Op diverse locaties van de hogeschool, waaronder de faculteiten Gezondheidszorg en Educatie zijn flexplekken. Op Oudenoord 700 moet het personeel er ook aan geloven. Aan de overgang van vast naar flex moeten medewerkers vaak wennen. ‘Ook wij moeten mee met de tijd.’
Het plan om flexibele werkplekken in het nieuwe gebouw Oudenoord 700 leidt tot onrust onder een deel van de docenten van de faculteit Natuur en techniek. Zij leiden tot concentratieproblemen en de studenten weten de docenten niet meer goed te vinden, zo is de vrees. De opleidingscommissie elektrotechniek constateerde dat er ‘onrust en weerstand’ is ontstaan en trok aan de bel. De faculteitsraad denkt dat er geen draagkracht onder het personeel voor is en eist van de directie een plan komt dat tegemoet komt aan de bezwaren van de docenten. Hoe zijn de ervaringen bij andere faculteiten waar flexplekken zijn ingevoerd?
Ingrid van Wijnen, docent orthoptie zit achter de computer bij een eenpersoons flexplek van het Instituut Paramedische Studies van de faculteit Gezondheidszorg. De faculteit stelde de flexplekken een paar jaar geleden in. De docent vindt het ‘flexwerken’ zowel voor- als nadelen hebben:‘Voordeel is dat je ongestoord kan werken. Voorheen deelden we met vier collega’s een kamer en liep iedereen in en uit. Prettige bijkomstigheid is dat ik niet meer de boterhammen achter de computer eet. Als ik een collega wil spreken, maak ik een lunchafspraak. Dat is efficiënter omdat je bespreekt wat je te bespreken hebt en daarna ga je verder met je werk.’
Een nadeel vindt ze, dat je altijd een eigen werkplek hebt. De flexplekken voor één persoon zijn populair, dus vaak bezet. Dan moeten docenten uitwijken naar ruimtes met meerdere computers. Onhandig is verder dat je spullen niet onder handbereik liggen. ‘Als je een schaar nodig hebt moeten ik naar het secretariaat lopen.’ En dat studenten niet zo maar kunnen binnenvallen, heeft ook z’n voordelen. ‘Het is leuk als studenten zo maar binnen komen met vragen, maar het houdt je van je werk. Nu moeten ze eerst bellen om een afspraak te maken.’
Een vaste stek of flexplek maakt haar niet zo veel uit. ‘Ik ben er inmiddels aan gewend en vind het prima zo. Een jaar geleden dacht ik er anders over. Maar het is een kwestie van je werkzaamheden aanpassen door beter te plannen wat je gaat doen en zorgen dat de benodigde spullen aanwezig zijn op je werkplek.’
Annemieke Coops, docent optometrie, werkt met enkele collega’s in een ruimte met meerdere computers. ‘Op zich is het een mooi idee dat je meer contact hebt met mensen van andere opleidingen, dat is ook de bedoeling van flexplekken’, zegt ze. ‘Maar in de praktijk valt dat tegen. Het is voor docenten juist moeilijker om elkaar te vinden en ook voor studenten zijn we minder goed bereikbaar.’ En het is minder efficiënt. ‘Je kunt niet even weggaan en je spullen laten liggen om daarna verder te werken. Je moet elke keer weer je computer afsluiten, opstarten, je spullen opbergen en weer uit de kast halen.’ En ook op de gezamenlijke flexplekken kan het rumoerig zijn als anderen praten. ‘Je voelt je toch bezwaard om er iets van te zeggen.’
Tegelijk met de openstelling van het fonkelnieuwe gebouw van de faculteit Educatie wordt een nieuw kantoorconcept in gebruik genomen. Hier worden flexplekken op grote schaal toegepast. De nieuwbouw in De Uithof, waarheen de faculteit deze periode verhuist, telt enkele honderden van dit soort werkeenheden waar personeel en studenten zij aan zij werken. Om ongestoord te kunnen werken, zijn er tientallen concentratiewerkplekken en aparte vergaderruimtes.
Docenten die minder dan 24 uur werken, zijn aangewezen op flexplekken, collega’s met een grotere aanstelling mogen kiezen: of aanschuiven bij de flexplekken of een wireless laptop die overal in het gebouw gebruikt kan worden. Docenten krijgen elk een Smartphone als instant kantoor. Daardoor zijn ze overal in het gebouw bereikbaar voor studenten en collega-docenten.
Gerard van Stralen, projectleider nieuwbouw, vertelt dat het nieuwe concept is ingevoerd omdat de faculteit er in vierkante meters aanzienlijk op achteruit gaat. ‘We moeten de beschikbare ruimte zo efficiënt en met een zo hoog mogelijke bezettingsgraad gebruiken. Anders komen we met de beschikbare ruimte niet uit.’
Ervaring met flexibele werkplekken is opgedaan bij de lerarenopleiding natuur-, scheikunde en techniek (Nastec). Draaier en Partners, het adviesbureau op het gebied van huisvesting, heeft voor de faculteit onderzoek gedaan naar werknemersprofielen en werkstijlen van medewerkers (zie elders op deze pagina). ‘Op basis daarvan hebben we het plan voor flexibele werkplekken gemaakt. Of het gaat werken zal de praktijk uit moeten wijzen’, zegt hij. Spannend is of het ‘clean-desk’-concept, waarbij de werkplekken na gedane arbeid schoon en leeg achtergelaten moeten worden, soelaas biedt. Docenten moeten de laptop, papieren en andere benodigdheden na het werk mee naar huis nemen of opruimen in de locker en op de plank de kast. ‘Het is een cultuuromslag en het zal wennen zijn. Maar bij bedrijven als Nationale Nederlanden en de onderwijsinstelling pabo in Sittard blijkt het te werken. Ik zou niet weten waarom het hier niet zou kunnen.’
‘Ok Fred, ik weet hoe het zit. Dit bovenste nummer is mijn telefoonnummer voor docenten en op die daaronder kunnen studenten mij bereiken.’ Renate Dolsma, docent pedagogiek heeft net haar smartphone opgehaald. Fred van der Bok, docent aan het Instituut Theo Thijssen verdiept zich in de gebruiksaanwijzing van het apparaat. ‘Hoe kom ik aan je nummer dan?’ Renate: ‘Gewoon vragen, natuurlijk.’ Fred: ‘Jeetje, wat ouderwets zeg.’
Jacques van der Meer, docent van Instituut Theo Thijssen heeft net z’n smartphone uit de verpakking gehaald. Het internet doet het nog niet en bellen gaat ook moeizaam. Hoewel hij het flexwerken nog niet in de praktijk heeft ondervonden, staat hij er enigszins sceptisch tegenover. ‘Natuurlijk zal het kosten besparen, maar dan had de school beter op iets anders kunnen bezuinigen. Ik ben zeer afwachtend en vraag me af hoe moeilijk of makkelijk ik straks een werkplek zal vinden.’ Hij verwacht dan ook dat hij meer thuis gaat werken.
Iets wat voor Henriëtte de Bruijn geen optie is. De docente biologie en lid van het lectoraat ‘Lesgeven in de multiculturele school’, houdt werk en privéleven liever gescheiden. ‘Ik heb het flexwerken nog niet echt ondervonden, maar weet wel dat ik het fijn vind om een eigen kantoor te hebben, in plaats van dat ik me elke dag moet afvragen waar ik terecht kom.’ Op de oude locatie deelde zij een vaste kamer met één andere collega. ‘Daar kon iedereen bij mij binnenlopen en als het nodig was, werkten wij rustig met de deur dicht. Nu moet ik maar afwachten of er een rustige plek te vinden is.’
Docent Fred van der Bok vermoedt dat het flexwerken uiteindelijk zijn eigen weg gaat vinden. ‘Het is jammer dat we geen eigen kamer hebben. In het vorige gebouw had ik er echt een eigen werkplekje van gemaakt. Hing er een leuke poster boven mijn bureau, je kent het wel. Maar goed, ook wij moeten mee met de tijd. Ik weet dat het niet de bedoeling van het flexwerken is, maar ik denk dat er uiteindelijk toch een soort werkplekken ontstaan waar een faculteit of docentengroep vast werken. En tja…heel misschien is er zelfs een plekje voor een ouderwets postertje hier en daar.’
Minder ruimte
Belangrijke reden voor de inrichting van flexibele werkplekken is de verminderde ruimte waar de faculteiten en andere onderdelen van de hogeschool het mee moeten doen. Onderzoek van de afdeling Huisvesting van de hogeschool wees uit dat het beperken van de vierkante meters mogelijk is, zo staat in de nota ‘Meer met minder ruimte’ uit 2003. Hierin wordt het huisvestingsbeleid geschetst voor de periode 2003-2012.
Door veranderingen binnen het onderwijs is het aantal contacturen verminderd en heeft zelfstudie van studenten een hoge vlucht genomen. Daardoor worden de gebouwen anders gebruikt en ‘staan er paradoxaal genoeg ruimtes structureel leeg in panden waar geklaagd wordt over ruimtegebrek’. Daarom kan het aantal van 152.000 beschikbare vierkante meters worden teruggebracht tot 143.000, aldus de nota. Dit kan door ‘een maximaal gebruik en rechtvaardige toewijzing van beschikbare ruimte’. De toewijzing wordt gebaseerd op het aantal studenten maal een bepaald aantal vierkante meters, de ‘bezettingsgraad’ (in hoeverre wordt er van een ruimte gebruik gemaakt) en ‘benuttingsgraad’ (in hoeverre is de ruimte nodig).