Achtergrond

Van steigers, tussenlieden en technologie

De faculteit Natuur en Techniek viert deze maand honderd jaar technisch onderwijs in Utrecht. Trajectum dook de stoffige archieven in voor een terugblik. Terug naar toen. Toen de FNT nog MTS heette (en Hilversum 3 nog niet bestond).

De moeizame aftrap
Jaren ’10
Krap vijftig jaar na het losbarsten van de Industriële Revolutie, kunnen aspirant techneuten plaatsnemen in de schoolbanken. Het idee voor een technische vervolgopleiding komt voort uit een idee van een zekere M. C. Roest, die zijn erfenis (zo’n 10.000 gulden) aan het opzetten van de opleiding nalaat. Dankzij deze gift, een beetje hulp van de gemeente en een fors aandeel van de Nederlandse Aannemersbond (15.000 gulden) opent op 23 juli 1908 in Utrecht de eerste Middelbare Technische School haar deuren. In het gebouw aan de Vondellaan worden cursussen bouwkunde en weg- en waterbouwkunde gegeven. De aanmeldingen blijven, vooral in de beginjaren, uit. ‘Technisch onderwijs leer je tussen de steigers, niet uit de boeken’, luidt het credo uit die tijd.

Tussenlieden
Jaren ‘20
De eerste 41 studenten krijgen in de beginjaren vooral les in tekenen (10 uur p/w) en timmeren (18 uur p/w). Pas als de opleiding, dankzij de invoering van de Nijverheidsonderwijswet in 1919 vrijwel volledig wordt gefinancierd door de overheid, krijgt deze een wat theoretischer karakter. Examens worden vastgelegd en het lesprogramma aangepast. Afgestudeerden krijgen het stempel van ‘tussenlieden’ opgedrukt. Een benaming voor lui die tussen de bedrijfsleiding en de arbeiders staan. Een perfecte omschrijving blijkt uit de balans die in de 1920 is opgemaakt; van de honderdzestig afgestudeerden zijn zo’n honderdveertig studenten in een managementfunctie terecht gekomen. Van de overigen zijn er respectievelijk tien studenten aannemer, zeven architect en drie architectaannemer geworden.

Onduidelijke toelatingseisen
Jaren ‘30
Vier jaar HBS of Mulo B en minstens een jaar praktijkervaring. Dat zijn de toelatingseisen van de Technische Ambachtsschool in Utrecht. In Enschede kom je er zonder enige ervaring op. In Amsterdam doen ze het volgens het Utrechts model en in Dordrecht varen ze een andere eigen koers. Dat moet anders, vinden de deelnemers tijdens het Congres voor Vakopleidingen. Er moet meer samenhang komen. Examens, duur en richting en toelating worden sindsdien vastgesteld. De MTS krijgt hierdoor een duidelijkere identiteit.

Tweede Wereldoorlog
Jaren ‘40
Omdat de MTS-studenten bijna allemaal ‘in geschikt’ zijn voor de Arbeitseinsatz (gedwongen arbeid), blijven de klaslokalen tijdens de Tweede Wereldoorlog leeg. Ondanks het staken van het lesprogramma op school, kunnen de studenten hun vakkennis vergroten door het volgen afstandsonderwijs (een soort LOI cursus). Ondergedoken studenten ontvangen illegale, vaak overgeschreven, syllabi. Vlak na de oorlog wordt het onderwijs hervat.

De eerste problemen
Jaren ‘50
Tegenwoordig wordt geklaagd over het rekenniveau van leerlingen. In de jaren vijftig is dat niet anders. In een jaarverslag uit deze tijd klagen docenten over de rekencapaciteiten van de leerlingen. Ter illustratie: 43 procent van de leerlingen haakt in het eerste jaar af vanwege de moeilijkheidsgraad van de stof. Hierdoor krijgt de school, voor het eerst sinds haar ontstaan, te maken met een terugval van het aantal ingeschreven studenten. Maar het rekenniveau is niet het enige probleem. Er is een lerarentekort waardoor bedrijven als de Nederlandse Spoorwegen en Rijkswaterstaat te hulp schieten en gastdocenten moeten aanleveren.

De nieuwe stijl
Jaren ‘60
Vakken als recht, sport, maatschappijleer en economie doen hun intrede. De student moet minder praktijkgericht zijn en meer persoonlijke vorming en maatschappelijk inzicht krijgen. Het schoolse karakter verdwijnt en de toelatingseisen tot een technische studie worden verscherpt. Dit komt door eisen vanuit het bedrijfsleven en de overheid. Zij vinden dat afgestudeerden meer leiding moeten kunnen geven. De Mammoetwet uit 1968 stelt havo als toelatingseis voor alle hbo-opleidingen. De invoering is een drama in de eerste jaren. Havisten blijven massaal zitten. De aansluiting blijkt minder goed te zijn dan Den Haag inschat.

Een vrouw per klas
Jaren ‘70
Vrouwen op de HTS zijn vóór de jaren zeventig een uitzondering. Er studeert gemiddeld een vrouw aan een technische faculteit. Dit beeld verandert in de jaren zeventig naar bijna één per klas in 1985. Tegenwoordig heeft de FNT een vrouwenpercentage van rond de veertien procent. Studies als life science en waterbouwkunde zijn populair onder de dames.

Hogeschool Utrecht
Jaren ‘80
Door technologische ontwikkelingen krijgen studenten werktuigbouwkunde in 1982 voor het eerst computerles. Andere ontwikkelingen in deze jaren zijn de enorme fusies in het hoger beroepsonderwijs. De verschillende technische opleidingen uit de regio Utrecht gaan op in de Hogeschool Midden Nederland. Deze fusie is in 1987 voltooid. De afzonderlijke instituten Bouwkunde, Werktuigbouwkunde, de Hogere Zeevaartschool, de Amersfoortse Laboratoriumschool en de HTS in Hilversum gaan samen door. In 1994 gaan álle hbo-opleidingen van de regio samen werken. De naam verandert in Hogeschool van Utrecht. Nu Hogeschool Utrecht.

Tussen theorie en praktijk
Jaren ‘90
In tegenstelling tot de jaren zeventig en tachtig houden de technische opleidingen vanaf de jaren negentig meer rekening met wensen vanuit het bedrijfsleven. Dat komt omdat de aansluiting tussen theorie en praktijk nogal te wensen overlaat. De lessen sluiten beter aan op de beroepspraktijk en bedrijven geven input daarop. Ook zorgen duale studenten die hun intrede in grote getale doen voor een betere aansluiting. Daarbij had Utrecht de primeur met de eerste hbo-lector: Tim Zaal. Inmiddels kent Natuur en Techniek elf lectoren. Deze deeltijds-docenten zorgen er voor dat de faculteit projecten uit de praktijk krijgt aangereikt.

Groei
2000 -2008
De faculteit Natuur en Techniek is de grootste binnen de hogeschool. Dit collegejaar stroomden veertien procent meer studenten in. Die groei is ook nodig om aan de vraag vanuit de arbeidsmarkt te kunnen voldoen. De komst van de technocampus oktober 2008 aan de Oudenoord moet een impuls geven aan de groei van technostarters en is een ontmoetingsplaats voor studenten, onderwijs, bedrijfsleven en kennisinstellingen uit de regio. Het moet het knooppunt voor een experimentele leer- en werkomgeving worden. Onderwijs en bedrijfsleven kunnen hier werken aan onderwijsvernieuwing, innovatie en nieuwe bedrijvigheid.
En je niet alleen beperken tot de regio. De Utrechtse ingenieurs moet over de grenzen, naar het buitenland en dus internationaal worden opgeleid. Want daar is behoefte aan vanuit het bedrijfsleven.

Bronnen:
Andel, S. van – NVOB-HTS Utrecht 75 jaar door
Smet, Robert – Historiek van het technisch en beroepsonderwijs
Van Tussenlieden tot ingenieurs
Verslagen Inspecteurs en Inspectrices MTS uit de jaren ‘50