Achtergrond

Gebaren & taal

Eind oktober werd Beppie van den Bogaerde als eerste lector dovenstudies in ons land geïnaugureerd. Het jonge en unieke onderzoeksterrein, in combinatie met de razendsnelle technologische ontwikkelingen, biedt haar en haar collega’s stof voor jaren werk.

Een van de speerpunten van het lectoraat is om ‘de integratie en participatie van dove en slechthorende mensen te bevorderen’. Gaat het daar niet goed mee?

Het komt voornamelijk neer op taal. Als je geen toegang hebt tot de taal, kan je moeilijk meedoen in een land; dat zie je bij allochtonen, dat zie je ook bij doven en slechthorenden. Communicatie is een obstakel als er geen tolken zijn of faciliteiten, laat staan als dove kinderen geen Nederlandse Gebarentaal (NGT) wordt aangeleerd.

Waarom is de officiële erkenning van het NGT al jaren een heet hangijzer?

Er hangt een kostenplaatje aan. Daarnaast is er nogal wat verzet vanuit de medische werelden horende ouders, die willen dat hun kind zo horend mogelijk wordt. ‘We hebben nu toch alle technologie? Onethisch om dat niet te gebruiken’. Terwijl er doven zijn die zeggen: ‘Juist onethisch om je kind zo’n gehoorapparaat te geven, dat zijn onze dove kinderen’. Ik snap beide kanten en strijd voor tweetaligheid: leer kinderen NTG.Misschien voelen ze zich prettiger bij de horende of dove cultuur of juist bij beide. Daar heb je dan wel die tweetaligheid voor nodig.

Je zou toch denken dat er dankzij het cochleair implantaat (CI, die de intact gebleven gehoorzenuw elektrisch stimuleert waardoor mensen beter kunnen horen, bij 50 tot 80 procent van de dove kinderen aangebracht, red.) geen problemen meer zijn…

Nou, er is nog wel een probleem, doofheid is een onzichtbare handicap, ook al gebruik ik dat woord niet graag. Het wordt namelijk een handicap, omdat onze maatschappij er niet op ingericht is. De maatschappij gaat ervan uit dat iedereen gelijke kansen krijgt, maar om dove mensen gelijke kansen te geven moet je ze soms ongelijk behandelen. Sinds de opkomst van CI zo’n vijftien jaar geleden denken mensen dat er geen problemen meer zijn, dat de ongelijkheid is opgeheven. Maar dat is helemaal niet zo, niet bij kinderen met CI of zonder CI en zeker niet bij doofgeborenen die ouder dan, zeg, 25 jaar zijn. Die zijn doof en zullen het ook blijven en daar moeten we rekening mee houden.

En dat gebeurt nu te weinig?

95 Procent van de dove kinderen wordt bij horende ouders geboren. Het overdragen van cultuur en taal gebeurt dus eigenlijk nooit door de ouders, maar door andere dove kinderen en door volwassenen uit de dovengemeenschap. Vroeger waren er vijf doveninstituten waar dat automatisch gebeurde. Nu, met de opmars het CI en van inclusief onderwijs gaan ze veelal in hun eentje naar een reguliere school. De hele basis van de dovengemeenschap wordt op dit moment uit elkaar gereten doordat de kinderen verspreid worden. De bakermat is weggevallen.

Maar is die verspreiding juist niet goed voor de integratie en participatie?

Maar wie brengt de kinderen de NGT nog bij? Wie leert ze dat op een reguliere school?Dat kan je niet van ouders verwachten. Het is de taak van de maatschappij dat dove kinderen tweetalig worden opgevoed, met Nederlands en NGT, zodat ze zich ook zonder een gehoorapparaat kunnen redden. Daarnaast, hoe voelen die kinderenzich op een gewone school? Alle kinderen zijn anders, maar een kind dat echt heel anders is, wordt een loner.Vroeger waren dove kinderen onzichtbaar, ze zaten in dat instituut en kwamen alleen in de weekenden thuis. Ze waren niet gewend om met horende kinderen te spelen. Prima dat dat veranderd is. Maar we weten nog niet goed hoe we inclusief onderwijs voor dove kinderen het beste vorm kunnen geven.

Is het wenselijk om ze als een soort minderheid te beschouwen?

Ja, zo ziet de dovengemeenschap zichzelf immers, en ik onderschrijf dat. Mensen zijn gelijk maar ook ongelijk en zoeken naar gelijkgestemden. Geëmigreerde Nederlanders zoeken elkaar in Australië ook op, het is gewoon fijn om bijvoorbeeld samen sinterklaas te vieren en Nederlands te praten. Logisch dus dat doven elkaar ook opzoeken. Niet als lotgenoten of slachtoffers, maar ze herkennen zichzelf in elkaar. Dus als ze behoefte hebben samen iets te doen, prima. Leerkrachten zeggen nu opscholen: ‘Die Marokkaanse kinderen klitten zo!’. Alle Hollandse kinderen klitten ook, maar dat wordt niet zo ervaren. Je kijkt met bepaalde vooroordelen naar bepaalde groepen. Als we naar een open samenleving willen, moeten we naar onszelf kijken, welke normen hanteer ik voor de ander en hou ik mezelf daar eigenlijk wel aan? En dat is dus vaak niet zo.

Tegen welke onwetendheid loopt deze groep aan?

Veel mensen hebben niet door welke consequent ies het doof-zijn of slecht horen heeft. Ze kennen alleen hun oma dieslechter ging horen en tegen wie ze steeds harder schreeuwden en uiteindelijk riepen: ‘Laat maar zitten!’. Ze denken dat ze heel duidelijk en hard moeten praten of desnoods wat moeten opschrijven. Maar het is ze onbekend dat het heel moeilijk voor doven is om te leren lezen en schrijven, omdat ze de gesproken taal niet beheersen. Woorden zijn maar woorden, ze krijgen betekenis door je kennis over de wereld, je opleidingsniveau, de context van het gesprek… Je kan het woord misschien wel lezen, maar het niet duiden. Als je altijd doof bent geweest, heb je vaak veel informatie gemist. Als horend kindje krijg je onbewust informatie mee: je speelt, de radio staat aan, je ouders praten, je hoort je naam vallen, kijkt op…Dove en slechthorende kinderen missen veel, ondanks een gehoorapparaat. Kijk voor de gein eens op internet, daar kun je ervaren hoe het is om 30 tot 40 decibel gehoorverlies te hebben. Wat hoor je dan nog in een groep? Het is net alsof je onder water zit. Je mist veel en kan daar dan ook erg achterdochtig van worden.

En daar wil je de horende wereld bewust van maken?

Ja. Alle professionals van alle opleidingen zouden minstens basiskennis moeten hebben over het onderwerp. Iedereen kan in contact komen met doven en slechthorenden.We zijn een hoogopgeleide maatschappij, maar we laten wat dit betreft steken vallen. Ik geef nu al op verschillende faculteiten masterclasses en gastcolleges, maar ik zou willen dat het in de curricula wordt opgenomen. Ik heb er vier jaar voor uitgetrokken om het onderwerp binnen de HU te verspreiden. En ik hoop dat ik straks als lector verlenging krijg, om daarna naar alle onderwijsinstellingen in het land te gaan!

Wat gaat er allemaal mis door de onwetendheid?

Los van de problemen in het normale sociale verkeer, is de gezondheidszorg nu een belangrijk item. Doven en slechthorenden kunnen een ander referentiekader hebben, ook met betrekking tot hun gezondheid, net als bijvoorbeeld Turken of Marokkanen. Misschien dat iemand met een beetje oorpijn het niet noemt, omdat hij heel z’n leven al last heeft, terwijl het nu mogelijk oorontsteking is. Artsen moeten doorvragen en checken of hun boodschap overkomt. Dat gebeurt wel al vaker bij allochtonen: ‘U snapt dat het een orale pil is en geen zetpil?’. Bij dove mensen gebeurt dat niet, omdat de arts denkt‘het zijn toch Nederlanders?’. Vanuit het lectoraat gaan we hier in januari meteen bekostigd SIA RAAK publiek project verder onderzoek naar doen. Bij enkele zorginstellingen, gericht op dove ouderen, gaan we de communicatie tussen dove en slechthorende patiënten en horende zorgverleners bekijken om uiteindelijk advies te geven hoe het beter kan.

Drukke tijden?

Er moet nog ontzettend veel gebeuren. Ook binnen het instituut Gebaren, Taal en Dovenstudies. De bacheloropleiding leraar/tolk NGT bestaat pas tien jaar. We willen het lesmateriaal tegen het licht houden en de didactiek en toetsing bekijken. Ik hoop daar in 2010 mee te beginnen. Op welk taalniveau stromen studenten uit? En hoe doen we het vergeleken met het buitenland? Daarnaast zijn er nog heel veel andere aspecten van de dovencultuur die onderzoek behoeven. Ik weet bijvoorbeeld nog wel dat een collega enkele jaren geleden voor het eerst een sms-je van haar kind kreeg: die zou wat eerder thuis zijn. Ze was zo gelukkig: het was de eerste keer dat haar dochter niet via de buurvrouw naar het secretariaat hoefde te bellen, die het vervolgens weer doorgaf aan mijn collega. De hele dovengemeenschap is aan het veranderen door de technologie. Maar hoe weten we niet precies. Ook daar zou ik nog graag onderzoek doen.

Auto – openbaar vervoer

Denker – doener

Koken – uit eten

Schrijven- lezen

Kerstmis –Oud en Nieuw

Inspiratiebron: mijn collega’s en tweetalige dove jongeren, die laten een soort Deaf Power zien, die zijn zo sterk…bewonderenswaardig.

Hobby’s: Wandelen, lezen en borduren