Achtergrond

De onzichtbare hogeschool

Gevraagd naar de bijdragen van de Hogeschool Utrecht en Studium Generale aan ‘haar’ Culturele Zondagen, steekt coördinator Mariëlle Pals enthousiast van wal. Gaandeweg wordt echter duidelijk dat er sprake is van een misverstand: Pals denkt bij Studium Generale automatisch aan de universiteit en houdt HU voor HKU. ‘De universiteit is veel duidelijker aanwezig tijdens de Culturele Zondagen, de hogeschool is voor mij een grijs gebied.’
Ze komt uiteindelijk op één bijdrage van de ‘samenwerkingspartner’: gedichten en proza van studenten tijdens Culturele Zondag De Nieuwjaarsduik. Pals: ‘De hogeschool zou best zichtbaarder aanwezig mogen zijn, je moet nooit je licht onder het bed zetten.’

Heeft Pals gelijk? Zijn de activiteiten van de HU voor de buitenwereld een groot, grijs gebied? De Hogeschool Utrecht is een grote instelling met 3.500 medewerkers en tien keer zoveel studenten. Maar hoe manifesteert de HU zich in Utrecht? De universiteit drukt een duidelijk stempel op de stad. Simpel voorbeeld: De Uithof wordt nog steeds universiteitscentrum genoemd, terwijl er dertigduizend hbo-studenten rondlopen. En over maatschappelijk kwesties doen hoogleraren van de universiteit geregeld hun zegje, maar wie verwoordt een HU-mening?
Nu is het natuurlijk deels appels met peren vergelijken. De universiteit heeft hier eeuwenoude wortels terwijl de hogeschool in de huidige vorm tien jaar bestaat. Dat bepaalt in belangrijke mate de rol en de uitstraling. De HU beschouwt het als een van haar kerntaken een kennisinstelling te zijn, een instituut dat onderzoek doet om kennis te verkrijgen die weer ingezet kan worden ter professionalisering van de beroepspraktijk. Zo staat het ook geformuleerd in Koers 2012, het HU toekomstplan dat in februari werd gepresenteerd.
De wereld hoeft niet wetenschappelijk verklaard of becommentarieerd te worden, het gaat in de eerste plaats om een vruchtbare wisselwerking tussen de kennisinstelling en het economische deel van de samenleving. De HU is dan ook een belangrijke partner voor het Midden- en Kleinbedrijf (mkb) in de regio Utrecht. Maar daarnaast is de HU actief op talloze andere terreinen die betrokkenheid bij de stad illustreren, zegt collegevoorzitter Geri Bonhof. Ter ondersteuning toont ze kersvers ‘bewijsmateriaal’: een inventarisatie van bezigheden die is gemaakt nadat minister Vogelaar veertig wijken in het land selecteerde waar extra investeringen gedaan moeten worden vanwege onder meer sociale en economische problemen. Hogescholen is gevraagd aan te geven welke bijdrage ze kunnen leveren aan de verbetering van de leefbaarheid in de wijken. Het is een indrukwekkende lijst, met onderwerpen die variëren van opvoedkundige ondersteuning tot het bevorderen van actief burgerschap, van samenwerkingsverbanden met woningbouwverenigingen tot onderzoek naar supportersrellen bij FC Utrecht. Kortom, de HU staat met een breed scala aan bijdragen midden in de Utrechtse samenleving, meent Bonhof.

Maar wie is op de hoogte van die rol van de hogeschool? Moet de HU niet vaker op de grote trom slaan om kond te doen van haar positie en bijdragen? Ja, zegt onderwijswethouder Rinda den Besten stellig. Bij de presentatie van Koers 2012 liet ze weten dat de uitstraling van de hogeschool nog niet optimaal is. Meer brutaliteit in de presentatie zou geen kwaad kunnen. Wat ze daar toen mee bedoelde? ‘Als je Koers 2012 leest, lijkt de hogeschool zich af te vragen: wat hebben wij de wereld te bieden? Ze zouden trotser kunnen zijn, onder meer op de hoge aantallen studenten en de kwaliteit van de opleidingen. Er valt op de hogeschool een hoop te halen, daar hoeft niet aan getwijfeld te worden.’
Door die bescheidenheid laat de hogeschool misschien wel kansen liggen, meent Den Besten. ‘Er zijn veel bedrijven en instellingen in de stad die weinig met de hogeschool doen omdat ze de weg er naartoe nog maar moeilijk weten te vinden. Er zijn inmiddels een hoop verbeterplannen ingezet, maar er valt qua zichtbaarheid nog winst te behalen, bijvoorbeeld door het organiseren van symposia en het uitbreiden van de bestaande netwerken.’
Den Besten zegt veel studenten te spreken. ‘Ze doen heel veel projecten buiten de stad, maar je kan het zo gek niet bedenken of er is ook wel een plek voor te bedenken ín de stad. Verdorie, denk ik dan, het is helemaal niet nodig dat studenten iets in Den Bosch gaan doen.’

Joël Scherrenberg, voorzitter van het mkb regio Utrecht, sluit zich deels bij de mening van Den Besten aan. ‘De hogeschool heeft nog  een ietwat gesloten karakter en een elitair imago. De HU is alleen voor hoger opgeleiden, is het overheersende beeld. De beeldvorming klopt niet altijd, en er wordt op de HU de laatste jaren een hoop gedaan om het beeld te doorbreken, maar zoiets is een lastige zaak.’
Wat te doen om het HU-licht beter te laten schijnen? Roer je nadrukkelijker, is in het kielzog van Den Besten het advies van Scherrenberg. Laat weten dat je er bent als vitaal onderdeel van de Utrechtse samenleving. ‘De hogeschool doet bijvoorbeeld veel aan activiteiten als bij- en nascholing. Dat is bij ons wel bekend, maar er kan in bredere kring mee naar buiten worden getreden.’
Maar identiteit is, behalve presentatie, ook een kwestie van organisatie. Scherrenberg noemt als voorbeeld de samenwerking met het bedrijfsleven. Die is volgens hem al stukken verbeterd, maar de traditionele kloof is nog niet weggewerkt. ‘Als er vandaag iets wordt bedacht, willen ondernemers het morgen uitvoeren. Op de hogeschool krijg je te maken met allerlei overlegstructuren en bestaat steeds het risico dat mooie ideeën verzanden. En ik weet wat de ondernemer denkt: als iets mislukt, kom ik niet meer terug.’
De organisatie heeft op een nog andere wijze invloed. De huidige structuur is ontstaan door een fusie van opleidingen die vroeger zelfstandig functioneerden.  ‘Het begint te komen, maar gezien die achtergrond manifesteert  een HU-identiteit zich niet snel,’ zegt hoofd Studium Generale Rienk Wielenga. ‘Veel medewerkers identificeerden zich tot een paar jaar geleden niet met de hogeschool als geheel, hooguit met een onderdeel ervan.’

Studium Generale kan volgens hem bindmiddel zijn, enerzijds om faculteitsoverschrijdende contacten tot stand te brengen, anderzijds als ‘visitekaartje’ door de samenwerking te zoeken met onder meer culturele instellingen in de stad. Het verkennen van de buitenwereld kreeg vorig jaar september vaste vorm in de minor de Derde Verdieping. Achttien studenten deden een half jaar lang de klasdeur achter zich dicht en gingen met coaches op locatie aan de slag op terreinen als kunst, cultuur en politiek. ‘Een krachtig en levensvatbaar concept én de enige HU-brede minor die er is.’
Nóg mooier zou het zijn, volgens Wielenga, als de hogeschool over een aansprekende plek in de stad zou beschikken die Utrechters gedachteloos met de HU zouden associëren. Hij heeft weleens geopperd de Janskerk om te dopen tot een podium voor debat en kennisuitwisseling, maar ook voor afscheidsrecepties en diploma-uitreikingen. Een locatie die zich qua ambiance zou kunnen meten met bijvoorbeeld het Academiegebouw op het Domplein. ‘De universiteit barst van de mooie plekken in de stad. Wij hebben in De Uithof wel prachtige onderwijspaleizen, maar zonder speciale uitstraling. De Uithof is trouwens ook moeilijker omdat er geen neutrale plek te kiezen is.’
De collegevoorzitter gelooft echter niet in een speciale plek om de identiteit te onderstrepen. ‘Dan wordt het al gauw universiteitje naspelen. En studenten binden zich niet aan de hogeschool, maar aan een faculteit. Wij zijn geen universiteit, we kweken een eigen gezicht.’
Ze beaamt dat de hogeschool trotser zou mogen zijn op de prestaties en dat er wellicht een discrepantie bestaat tussen de feiten en de beeldvorming. ‘We moeten nog vaker onze bezigheden via de publiciteit naar buiten brengen om te laten weten: dit doet de hogeschool.’
De situatie is al niet meer te vergelijken met een paar jaar geleden, toen ze aantrad als collegevoorzitter. ‘Als er toen in de netwerken waar je deel van uitmaakt werd gesproken over kennisinstellingen, dan ging het steevast nog over de universiteit.’

Een nieuw logo maakt nog geen zomer, maar organisatorisch is de afgelopen twee jaar veel aandacht besteed aan een intensievere samenwerking tussen de verschillende faculteiten, onder meer bij onderwerpen als de gaming-industrie en duurzame energie. En als het gaat om de samenwerking met het bedrijfsleven, ze kan zich wel iets voorstellen bij de kritiek van Scherrenberg als hij de stroperige overlegstructuren noemt. ‘Binnen bepaalde grenzen kunnen we de dienstverlening nog verbeteren, ja. Wij werken in een ander ritme dan het bedrijfsleven, maar dat is geen typisch Utrechts probleem. We oriënteren ons momenteel op een aanpassing van het jaarrooster, zodat we ook ’s zomers open kunnen blijven en beter kunnen aansluiten op wensen van het bedrijfsleven.’

Het HU-gezicht krijgt geleidelijk steeds meer gestalte, is haar overtuiging. Maar misschien zit bescheidenheid wel in de Utrechtse ‘genen’. ‘Er gebeuren hier zulke mooie dingen, maar ze worden vaak als vanzelfsprekend beschouwd. Mensen denken daardoor te weinig na over de signaalfunctie,’ zegt Bonhof, die ook in het collegebestuur van de Amsterdamse Hogeschool zat en die stad dus goed kent. Lachend: ‘De Amsterdamse mentaliteit is een andere dan de Utrechtse. Daar hangen ze iets al aan de grote klok voordat het is gebeurd, maar Utrecht dóet het gewoon.’

Noot: lijst van activiteiten Utrechtse probleemwijken te vinden op:??