. De onderzoeken sluiten aan bij de thema’s van de kenniscentra en de promovendi maken onderdeel uit van die kenniskring. De lector is de dagelijkse begeleider en eventueel copromotor. Promotor is de hoogleraar aan de universiteit. Naar verwachting zullen In het voorjaar van 2010 de eerste docenten met een voucher promoveren.
In januari van dit jaar waren ruim honderd docenten (inclusief lectoren) gepromoveerd. Dat is 5,6 procent van het onderwijzend personeel. Meer dan zeventig docenten is bezig met een promotieonderzoek (inclusief degenen met een voucher). Als zij de komende jaren een doctorstitel hebben verworven stijgt het aandeel gepromoveerden naar 9,4 procent.