Afgelopen dinsdag had ik mijn tussentijdsetoets. Ik ben hard bezig mijn rijbewijs te halen, in zes weken welteverstaan, en ik ben nu in week vier. Hoog tijd dus voor een tussentijdse meting. Iedere maandag en dinsdag zit ik met mijn geliefde rijinstructeur Peter in de Peugeot 206 om Utrecht onveilig te maken.
En dat gaat best aardig. Ik heb nog niet het brede gezichtsveld dat ik zou moeten hebben en het achteruit inparkeren gaat ook nog niet foutloos, maar de rest kan er goed mee door. Met die instelling ging ik dus dinsdag de toets in.
Ik loop het gebouw van het CBR binnen. Ik vrees een iets te dikke man, zo’n Joop, of een Martin, die houdt van doorrijden en flauwe grappen gaat maken over mijn blonde haar en mijn naam (Jetteketet naar beterbed, *bulderlach*). Niks van dit alles: een klein, aardig uitziend vrouwtje, schudt me ferm de hand en legt rustig uit wat we gaan doen. Tot zover niks aan de hand. Ik ben zelfs opgelucht geen Joop of Martin naast me te hebben en probeer een gesprekje aan te knopen. Dat lukt niet, want ik moet meteen de nummerbordentest doen. Oké, dan niet. Ik weet waar de brandstofmeter zit en het groot licht, dus we kunnen gaan rijden.
Bij het CBR moet je vanaf de parkeerplaats verplicht naar links. Er staat een bord en ik weet het ook, want we gaan daar altijd naar links. Maar uit gewoonte, spanning, weet ik veel, vraag ik: ‘hier gewoon naar links?’ Mevrouw Baselmans – zo heet ze – kijkt me zuchtend aan, vraagt me dringend of ik het bord niet heb gezien en zegt dat we in-der-daad naar links moeten. Later in de rit word ik nog een paar keer zuchtend terecht gewezen. Als ik vraag of ik bij de parkeeropdracht gewoon met mijn neus naar voren moet parkeren, gaat ze het woord parkeeropdracht bijna voor me spellen, zodat ik begrijp dat ik dat zelf mag weten. Diepe zucht. De speciale verrichtingen gaan ook al niet goed: ik probeer te keren midden op een kruispunt. Dat is niet zo’n goed idee. Daarentegen gaat het invoegen op de snelweg, het verkeersplein, en het rijden door de wijkjes wel goed. Dat mag ook wel eens gezegd worden.
We zijn terug bij het CBR. Op de speciale verrichtingen na reed ik het voor de rest niet beter of slechter dan normaal. Mevrouw Baselmans denkt daar anders over. Eenmaal aan het tafeltje slaat ze haar ogen neer, zucht wederom, en vraagt zich dan af ‘wat ze hier nou van zal zeggen.’ Wat daarop volgt is een vier minuten durende solo van mevrouw Baselmans over mijn tussentijdsetoets. ‘Nou, Jette, ik hoop dat je zelf ook wel door hebt dat je nog ab-so-luut níet zelfstandig kan rijden. Het enige waar jij op let, ben jijzelf en je eigen autootje. Verder dan vijf meter om je heen kijk je niet, dat heb ík nu allemaal voor je moeten doen. Maar dat heb je zelf toch ook wel door? Je stuurt een keer een bochtje in, je schakelt een keertje terug, ‘moet ik hier, naar links, moet ik hier naar rechts?’. Je zit al zo onzeker in de auto. En als je nou eens je speciale verrichtingen zou halen, zou het wat anders zijn, maar dat kun je óók al niet.’ Met haakletters schrijft ze op mijn formulier dat ik nog niet toetsvaardig ben. ‘De enige remedie is: veel oefenen. Succes!’ Over twee lessen moet ik op. Bedankt mevrouw Baselmans voor deze boost voor mijn zelfvertrouwen. Ik zie het helemaal zitten volgende week dinsdag op mijn praktijkexamen. Wish me luck!
Achtergrond