Achtergrond

Pannenbier of puinhoop

‘Wat de Europese grondwet voor Nederland is, is het functiehuis voor de HU: wat je er ook aan verandert het lijkt nooit echt meer goed te komen’, constateert Ferdinand van Wijk, voorzitter van de centrale medezeggenschapsraad (CMR), halverwege het interview. Gesprekspartner Huib de Jong van het college van bestuur moet glimlachen om deze vergelijking en zegt: ‘Tegen de Europese grondwet kun je ja of nee zeggen. Maar wij zitten met het feit dat er een CAO ligt, waarbij is afgesproken dat er een functiehuis tot stand moet komen.’

Bijna drie maanden onderhandelen college van bestuur en de centrale medezeggenschapsraad over het functiehuis. In wekelijkse sessies van drie uur wordt er intensief gesproken over de breekpunten van het vorig jaar ingevoerde systeem van functiebeschrijvingen van personeel.
De CMR heeft stevige kritiek op het functiehuis. Het leidde tot een conflict omdat de raad het recht op instemming opeiste, terwijl het college meende dat dit niet aan de orde was. De landelijke geschillencommissie oordeelde medio december vorig jaar in het voordeel van de CMR. Hierop besloten de partijen dat er voor 1 mei overeenstemming moet komen over aanpassingen in het functiehuis

De beraadslagingen tussen collegelid De Jong, bijgestaan door drie medewerkers van de stafdienst personeel en organisatie, en de tienkoppige CMR-personeelsgeleding – soms bijgewoond door enkele studentleden – vinden plaats achter gesloten deuren. Over de voortgang van de gesprekken komt weinig naar buiten tot nu toe. Geregeld staat het functiehuis op de agenda van bijvoorbeeld de faculteitsraden, maar de aanwezige CMR-P-leden kunnen niet uit de school te klappen, wat soms leidt tot irritaties en frustraties bij anderen.
Het functiehuis is een beladen begrip geworden. Nu, ruim een maand voor de deadline van 1 mei, zetten Huib de Jong en CMR-voorzitter Ferdinand van Wijk de deur op een kier. Maar zoals het onderhandelaars betaamt, laten zij in deze fase niet het achterste van de tong zien. ‘We zijn op streek, zonder dat duidelijk is wat er in de eindfase gaat gebeuren’, zegt De Jong.

De gesprekken lopen naar verluidt nogal pittig. Er zijn geregeld schorsingen en er wordt met de vuist op tafel geslagen.
‘Er wordt hard onderhandeld met alles wat daarbij hoort, de emoties lopen soms hoog op’, beaamt Van Wijk. De Jong bevestigt dit beeld: ‘Het onderwerp heeft een grote impact op de hogeschool en er zit een geschiedenis aan vast. De centrale medezeggenschapsraad weet goed te verwoorden welke emoties er binnen de hogeschool leven. Dat werkt door in de wijze waarop we met elkaar discussiëren.’ Hij voegt er aan toe: ‘We vechten elkaar niet de tent uit.’
De gesprekspartners hebben hun handen verre van vrij, ze zijn gebonden aan diverse regelingen. In de CAO is bepaald dat er een dergelijke functiesystematiek moet komen en in het door de CMR-goedgekeurde plan van aanpak staat dat dit het zogenaamde Hay-systeem is. Ook ligt er een uitspraak van de geschillencommissie die de CMR weliswaar het recht geeft op instemming, maar dit tegelijkertijd inperkt omdat de raad zich eerder akkoord verklaarde met het plan van aanpak.
Voor de CMR is het uitgangspunt voor de gesprekken een notitie van april vorig jaar. Centraal hierin staat de waardering voor de professional. Het ingevoerde functiegebouw kan leiden tot een downgrading van de functie van docenten en upgrading van het managersvak. De CMR vrees de invoering van meer managementlagen, terwijl in een organisatie van professionals juist minder managers nodig zijn. Professionals kunnen zichzelf aansturen. Managers moeten faciliteren, motiveren en ondersteunen in plaats van beheersen, controleren en sturen, meent de CMR.

Onderschrijft het college van bestuur deze uitgangspunten?     
‘Ik denk genuanceerd over de verhouding tussen docent en manager’, zegt De Jong. ‘De stelligheid waarmee wordt beweerd dat het functiehuis bevorderend zou zijn voor het aantal managementlagen en managers vind ik onjuist. Het functiehuis is alleen een beschrijving van functies, van de stoelen waar men op zit. Dat zegt op zichzelf nog niets over het beleid dat we voeren. In het strategisch plan hebben we een duidelijke koers aangegeven en die heeft te maken met het verminderen van de managementdruk, het opnieuw bekijken van het organisatiemodel waarin de professional functioneert en een beleid waarbij we de nadruk leggen op de kansen van mensen om zich in hun loopbaan te ontwikkelen.
‘Een probleem in de discussie over het functiehuis is dat veel mensen het zien als een soort spiegel van de organisatie. Dat is een vergissing. Er worden functies in omschreven en als je vier niveaus hebt bij de managers betekent dat nog niet dat er vier lagen in de organisatie zijn. Het kan nog steeds betekenen dat er een managementlaag is. In die discussie ben ik geneigd wat te relativeren.’

Ik heb begrepen dat de CMR een voorstel heeft neergelegd bij het college.
Van Wijk: ‘In de loop van de besprekingen hebben we diverse wijzigingsvoorstellen gedaan. Een daarvan is, dat elke docent die goed functioneert de functie van hogeschooldocent 1 of 2 moeten hebben, met daaraan gekoppeld schaal 11 en 12, in plaats van docent 1 (schaal 11) en 2 (schaal 10). Daar wordt nu over gesproken.
Hierdoor wordt het carrièreperspectief van docenten wat betreft de doorstroom naar hogeschooldocent 1 transparanter. Het is een verbetering in functiebenaming en in taakomschrijving’, legt Van Wijk uit. Andere voorstellen hebben betrekking op functieomschrijvingen van onderwijsondersteunend personeel, voegt hij er aan toe.  

Is dit voorstel acceptabel voor het college?
De Jong is terughoudend over dit plan: ‘We praten daar nog over. Zo’n voorstel gaat over een onderdeel van het totale bouwwerk. Je moet je goed realiseren wat de gevolgen hiervan zijn in samenhang met alle andere functies.’
Daarbij moeten de voorstellen passen in de visie die in het strategisch plan staat, stelt hij. ‘De hogeschool moet de komende jaren een ontwikkeling doormaken om de plaats in het hoger onderwijs te behouden. Daarin speelt het stimuleren en faciliteren van loopbaanontwikkeling een belangrijke rol. Dus alle voorstellen van de CMR zullen we bekijken vanuit de vraag of ze een bijdrage leveren aan het strategisch beleid van de hogeschool. Dat is voor ons essentieel.’

Als dit voorstel wordt aangenomen, betekent dit logischerwijs dat de docenten die in schaal zijn teruggezet weer op hun oude niveau komen.
Van Wijk: ‘Dat kun je zo niet helemaal stellen. Het heeft wel consequenties voor het personeel, maar we moeten nog praten over de precieze implementatie.’

Door de uitspraak van de geschillencommissie bestaat er aan de hogeschool juridisch gezien geen functiehuis. Kunnen mensen die goed functioneren ervan uitgaan dat ze een periodiek of schaal omhoog gaan of een bonus krijgen?
De Jong: ‘De RGW-gesprekken (functionerings- en beoordelingsgesprekken; red.) gaan de komende tijd gewoon door en de consequenties voor de beloning bekijken we na 1 mei als er overeenstemming is over het functiehuis.’

Als er op 1 mei geen overeenstemming is bereik, keurt de CMR het functiehuis niet goed. Wat dan?
De Jong: ‘Dan gaat het college van bestuur zich beraden op de ontstane situatie.’

Is daar al op geanticipeerd? Het college kan bijvoorbeeld naar de geschillencommissie gaan.
De Jong: ‘In het college hebben we geen moment gesproken over deze optie. Ik constateer dat we een open debat hebben, met alle emoties die daar bij komen kijken. We moeten er gezamenlijk uit komen, want we hebben een gemeenschappelijk belang: het belang van de instelling.’
Van Wijk: ‘We hebben de intentie uitgesproken om er voor 1 mei uit te komen en dat heeft voor beide partijen consequenties.’
De Jong: ‘We weten allemaal dat deze organisatie het niet kan hebben om te blijven steggelen over zoiets fundamenteels als het functiehuis. Als dat er niet komt dan hebben we geen uitgangspunt voor goed personeelsbeleid. Ik ga ervan uit dat het gaat lukken.’

Inschaling
In totaal zijn 2891 functies ingedeeld, waarvan ruim de helft (58 procent) qua inschaling gelijk is gebleven, 19 procent is in een hogere schaal beland en 23 procent kwam lager terecht. Van de 1689 functies bij onderwijzend personeel is 57 procent gelijk gebleven, 13 procent hoger uitgekomen en 30 procent lager ingedeeld. Bij het ondersteunend personeel zijn relatief gezien meer functies hoger ingedeeld.

Bezwaren
In totaal tekenden 82 personeelsleden bezwaar aan bij de interne bezwarencommissie functieordening. Dit is 2,7 procent van de medewerkers. Relatief iets meer onderwijzend personeel (3,2 procent) dan onderwijsondersteunend personeel (2,1 procent) maakte de gang naar de commissie. Voor beide groepen geldt dat zij verspreid zijn over alle onderdelen van de hogeschool.