Staatssecretaris Zijlstra kan deeltijdstudenten niet uitzonderen van de langstudeermaatregel, omdat er dan een maas in de wet ontstaat. Maar dit probleem blijkt voor de liberale bewindsman een blessing in disguise.
De deeltijdstudenten zijn een politiek probleem voor staatssecretaris Zijlstra. Senatoren in de Eerste Kamer roepen hem op het matje. Ze snappen niet waarom deeltijders net zo snel moeten studeren als voltijders. Waarom zou een leraar of verpleegkundige niet in eigen tempo een studie mogen volgen naast zijn baan en gezin? Waarom zou je die ontmoedigen met de dreiging van een langstudeerboete?
Zijlstra’s antwoord is eenvoudig: er zou een maas in de wet ontstaan als hij deeltijders van de maatregel zou uitzonderen. Studenten kunnen zich dan inschrijven als deeltijder om de langstudeerboete te ontwijken. De wet maakt namelijk geen goed onderscheid tussen voltijd- en deeltijdstudenten, aldus Zijlstra.
En daar heeft hij gelijk in. Het voornaamste verschil is dat voltijders een basisbeurs kunnen aanvragen. Maar masterstudenten krijgen die tegenwoordig toch al niet meer.
De term ‘deeltijd’ is eigenlijk van de roostermakers, niet van de wetgever. Als een opleiding colleges en werkgroepen vooral in de avonduren plant, of allemaal op de vrijdag, dan zou je kunnen spreken van een deeltijdopleiding. Of als het onderwijs wordt uitgesmeerd over zes, zeven of acht jaar.
Kenniseconomie
Maar dat verschil kun je niet in wetten vangen. Je kunt moeilijk onderscheid gaan maken tussen studenten die overdag een werkgroep hebben en studenten die ’s avonds bij elkaar komen. De één wel een langstudeerboete, de ander niet? Dat houdt geen stand.
Bovendien is het ook fijn als mensen in deeltijd snel kunnen studeren, dus het slaat ook nergens op om deeltijders tot een laag tempo te verplichten en bijvoorbeeld een maximum aan het aantal studiepunten te stellen dat de deeltijder jaarlijks mag halen.
De fundamentele vraag is uiteindelijk waarom de overheid deeltijders überhaupt zou willen bekostigen. Dan kom je al snel bij ideeën over de kenniseconomie uit: het is goed als mensen zich ontwikkelen, als leraren hoger geschoold worden, als verpleegkundigen nog meer kennis en vaardigheden opdoen.
Liberale droom
Toen moet Zijlstra een lichtje zijn opgegaan. Dan bekostigen we toch alleen de nuttige deeltijders? Weg met de vrolijke hobbyisten die op latere leeftijd kunstgeschiedenis of theologie willen doen. Die mogen het voortaan zelf betalen. Weg met de werknemers die zich moeten bijscholen: daarvoor kloppen ze maar bij hun werkgever aan. Leraren, verplegers, daar gaat het om. En misschien nog een paar groepen.
Als vanzelf dient de oplossing zich aan: geef die mensen een soort tegoedbonnen die ze kunnen inwisselen voor onderwijs. Eventueel kun je ze vouchers per studiepunt geven en dan moeten ze zelf maar zien hoe snel ze klaar zijn. Maar dat zijn details.
Zo kan Zijlstra dankzij het gesputter van de Eerste Kamer een liberale droom gaan waarmaken. Hij kan een begin maken met de liberalisering van hoger onderwijs. Die vouchers mogen straks bij alle geaccrediteerde opleidingen worden ingewisseld. Is een private aanbieder beter dan een publieke? Ga dan vooral naar de private aanbieder. Zijlstra’s zegen heb je.
Dit kan hij bovendien als een redelijk compromis presenteren. Jarenlang is er fel gedebatteerd over de liberalisering van het hoger onderwijs. Het ‘open bestel’ was politiek niet haalbaar. Nu is het niet alleen haalbaar, het lijkt bovendien alsof Zijlstra over zijn hart strijkt en zijn politieke tegenstanders tegemoet komt.
Eind maart stuurt hij zijn voorstellen naar de Eerste en Tweede Kamer.