Achtergrond

Treeplank naar de universiteit

Marjolein Voets voelde zich als rechtenstudent op de universiteit ‘een klein visje in een heel grote zee’. Nog tijdens het eerste jaar realiseerde ze zich dat de universitaire manier van onderwijs geven – met grote groepen medestudenten in grote collegezalen – niks voor haar was. Ze maakte de overstap naar de HU en begon bij Faculteit Maatschappij en Recht aan de bachelor personeel & arbeid. ‘Maar ik wist van meet af aan dat ik me in een later stadium nog wel wilde specialiseren aan de universiteit, want met die bachelor ben je nog maar één van de velen die een baan willen.’  
Zodra ze hoorde van de premasters, zag Marjolein haar kans schoon en besloot ze de profileringsruimte in haar bachelor mede te gebruiken voor Government & Research. Met deze premaster kun je aankloppen bij de UU-master Strategisch Human Resource Management. Universiteit en hogeschool maakten in 2004 een aantal afspraken over nauwere samenwerking – vastgelegd in een convenant –  over onder meer een betere doorstroming van HU naar UU. Het was eerder al mogelijk een premaster te volgen ná de bacheloropleiding, maar nog niet tijdens. Inmiddels zijn er als resultaat van de samenwerking zo’n vijftien premasters-nieuwe-stijl opgezet waarvoor de hogeschool de universiteit inhuurt.
Volgens Ineke Prins, beleidsadviseur Onderwijs & Onderzoek HU, lopen de trajecten ‘redelijk goed’. Voor een kwalitatieve beoordeling is het echter nog te vroeg. ‘Maar uit de geluiden die ik hoor, concludeer ik dat het globaal gesproken aardig gaat. We hopen over een paar maanden een goed registratiesysteem te hebben, zodat je snel gegevens kan oproepen over bijvoorbeeld doorstroomcijfers en rendement. Vervolgens kunnen we de studenten systematisch gaan bevragen op de inhoudelijke kwaliteit: wat vinden ze ervan en sluiten de premasters goed aan op het vervolgtraject.’
Dat het registratiesysteem er nog niet is, heeft mede te maken met de wijze waarop de doorlopende leerwegen tot stand zijn gekomen, zegt Elzelien van Buuren, adviseur onderwijs op de UU. De beide bestuurscolleges wilden de trajecten vooral op de werkvloer laten ontstaan, zonder veel bestuurlijke bemoeienis. Een projectgroep met vertegenwoordigers van HU en UU helpt inmiddels onder meer bij het leggen van contacten tussen faculteits- en opleidingsdirecteuren. ‘In eerste instantie hobbelden we er met de projectgroep  een beetje achteraan en we zijn dus bezig met een inhaalslag. Nu wordt het belangrijk opleidingen en faculteiten die nog niet zo ver zijn te laten zien dat het systeem goed werkt. Een andere reden om er vaart achter te zetten is dat beide bestuurscolleges inzicht willen hebben in de resultaten.’
Momenteel is het volgens Prins ook vooral zaak de voortgang van het proces te waarborgen. ‘Achterover leunen is er niet bij, je moet soms wel een beetje prikken. Het besef dat er nu doorlopende leerroutes zijn, moet nog meer indalen in beide organisaties. Maar de samenwerking verloopt heel goed en de bestuurscolleges steunen elkaar. Ik realiseer me dat iedereen druk is met andere zaken, maar bespeur tegelijk enthousiasme. Dat stimuleert faculteitsdirecteuren denk ik ook om er verder mee aan de slag te gaan.’
Ook HU-studenten zijn zich niet optimaal bewust van de doorstroommogelijkheden. Het gaat volgens Prins momenteel nog om ‘vrij kleine aantallen’ die er gebruik van maken, gemiddeld tussen de vijf en tien studenten per traject. Maar niet alle trajecten zijn gevuld en er wordt hard gewerkt aan goede voorlichting. ‘Niemand is tot iets verplicht, maar ik vind de premasters wel een verrijking van het leeraanbod.’
Van Buuren vraagt zich nadrukkelijker af waarom er niet meer studenten happig zijn op de premasters. ‘Misschien ligt het inderdaad aan de voorlichting, maar misschien zijn ze er ook gewoon niet mee bezig. Ik ben heel nieuwsgierig naar wat studenten er tot nu toe van vinden.’
Saskia van der Staay, die dezelfde premaster deed als Marjolein Voets, oppert de mogelijkheid dat HU-studenten opzien tegen de moeilijkheidsgraad. ‘Ze denken misschien dat ze het niet aankunnen, maar ik zou zeggen: probeer het gewoon.’ Marjolein: ‘De premaster wordt inderdaad neergezet als een traject dat héél zwaar is.’
Zo hebben beide studenten, met name in het begin, de overgangsperiode ook ervaren. Opeens moesten ze wetenschappelijke, Engelstalige artikelen gaan lezen en zelfstandig onderzoek doen. Marjolein: ‘Dat was even wennen. Op de hogeschool krijg je een boek en dat is het dan. Tijdens de premaster leer je je af te vragen wat de intentie van de schrijver is en vanuit welke benadering het boek is geschreven. In het begin dacht ik bij het lezen van Engelse literatuur: wow, gaat dit ooit lukken. Maar na een maand was het vanzelfsprekend.’
Saskia: ‘Je wordt erg bij het handje genomen op de hogeschool, op de universiteit stellen docenten veel meer ter discussie. Het is niet langer zo dat wat de docent vertelt of wat in een boek staat ook automatisch de waarheid is. Je krijgt een kritischer instelling.’
Harry Bitter, onder meer begeleider van HU-studenten die de premaster Chemistry and Physics doen, herkent de constateringen. Het varen van een zelfstandige(r) koers valt vaak niet mee: ‘Onze ervaring is dat de studenten die van de hogeschool komen heel nauwkeurig werken en uitstekend experimenten doen, maar ze vinden het moeilijk om te bepalen wat er verder gedaan kan worden op basis van de uitslag van een bepaald experiment.’
Ook het schrijven van goede verslagen blijkt vaak een zware dobber, weet Bitter. ‘Ze lijken vooral een soort meetrapporten te zijn, vol met tabellen. HU-studenten hebben wat meer moeite met het schrijven van een inhoudelijk kloppend, goed opgebouwd verhaal.’
De premaster Chemistry and Physics is relatief populair, momenteel doen er ruim tien studenten van de HU aan mee. ‘Dat heeft mede te maken met de planning: het moment dat zij meer profilerings- en stageruimte krijgen tijdens de bachelorfase valt net samen met de periode waarin wij de relevante colleges geven.’
Om de overstap verder te versoepelen, kunnen studenten bij Scheikunde hun bachelorstage doen. ‘Ze krijgen begeleiding van een aio en op iets grotere afstand van een staflid. Via die stage krijgen wij een goed beeld van hun mogelijkheden, maar zij zelf ook. Je hebt met een UU-master meer mogelijkheden op de arbeidsmarkt, mits die succesvol is afgerond en niet met een zesje. De arbeidsmarkt heeft meer aan een goede hbo’er dan een slechte UU-master.’

Een optimale oriëntatie is belangrijk, en daarmee dus ook de wisselwerking tussen hogeschool en universiteit. Van Buuren: ‘Onze gedachte achter de doorlopende leerwegen is dat iedere student op de juiste plek terecht moet komen. Vandaar dat ons Centrum Studiekeuze óók studenten van de HU begeleidt. Je hebt nu eenmaal het meest aan een student die de studie doet die het beste past. En het omgekeerde kan natuurlijk ook: een student aan de universiteit die ontdekt dat een hbo-opleiding geschikter is.’
Het Centrum Studiekeuze heeft net een nieuwe wiskundetoets aangeschaft die een indicatie kan geven over de meest geschikte studieplek. ‘In beginsel is die toets voor HU-studenten. Voor studenten is het natuurlijk ook prettig te weten: wil ik het en kan ik het.’

Over de verdere ontwikkeling van de doorlopende leertrajecten en toekomstige aantallen studenten die er gebruik van maken durft Van Buuren geen uitspraken te doen. ‘We moeten, afhankelijk van de ervaringen van studenten, eerst weten welke verwachtingen reëel zijn. Misschien zeggen we bij een doorstroom van honderd studenten per jaar wel: zo is het prima. Of concluderen we dat we er harder aan kunnen werken. En als studenten op de universiteit stranden, moeten we daar zeker extra aandacht aan besteden.’
Dat laatste zal Marjolein Voets en Saskia van der Staay in ieder geval niet gebeuren. De twee hebben de overstap naar de UU-master gemaakt en zullen dit jaar afstuderen. Volgens hen is het alle HU-studenten Personeel en Arbeid die de overstap waagden goed vergaan. Ze zijn te spreken over de goede, persoonlijke begeleiding die ze kregen. ‘Onlangs vroeg onze voormalige begeleider of we tips hadden, nou, eigenlijk niet. HU en UU hebben alles goed op elkaar afgestemd.’
Ze denken op de arbeidsmarkt een voorsprong te hebben op studenten die direct na het vwo naar de universiteit gaan. Saskia denkt aan een baan als manager bij een grote organisatie, Marjolein wil een consultancy-functie zodat ze bij meerdere bedrijven een kijkje in de keuken kan nemen. ‘Wij hebben een jaar stage gelopen en zijn al ervaren met het toepassen van kennis in de praktijk. Je kan concreet dingen aanpakken. Eigenlijk raad ik iedereen die van het vwo afkomt aan eerst naar het hbo te gaan en vervolgens naar de universiteit.’