Huib de Zeeuw is docent aan de opleiding Journalistiek. Zijn column verschijnt om de week in Trajectum.
Het was een terloopse opmerking van een student, maar wel één die bleef hangen. Ik had de klas in vier groepen gedeeld om experimenten over sociale beïnvloeding te bestuderen. Ze moesten die op henzelf toepassen en het effect ervan presenteren aan de klas.
De eerste groep had het over het bystander effect. Een studente vertelde dat ze op de middelbare school grapjes moest aanhoren over haar Chinese afkomst. Ze liet het vaak maar gaan: was het zat om er telkens iets over te zeggen. Merkte ook dat niemand voor haar opkwam. Vervolgens ging haar klasgenoot verder met de presentatie. Het ging zo snel, dat ik vergat om hier een groepsgesprek over te voeren. Daarna had ik spijt.
Want het is een relevante vraag: Kom je op voor je klasgenoot die racistisch wordt bejegend? Waarom wel, waarom niet?
Door de verkiezingswinst van PVV vind ik dit onderwerp nog belangrijker. Ik maak me zorgen over een tweedeling in de samenleving. Wilders wil Nederlanders ‘weer op 1’ zetten. Maar wie zijn dat? Zijn dat alle studenten uit mijn klas?
Ja, deze vraag hoort in het klaslokaal, want we geven geen onderwijs in een vacuüm. Als docenten helpen we studenten zich te ontwikkelen als professional, maar ook als burger in een democratische rechtstaat. Dus moeten we ervoor zorgen dat studenten hun opvattingen met elkaar kunnen delen en in discussie kunnen gaan. En we moeten een moreel kader bieden. Dus inderdaad: kleur bekennen, tegen racisme.
Ik snap dat docenten dit het liefst uit de weg gaan. Het kan leiden tot felle discussies en onderlinge verwijten. Toch daag ik al mijn collega’s uit om wel dit soort gesprekken te voeren. Het onderwijs is een vormende periode voor studenten, waar ze hopelijk veel leren van het perspectief van hun medestudenten en docenten.
Ik roep daarvoor leidinggevenden op docenten handvatten te bieden, zodat studenten niet meer alleen komen te staan wanneer racistische grappen worden gemaakt.