Achtergrond

Liplezen in de kroeg

Karinan woont met drie vriendinnen aan de Weerdsingel. Overal hangen foto’s van ‘het huis’ op feesten en aan de bar. In de gang hangt een lichtbel die flitst als er wordt aangebeld. Verder is nergens aan te zien dat hier een meisje woont dat nauwelijks kan horen. Karinan’s slaapkamer is een kleine tentoonstelling van haar studentenleven. Ze is lid van UVSV en gaat vaak de hort op met haar jaarclub, blijkt uit de foto’s aan de muur. Naast haar slaapbank staat een speciale dovenwekker. Die trilt en flitst om haar op tijd wakker te maken.

‘Ik vergeet soms dat ik slechthorend ben’, vertelt Karinan in de bus op weg naar college. ‘Al mijn vrienden zijn goedhorend en ik ben zo gewend aan mijn handicap. Laatst kwam ik een slechthorend iemand tegen die in gebarentaal tegen me begon te praten. Ik verstond er niets van!’
Karinan hoort ongeveer zestig procent als ze haar gehoorapparaat in heeft. Maar het geluid komt ongefilterd binnen en in een gesprek is ze daarom vooral bezig met liplezen. Als ze uitgaat, levert dat soms komische situaties op. ‘In de kroeg is het te lawaaierig en doe ik alles puur op liplezen’, vertelt ze. ‘En ja, dan kan ik mensen verstaan die aan de andere kant van de bar zitten. Als ik iemand zie die het over mij of mijn vriendinnen heeft, loop ik er altijd op af. Dan zeg ik ‘ik zie wel waar jullie het over hebben hoor’, en dan ga ik gewoon weer door met kletsen.’

Dat Karinan kan praten is niet vanzelfsprekend. Negen jaar duurde het voordat zij zich dankzij intensieve logopedie goed kon uitdrukken. Nu is ze, ondanks haar vreemde uitspraak, goed verstaanbaar. ‘Ik heb alleen moeite met de ‘s’ want die hoor ik niet goed.’
In de collegezaal zoekt Karinan een plek op waar vandaan ze iedereen kan zien. Als iemand met een hand voor zijn mond zit, roept ze of die weg kan want ze moet je zien praten. En als mensen door elkaar heen kletsen, vraagt ze of het wat rustiger mag. De docent spreekt extra duidelijk. Ze maakt tijdens hoorcolleges regelmatig gebruik van een doventolk die razendsnel aantekeningen maakt op een laptop zodat ze mee kan lezen en niet zelf hoeft mee te schrijven. ‘Want die twee dingen tegelijk doen, lukt mij niet. Ik moet continue naar de docent kijken op lip te kunnen lezen.’

Wanneer het college is afgelopen, is het tijd om te gaan lunchen op de Neude. Karinan bestelt een panini en vertelt over de problemen waar zij vanwege haar doofheid tegenaan loopt. ‘Ik heb altijd op hoog niveau gehockeyd, dat is heel belangrijk voor mij. Soms is het lastig want ik kan niet echt communiceren met de coach als ik in het veld sta, maar iedereen is eraan gewend. Wat wel raar is, is dat ik tijdens wedstrijden het fluitje niet hoor, die toon is te hoog. Dat zeg ik altijd van tevoren even tegen de scheidsrechter want anders kan ik een gele kaart krijgen als ik na het fluiten per ongeluk keihard doorren met de bal.’

‘Een kamer vinden in Utrecht was ook moeilijk. Na de ontgroening bij UVSV, die op zich best goed ging, werd ik uitgenodigd voor veel hospiteerborrels. Maar nooit werd ik uitgekozen. Dan zeiden ze dat ze me een topwijf vonden maar… Ik weet niet. Ik denk dat ze toch bang waren dat ik niet mee kan doen in een groep ofzo. Dat kan ik me wel voorstellen. Het voelt natuurlijk wel oneerlijk, maar ik trek me er niet veel van aan. Uiteindelijk heb ik via mijn vader een huis gevonden en daar heb ik het heel erg naar mijn zin.’

Er zijn meer dingen waar Karinan zich zorgen om kan maken, al weet ze eigenlijk zeker dat het uiteindelijk wel goed komt. Na haar studie zal het solliciteren moeilijk worden. Het vinden van een bijbaantje was al lastig. Nu al is het vinden van een bijbaantje erg lastig; werknemers twijfelen vaak of de dove student wel goed zal functioneren. Gelukkig opende een Ierse pub waar Karinan tijdens haar schooltijd in Nijmegen werkte, vorig jaar een Utrechts filiaal. Karinan stond meteen op de stoep en scoorde een bijbaan. ‘Soms moeten mensen hun bestelling herhalen maar het zorgt nooit voor problemen. Als ik ze echt niet kan verstaan, vraag ik of iemand anders even kan helpen.’

En dan, de mannen. Hoe reageren die op een knap meisje met een apparaatje in haar oor? ‘Mannen? Ha ha, daar kan ik goed mee opschieten. Als ik uitga en ik ontmoet iemand, moet ik tegen diegene zeggen dat hij mij in de ogen moet kijken, want anders kan ik niet liplezen. Dat is leuk want dan kun je iemand goed bekijken. Maar ik heb geen vriendje, nooit gehad ook. Tja, ik weet niet hoe het komt. Sommige mensen vragen zich af waarom niet, maar ik maak me er niet druk om. Ik wacht rustig af.’

Elfanie toe Laer

Handicap +
Het aantal studenten in het hoger onderwijs met een of meerdere handicaps, ligt tussen de 60.000 en 75.000. Dat is tussen de 11 en 14 procent van het totaal aantal studenten. Daarnaast heeft 4 procent een psychische handicap en nog eens 4 procent dyslexie.
Voor studenten met een handicap zijn veel hulpmiddelen beschikbaar, maar zij zijn lang niet allemaal op de hoogte van de mogelijkheden. Handicap + studie, een expertisecentrum op het gebied van onderwijs en handicap, is bij de helft van de gehandicapte studenten bekend, en dat terwijl de organisatie veel tips kan geven aan deze doelgroep over studie, beroepskeuze en solliciteren.
Handicap + studie onderhoudt contact met zowel de onderwijsinstellingen als de studenten en probeert met praktische hulp de drempel om te gaan studeren voor gehandicapten te verlagen. Met workshops, cursussen en het doen van onderzoek, hoopt de organisatie in de toekomst meer studenten met een handicap in de collegebanken te krijgen en te houden.
Kijk voor informatie op www.onderwijsenhandicap.nl.