Achtergrond

‘Lerarenopleiding moet KNOP omzetten’

Hoogleraar en lector Elly de Bruijn maakt zich sterk voor een andere pedagogische en didactische aanpak in het (v)mbo. Waarom? Tweederde van de jongeren in ons land volgt een opleiding aan een (v)mbo-school, terwijl veel docenten nog traditioneel opgeleid worden in algemeen vormende vakken.
door Janny Ruardy

Wat is je opdracht als lector aan de hogeschool?
Mijn aandacht gaat uit naar het leren door de leerling in de beroepskolom (vmbo tot hbo) en de begeleiding daarvan door docenten en praktijkopleiders. Hoe kunnen al die verschillende leerlingen in die beroepskolom het beste worden voorbereid op hun toekomstige beroep en maatschappelijke participatie?

Gaat dat nu niet goed?
De lerarenopleidingen zijn van oudsher gericht op het algemeen voortgezet onderwijs, mavo, havo, vwo. Bij eerstegraads docenten kun je je daar wat bij voorstellen, maar bij tweedegraads is dat absurd, want tweederde van de leerlingen neemt deel aan (v)mbo. Daar kun je als docent niet meer met alleen schoolvakgerichte theoretische en algemene kennis aankomen. Daarnaast is de leerlingengroep op het (v)mbo anders dan in het algemeen voortgezet onderwijs (avo). De lerarenopleidingen moeten de knop omzetten.

Gebeurt dat niet al in Utrecht?
Ja, maar te weinig. Als ik door het gebouw loop, zie ik de sectie Duits, de sectie Engels en ga maar door. Zo ziet een (v)mbo-school er echt niet uit.
Er moet bij de lerarenopleiding meer integratief worden opgeleid. Dat betekent dat je kennis en vaardigheden verbindt in diverse domeinen. Competentiegericht opleiden en leren betekent leerlingen leren handelen en toepassen.

Dat competentiegericht leren ligt nogal onder vuur.
Klopt. Een probleem is de zelfstandige rol van de leerling in dit type onderwijs. Je kunt het ze wel leren, maar dat is moeilijk en kan ook niet op één manier. Dat moet op maat, adaptief dus. Je moet zoeken naar verschillende middelen om al die jongeren zover te krijgen dat ze het ook kunnen. Diagnosticeren en van daaruit handelen. De ene leerling wil eerst theorie, terwijl de ander juist andersom leert. Je moet docenten leren de leerlingen te triggeren.

Docenten diagnosticeren te weinig?
Ja. De gemiddelde leerling bestaat niet. Werken vanuit de diagnose betekent ook dat de organisatie daarvoor geschikt moet zijn. Als je 25 leerlingen hebt en weinig middelen, kun je weinig uitrichten. Gezamenlijkheid is verder van belang; een team docenten dat een groep leerlingen succesvol over de eindstreep krijgt. Daarnaast is uitdagen belangrijk. Het is een misverstand om alleen vanuit de vraag van de leerling te werken en te wachten welke droom deze leerling wil verwezenlijken.
De docent als coach. Hoe zit het met de oudere docenten in het (v)mbo?
Er zijn genoeg oudere docenten in het (v)mbo die altijd al werkten vanuit een mix van coaching en kennisoverdracht. Tegenwoordig is het wel nodig om je handelingsrepertoire te verbreden. Jongeren zijn anders, de beroepspraktijk stelt andere eisen en ook de vervolgopleidingen. Het is belangrijk dat een docent in staat is om zelf te blijven leren.
Probleem is dat docenten daar niet goed in gecoacht worden. Vaak wordt het gebracht als: “Zo nu moeten jullie het helemaal anders doen”. Dat is een misverstand. Je verenigt juist een aantal goede oude dingen met nieuwe inzichten. Als je meer aansluit bij wat mensen al deden, dan veroorzaak je niet zo’n verschrikkelijke breuk.

De implementatie moet dus anders?
Ja, en met meer speelruimte voor de docenten. Er is een onderwijskundig concept nodig, maar je kunt als bestuurder nooit zeggen wat docenten moeten doen. Als je zo’n proces goed inzet, positief gebruik maakt van je grenzen en de expertise van de docent en leerling erkent, kan dat veel opleveren. Dat betekent ook dat een concept er in de praktijk  anders kan uitzien dan er van te voren op bestuurlijk niveau bedacht is.
 
Hoe kun je het repertoire in het onderwijs het beste verbreden?
Ik heb in mijn oratie een verhaal gehouden over vier kernaspecten die daarbij van belang zijn. Scaffolding, daarbij bied je als docent ondersteunende structuur voor de leerling; modelling, daarbij ben je rolmodel, zowel in vaardigheden als in kennis; coachen, het exploratief leren begeleiden van je leerlingen en tenslotte monitoren. Van oudsher zit dat laatste vooral in de disciplinering, maar de docent fungeert in dit model als extern oog, houdt de voortgang op de achtergrond in de gaten.

Klinkt allemaal mooi. Toch lijkt me de praktijk weerbarstig?
Klopt, maar het beroepsonderwijs krijgt niet de aandacht die het verdient. Vrijwel elke politicus is groot geworden in het avo, hun kinderen gaan daar naar toe. Zolang dat niet verandert, hou je dit zo.
Ook kampt het (v)mbo met een slecht imago. Voor een deel onterecht. Ik erger me bijvoorbeeld wild aan mensen als Leo Prick (schrijft onder andere onderwijscolumns in de NRC, red.), die zonder kennis van zaken het vmbo neersabelt.

Er komt een parlementair onderzoek naar vernieuwingen in het onderwijs, zoals de invoering van het vmbo en competentiegericht onderwijs in het mbo.
Er moeten twee dingen uit elkaar gehaald worden. Het geringe aantal contacturen heeft niet te maken met de invoering van nieuwe onderwijsvormen, maar alles met de bezuinigingen op het onderwijs. Innovaties vonden in dezelfde tijd plaats. Tegelijkertijd werd er onvoldoende onderzoek gedaan naar die innovatie. Je kunt alleen maar leren door te reflecteren. Scholen gingen allerlei dingen doen om die bezuinigingen op te vangen en die componenten komen nu allemaal samen.

Tot slot. Kunnen afgestudeerden een rol vervullen in het succes van het onderwijskundige concept wat je voorstaat?
Ja, zo is bijvoorbeeld de pilot ‘Samen op scholen’ een van de speerpunten voor onderzoek binnen mijn lectoraat. In deze pilot zijn de opleidingsscholen eigenaar van het traject. Studenten fungeren als collega’s in opleiding, de schoolopleider is innovatieregisseur. Het is de bedoeling dat ook het  zittend personeel zich in die beweging verder professionaliseert.  Mijn lectoraat heeft als opdracht te onderzoeken wat het waard is, waar problemen zitten, etc. Dat wil ik graag samen met betrokkenen opzetten. De ervaringen en resultaten koppelen we terug naar de reguliere opleiding en ook daar is mijn credo dat er niet  ‘niet één route’ is voor het opleiden van docenten. Je kunt denken aan een route voor oudere studenten, die direct in de praktijk aan de slag willen. Voor een 17-jarige kan dat heel anders liggen.

CV    
Elly de Bruijn (1960)
Studeerde onderwijskunde en –psychologie aan Universiteit van Amsterdam. (UvA)
Jaren tachtig – onderwijsopbouwwerker in Zaanstad en Delft
1989 – 2001 onderzoeker bij de Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek (SCO) van de UvA
1995 tot 2001 universitair docent Onderwijskunde UvA
1997 promotie: proefschrift “Het experimentele en het reguliere”, een studie over de relatie tussen de onderwijskundige vormgeving en het rendement van het kort middelbaar beroepsonderwijs.
2001 –onderzoeker op terrein van beroepsonderwijs bij CINOP.
2005 –benoeming bijzonder hoogleraar voor 1 dag per week op het terrein van de pedagogisch-didactische vormgeving van beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en een leven lang leren aan de Universiteit Utrecht
2006 – benoeming tot lector beroepsonderwijs bij de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht
       

Lectoraat
Het lectoraat Beroepsonderwijs is 1 januari 2007 van start gegaan. Het onderzoek richt zich op de bijdrage van docenten aan het leer- en ontwikkelingsproces van leerlingen in het beroepsonderwijs. En wat betekent dit voor het opleiden van nieuwe docenten en professionalisering van zittende docenten? Het nieuwe lectoraat gaat onderzoeken wat dergelijk adaptief beroepsonderwijs is, hoe het werkt, met welke effecten, voor wie en waarom. Het gaat daarbij niet om het zoeken naar één model, maar juist naar variëteit. Ontwikkelde inzichten en onderzoeksresultaten worden continu en actief verspreid zodat theorie en praktijk elkaar voeden. Docenten en studenten gaan deelnemen in onderzoeksprojecten.