Achtergrond

‘Enorme kloof tussen docenten en besturen’

Zeker, de AOb heeft bij de cao-onderhandelingen in 2005 zelf ingestemd met het nieuwe functiewaarderingssysteem. Maar vooral omdat het oude systeem allang niet meer voldeed. ‘Vroeger werden docenten ingeschaald en beloond op grond van hun vooropleiding. Hoe je als docent functioneerde speelde nauwelijks een rol. Terwijl iedereen weet: onzin uitkramen is geen lesgeven, hoe hoog je ook bent opgeleid.’
Na lang onderhandelen zette de AOb zijn handtekening onder het door de hogescholen voorgestelde functiewaarderingssysteem van de Hay Group. Het principiële nadeel daarvan is volgens Dresscher dat het is toegesneden op hiërarchische, piramidale organisaties met veel personeel in lage functies en weinig mensen in de top. ‘Wie aan meer mensen leiding geeft, zit hoger in de boom. Onderwijsinstellingen hebben een grote groep docenten in de middenschalen. Daardoor is zo’n systeem voor een hogeschool veel minder geschikt.’
Het kwam volgens Dresscher vooral door het gebrek aan alternatieven dat de AOb instemde met de Hay-methode. ‘Anders was elke hogeschool haar personeel zelf gaan inschalen en dat wilden we hoe dan ook voorkomen. In dit systeem is bovendien een landelijke beroepsprocedure opgenomen waarmee werknemers van hogescholen bezwaar kunnen maken tegen bijvoorbeeld hun inschaling.’

De kritiek op de toepassing van het functiewaarderingssysteem zwelt intussen aan. Onder meer de SP en de vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) vinden dat de AOb zijn handtekening nooit had mogen zetten. Maar dat is Dresscher te makkelijk. ‘Zulke critici zeggen feitelijk: als je nooit meer ergens mee akkoord gaat, dan komt alles goed. Maar wie nooit vuile handen maakt, heeft geen invloed.’
Medezeggenschapsraden (CMR) van een aantal hogescholen, waaronder die van de HU lopen tegen het nieuwe systeem te hoop. De Utrechtse raad stemde eerder in met een plan van aanpak, maar wilde – tegen de wens van het college van bestuur – tevens instemming over het uiteindelijk resultaat. Het conflict leidde tot de gang naar de landelijke geschillencommissie, die de CMR in het gelijk stelde.
Ook Dresscher is geschrokken van de uitwerking van het systeem. ‘Docenten die op grond van hun opleiding vroeger vanzelfsprekend in salarisschaal twaalf zaten, worden nu massaal in tien gezet. Ze voelen zich vaak zwaar gepakt, ook als ze hun oude salaris behouden.’
Dat is fnuikend voor hun motivatie en bedreigend voor de toekomst van het hbo, vindt de AOb. ‘Nieuwe docenten worden steeds vaker op instructeursniveau ingeschaald. Zij onderhouden het contact met de studenten. Hoog ingeschaalde docenten met ervaring hebben leidinggevende taken, ontwikkelen onderwijs en opereren meer op de achtergrond. Aan lesgeven komen ze nauwelijks toe.’

Had u niet kunnen voorzien dat dit zou gebeuren?

‘Nee, anders hadden we niet getekend. Je neemt besluiten met de kennis die je op dat moment hebt. Het oude systeem voldeed niet en er moest iets nieuws komen. Wat we nu constateren is dat er grote onvrede heerst onder docenten. Dat baart ons zorgen. Maar of dat aan het nieuwe functiewaarderingssysteem ligt, dat weten we niet.’
Dresscher wil het functiewaarderingssysteem bij de eerstvolgende onderhandelingen over de hbo-cao hoog op de agenda zetten. Een van de denkbare oplossingen is dat het Hay-systeem wordt aangepast: vooropleiding, kennis en inspiratie zouden zwaarder moeten wegen, zodat ook docenten die ‘alleen’ goed lesgeven een hoog salaris kunnen verdienen.
‘Het probleem is dat het hbo dan misschien te veel afwijkt van het piramidesysteem dat de Hay Group hanteert en dus op zoek moet naar een alternatief. Voor ons is dat geen probleem, maar bij de HBO-raad denkt men daar ongetwijfeld anders over.’

Zal de HBO-raad hier nog wel over willen praten. Het nieuwe functiegebouw is immers bijna overal al ingevoerd of bijna ingevoerd?

‘Dat moet de HBO-raad zelf beslissen. Maar het gaat mij niet per se om het systeem, maar meer over de demotivatie die alom speelt. Die kun je niet afdoen met de mededeling dat er een klaagcultuur heerst. Er is een enorme kloof tussen het personeel en de besturen bij de instellingen. De HBO-raad steekt zijn kop in het zand voor de kwaliteitsproblemen en de groeiende onvrede bij docenten. Dat is zeer onverstandig. Je moet er juist over willen praten, uitstralen dat het onderwijs een publieke aangelegenheid is en dat mensen het recht hebben om kritiek uit te oefenen. Altijd het deksel op de doofpot duwen is wel het domste wat je kunt doen.’

Over de invloed van de medezeggenschapsraden op de totstandkoming van het functiehuis van hun hogeschool is Dresscher somber. ‘De raden zouden moeten meebeslissen over de organisatie van het onderwijs en de functies die daarvoor nodig zijn, maar krijgen dat instemmingsrecht lang niet altijd.’
Ooit waren de verwachtingen ten aanzien van de raden hooggespannen: ze zouden de vakbonden op den duur wellicht overbodig maken. ‘Dat bleek allemaal erg tegen te vallen en dat is ook niet verwonderlijk. Het grote verschil tussen een vertegenwoordiger van een vakbond en een mr-lid is dat de laatste bij de instelling in dienst is en dus onder druk kan worden gezet. We hebben dat anderhalf jaar geleden meegemaakt bij de Hogeschool Inholland. Toen de problemen met collegevoorzitter Jos Elbers ontstonden, werd onze vertegenwoordiger de toegang tot alle gebouwen van Inholland ontzegd. Maar verder konden ze weinig tegen hem doen. Voor de mensen die er werkten was dat anders. Die kregen allemaal een spreekverbod opgelegd. Dat was redelijk effectief, want veel werknemers maken zich toch zorgen om hun carrière. Zulke ervaringen temperen het optimisme over de rol van medezeggenschapsraden.’

Moeten de medezeggenschapsraden niet professioneler toegerust worden, bijvoorbeeld met een betaalde onafhankelijke voorzitter?
‘Je kunt mensen aanstellen en veel tijd en werk laten steken in medezeggenschap, maar dan worden ze meer een onderdeel van de organisatie en een verlengstuk van het bestuur. Wij zien het meest in het samenwerking tussen vakbonden en medezeggenschapsraden. Wij kunnen in ieder geval het tegenwicht aan de besturen bieden.’

Hein Cuppen (HOP)/Gerard Rutten

CV
Walter Dresscher is sinds 2002 voorzitter van de Algemene Onderwijsbond (AOb), met 75.000 leden de grootste bond in de sector onderwijs. Daarvoor was hij voorzitter van het Nederlands Genootschap van Leraren (NGL), dat in 1997 met de onderwijsbond ABOP tot AOb fuseerde. Hij stond twintig jaar voor de klas als leraar geschiedenis, maatschappijleer, informatica en economie. In zijn vrije tijd speelt hij graag viool.