Achtergrond

Afgestudeerd in 1981

Kun je een beeld schetsen van de tijd dat je studeerde?
‘Het was er vrijheid, blijheid. Ik ben in 1978 begonnen aan de Palmstraat. De kozijnen waren in tien kleuren geschilderd. Er heerste een licht anarchistische sfeer waarin ik me goed thuis voelde. Ik heb de vrijheid nodig om me te kunnen ontwikkelen. Ik ben geen militair. Ik ben afgestudeerd met een hoop herrie en heibel. Ik mocht de opleiding in twee jaar doen, maar de voorzitter van de examencommissie vond me niet goed genoeg om af te studeren. Hij vond dat ik actiejournalistiek bedreef. Ik was erg bevlogen, een kind van mijn tijd. Toen ben ik vertrokken naar Latijns Amerika. Daar moest ik de keuze maken of ik mee zou vechten met de rebellen of over de opstand zou schrijven. Het werd schrijven en ik publiceerde bijvoorbeeld in Vrij Nederland en De Tijd. Later heb ik de ruzie uitgepraat en heb ik alsnog mijn diploma gehaald.’
Heb je veel aan de opleiding gehad?
‘Je leerde journalistiek denken; er werd de hele dag gediscussieerd, bijvoorbeeld over de journalistieke onafhankelijkheid. En je moest een mening hebben over alles. Dat maakte me scherper. Een goede leerschool. Dat mis ik bij de journalisten met een academische achtergrond. Zij hebben weliswaar een bredere kennis, maar het zijn geen journalistieke honden. Als journalist hoef je niet alles te weten, maar je moet het lef en doorzettingsvermogen hebben om het uit te zoeken.’
Waar ben je op het moment veel mee bezig?
‘Volgende week verschijnt mijn boek over Frans van Anraat, de zakenman die vorig jaar veroordeeld werd wegens medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden. Hij leverde grondstoffen voor gifgassen aan Irak. Als zo iemand mede namens mijn artikelen achter de tralies verdwijnt is dat voor mij als journalist de kers op de pudding. Ik heb er veel werk aan gehad en ben er talloze keren voor naar Irak afgereisd. Ik was er al ruim tien jaar mee bezig voordat het Openbaar Ministerie er mee aan de slag ging.’
Wat doe je beroepsmatig over tien jaar?
‘Schrijven. Ik hoop meer tijd te hebben om boeken te schrijven. Ik heb er nu vijf gepubliceerd en nog stof voor tien andere.’
Je reist al jarenlang de brandhaarden in de wereld af. Blijf je daar mee doorgaan?
‘Ik zal wel moeten. Mijn aanwezigheid tijdens de oorlogen in Irak was belangrijk. Ik was de enige Nederlandse onafhankelijke journalist aan Irakese zijde. Je ziet in Afghanistan het fenomeen van de embedded journalism (Oorlogsverslaggevers die in conflicten met een van de militaire krachten optrekken, ook wel inbedded genoemd aangezien er aan hun onafhankelijkheid wordt getwijfeld, red.). Ik heb absoluut een taak in de verslaggeving. En tussen de vijftig en zestig jaar ben je op je best. Je hebt veel levenservaring, fysiek ben je sterk genoeg om het aan te kunnen en je doorziet de trucs van de voorlichting.’
Heb je nog een aardige primeur voor ons?
‘Ja, de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij de leveranties van gifgas aan Irak. Dat staat in mijn boek. Daar zul je nog van horen. Die ga ik nu niet vertellen, want dan stap je daarmee naar de Telegraaf.’