Achtergrond

‘De instellingen zijn nog niet van me af’

Hogescholen en universiteiten die geen goed onderwijs verzorgen gaan er van lusten. ‘Het roer is echt om’, bezweert een strijdbare Ronald Plasterk, de kersverse minister van OCW. ‘Het smoesje dat het departement ergens niet over gaat, zul je niet vaak meer horen.’
Door Hein Cuppen en Thijs den Otter (HOP)

Voor een minister die nog midden in zijn honderd dagen inwerktijd zit, heeft hij al aardig wat werk verzet. Hij loodste de wereldwijd meeneembare studiefinanciering door de Tweede Kamer, gaf de bekostiging via leerrechten het genadeschot en stuurde de inspectie af op hogescholen die ‘spookvakken’ zouden geven. Intussen maakt hij zich dossiers eigen waar hij weinig van weet.

Bevalt het ministerschap?
‘Heel erg, ik hou me bezig met boeiende materie. Zeker de eerste weken ben ik op plaatsen geweest waar een eenvoudig bioloog gewoonlijk niet komt. Van het vmbo en het mbo wist ik eigenlijk niets. Samen met staatssecretaris van Bijsterveld ga ik de uitval van scholieren beteugelen. Jaarlijks haken er zestigduizend af en dat is veel te veel. Die uitval heeft meestal weinig met onderwijs te maken, maar met bijvoorbeeld leenschulden, criminaliteit of drugsgebruik. Toch landen al die problemen op het bord van de scholen. Ik ben daar van geschrokken.’

Behoeft dit probleem niet veel meer prioriteit en financiële steun dan het hoger onderwijs?
‘Ik ben minister van het totale onderwijs. Mensen die denken dat ik hier vooral zit voor het hoger onderwijs en onderzoek hebben het mis. Tegelijkertijd is het onverstandig om dan maar de bovenlaag van het onderwijs te negeren. Voor Nederland als kennisland is het cruciaal dat we ook investeren in goed hoger onderwijs. Dan praat ik over het internationale toponderzoek én over het hoger onderwijs in de volle breedte. Want we moeten ook goede leraren, economen en verpleegkundigen opleiden.’

Onderwijssocioloog Han Leune vindt dat uw liberale voorgangers de universiteiten en hogescholen te veel autonomie hebben gegund en dat het beleid daardoor zwalkt. U bent sociaal-democraat, welke benadering kunnen de instellingen van u verwachten?
‘Ze zijn nog niet van me af en dat is lijn van het hele departement. Staatssecretaris Dijksma heeft falende schoolbestuurders inmiddels bij de lurven gegrepen, staatssecretaris van Bijsterveld pakt licenties af van instellingen die niet voldoen aan de exameneisen, en ik stuur de inspectie af op hogescholen waar mogelijk punten zijn gegeven voor vakken die niet op het rooster stonden. Wat dat betreft is het roer echt om: we willen goed onderwijs en daar voelen we ons verantwoordelijk voor. Het smoesje dat het departement ergens niet over gaat, zul je niet vaak meer horen. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat de instellingen nu geen eigen verantwoordelijkheid meer hebben.’

Vorig jaar verscheen er een rapport over de dynamisering van het onderzoeksbeleid dat sprak van ‘gestold wantrouwen’ tussen overheid en hoger onderwijs. Herkent u dat beeld?
‘Ja. En ik wil dat graag weg hebben. Ik zie goed hoger onderwijs als een gezamenlijke opdracht van politiek Den Haag, universiteiten en hogescholen. We moeten naar een gemeenschappelijk plan. Waarmee ik de instellingen niet de vrije hand geef, want het is wel overheidsgeld waarmee ze werken.’

Hoe gaat u dat geld straks verdelen?
‘Het lijkt me verstandig dat er een bekostigingssysteem voor het hele hoger onderwijs komt, anders wordt het bij de doorstroom van hbo-bachelors naar wo-masteropleidingen erg onoverzichtelijk. Hoe zo’n systeem er precies uit gaat zien weet ik nog niet. Er moeten in elk geval prikkels van uitgaan om kwaliteit te bieden. In leerrechten zie ik persoonlijk weinig. Ik geloof niet in het beeld van de rondshoppende student die met een rugzakje vol geld zijn opleiding bij elkaar winkelt en de kwaliteit stuurt door naar een andere buurtsuper te gaan als het gebodene niet meer bevalt.’

U vindt dat onrealistisch?
‘We hebben het over mensen van 17, 18 jaar oud. Ze maken zich vaak los van hun ouders door in de stad waar ze studeren op kamers te gaan. Die stappen echt niet zomaar over naar een andere instelling. Bovendien spelen ook ouders een rol bij de opleidingskeuze. Mijn eigen zoon gaat over anderhalf jaar studeren en ik wil niet dat hij moet denken: ‘ik probeer wel een opleiding en als die niet deugt, ga ik na een jaar gewoon naar een andere universiteit.’ Ik wil dat alle opleidingen goed zijn.’

Hoe denkt u dat voor elkaar te krijgen?
‘Wat ik in elk geval niet wil is dat we het hoger onderwijs platvisiteren. Dan zitten docenten dagelijks formulieren in te vullen. We moeten daarom werken vanuit verdiend vertrouwen. Opleidingen waarvan vaststaat dat de tentamens in orde zijn, het aantal contacturen op peil is en de studenten tevreden zijn, moeten we niet lastigvallen met voortdurende kwaliteitsmetingen. Instellingsaccreditatie gaat me weer net wat te ver: de Rijksuniversiteit Groningen kan bijvoorbeeld een prima natuurkundeopleiding hebben maar een slechte rechtenfaculteit.’

Moeten alle studenten van één opleiding hetzelfde onderwijs krijgen?
‘Ik ben voor differentiatie. Bij de Vrije Universiteit heb ik onlangs kennis gemaakt met de honoursprogramma’s. Goede studenten kunnen er een verzwaard pakket volgen. Dat is natuurlijk prachtig, want presteren is wat mij betreft geen vies woord. Vijfentwintig jaar geleden heerste nog het idee dat iedereen die van een hogeschool of universiteit kwam min of meer hetzelfde moest weten, maar dat is mijn beeld totaal niet.’

Bent u voor selectie aan de poort?
‘Uit het experiment dat nu loopt, blijkt dat we er beter niet aan kunnen beginnen omdat selectie vooraf nauwelijks voorspellende waarde heeft. Er zijn genoeg toppers in het hoger onderwijs die als scholier maar een beetje door hun opleiding heen akkerden en die pas tijdens hun studie enthousiast werden. Dus ik zoek liever iets in selectie achter de poort, en natuurlijk in de overgang van bachelors naar masters.’

Hoogopgeleiden kunnen zich meestal uitstekend redden in de maatschappij. Mag er een groter financieel offer van hen worden gevraagd?
‘Het probleem is de leenangst bij studenten. Met zo’n hogere bijdrage moet je dus oppassen, want we willen zoveel mogelijk hoogopgeleiden.

En na het eerste jaar?
‘Een mooi honoursprogramma is natuurlijk heel waardevol. En een ouderejaars student die eenmaal weet wat er te koop is, laat zich minder snel afschrikken. Van iemand die een masteropleiding kiest waarmee hij een topfunctie kan krijgen, mag je verwachten dat hij een hoger collegegeld als een verantwoorde investering ziet. Maar goed, die gedachte wil ik nog uitwerken, ook in overleg met de sector.’

Universitaire schakelprogramma’s wilt u niet financieren omdat die anders alleen maar langer zouden gaan duren. Toch kunnen de meeste hbo’ers er niet omheen als ze een masteropleiding willen volgen. Is het niet veel logischer om hbo-masters te bekostigen? Dan hoeven er minder hbo’ers naar de universiteit.
‘Wat er precies met de bekostiging van het hoger onderwijs gaat gebeuren, moet de komende maanden blijken. Ik heb daar nu nog geen definitief plan voor.

Hogescholen en universiteiten krijgen de laatste tijd veel commentaar over het lage aantal ‘contacturen’. Met name in het hbo wordt die discussie direct gekoppeld aan de invoering van het competentiegerichte onderwijs.
‘Ik heb de indruk dat het nieuwe leren hier en daar te ver is doorgeschoten. Het is soms opgelegd aan opleidingen die al met onvoldoende mensen en middelen werkten. En er zijn gaten in roosters opgevuld met zaken als groepswerk. Daar moeten we nog eens goed naar kijken. Toch wil ik niet terug naar de jaren vijftig, met colleges door een docent voor een schoolbord.’