Anneke de Jong zit in Doorn op de een camping en Hans Heneweer zit ergens met een ‘geblurde’ achtergrond. Twee docenten die al bijna vijftig jaar in het vak zitten en daar vurig over kunnen vertellen. Ze leggen uit hoe alles is veranderd en hoe ze het hebben volgehouden.
De Jong en Heneweer vinden er niks aan op deze manier. ‘Alleen is maar alleen,’ verzucht hij. Ondanks het corona-lief-en-leed-uurtje dat ze elke dag hebben, zegt zij. ‘We willen elkaar lijfelijk kunnen zien, want dat levert betere gesprekken op.’
Heneweer kijkt me ernstig aan: ‘Het risico van thuiszitten is dat je een kokervisie ontwikkelt. Ik geef mijn persoonlijke visie aan de studenten, maar die van de opleiding – die ook zo belangrijk is – verdwijnt naar de achtergrond.’
De Jong herkent het probleem. Ze noemt een voorbeeld van een student die ondanks haar adviezen een 5,6 kreeg voor zijn opdracht, tegen de verwachting in. ‘Normaal gesproken praat je daar over, maar over de mail wordt alles zo zakelijk en kost het meer tijd.’ Heneweer knikt: ‘Ja, het krijgt snel een sfeer van wantrouwen.’
Dreigende kaalslag
De Jong stapt gemakkelijk in de trein om haar studenten te ontmoeten en het afstuderen te bespreken. ‘Ik wil zo iemand dan gewoon even ruiken, een grapje maken en zien hoe het met haar gaat.’
Heneweer: ‘Dat is ook de essentie van onderwijs: de ontmoeting. De docent is een rolmodel, de student moet zich aan hem kunnen spiegelen en zo zijn koers bepalen.’
De Jong is even stil en vult hem aan: ‘Mijn studenten verwoordden het laatst zo: “We missen het zo dat we je gewoon zien lopen, snel een vraag stellen en er meteen een antwoord op krijgen.”’
Heneweer: ‘Als dit langer dan een half jaar duurt, zullen we kaalslag in het onderwijs krijgen. We werken met jonge mensen in de start van hun carrière, ze hebben de dialoog nodig, niet zozeer kennisoverdracht.’
De Jong: ‘Nou ik vind kennis overdragen ook hartstikke leuk.’ Heneweer glimlacht: ‘Maar het één kan niet zonder het ander.’
Noem het een hype, maar ze deden het al
De Jong kwam in 1976 als verpleegkundige in het onderwijs terecht en heeft alle trends voorbij zien komen. ‘Dan moest de student ineens alles zelf uitzoeken terwijl ik wist dat ik het in vijftien minuten aan hem kon uitleggen, maar dat mocht niet meer.’
Heneweer: ‘Daarna kregen we “de docent als coach.” Dat is nu een hype, terwijl we het altijd al zo deden.
De Jong: ‘Klopt. Meestal doen we iets en dan komt er iemand en die geeft er een naam aan. We streven naar vernieuwing, maar we herhalen veel.’
Ze vertellen over vroeger, de jaren vóór de eeuwwisseling, toen er nog geen Google was. De studenten waren van de opleiding afhankelijk voor hun boeken, stencils en readers. Ze werkten met een schoolbord, dia’s en op een dag werd het hypermodern om met twee diaprojectors te werken. Het beeld van de docent verschoof van de ‘alwetende verteller’ naar begeleider. Het kostte hem veel energie, maar Heneweer hield altijd zijn praktijk als fysiotherapeut ernaast. Dat been in de praktijk had hij nodig om een goede docent te zijn. ‘Ik wilde de patiënten iedere dag nog letterlijk door mijn handen voelen gaan.’
Met liefde
Heneweer heeft zich altijd verwonderd over de weerstand tegen het gebruik van de computer. ‘Waarom zouden mensen honderden kilometers afleggen, terwijl ze net zo goed via Skype een gesprek kunnen voeren? Digitaal lesgeven bespaart toch tijd en geld?’
De Jong deelt zijn optimistische kijk op online onderwijs. Ze legt uit hoe ze vaak haar studenten een hoorcollege liet bekijken op YouTube om er vervolgens in kleine groepen over te praten. Haar collega’s op de HU wilden er vaak niet aan, hadden geen zin om nieuwe programma’s uit te proberen, maar nu moeten ze wel.
Toch wil ze het contact met die groepjes niet kwijt. De nieuwe regels, waarbij studenten niet in de spits mogen reizen, baren haar zorgen. Ze vraagt zich af hoe ze ze in De Uithof krijgt voor anderhalf uur per dag. Hans betreurt het geringe aantal contacturen voor de eerstejaars, nu alle lessen tot december nog online gaan. ‘Zij moeten dat groepsgevoel nog verwerven en dat gaat zo niet,’ merkt hij op.
De werkdruk is hoog, zeggen beiden stellig. Ze hebben een aanstelling van een dag per week, maar werken in de praktijk ruim drie keer zoveel. Met liefde, want ze zijn graag een vraagbaak voor collega’s en studenten. Voor Heneweer stopt het in augustus, want dan gaat hij met pensioen. De Jong gaat door, al moet ze er niet aan denken dat het nog een jaar op deze manier verder moet.
De toon van het college van bestuur is collegiaal, vinden ze. En dat is wel eens anders geweest, voegen ze er aan toe. Toen ze hun geliefde vaste kamers moesten opgeven voor flexplekken en voortaan het halve gebouw moesten afsjouwen voor een plekje waar ze hun student persoonlijk konden spreken, werden hun bezwaren afgewimpeld. ‘We moesten er maar aan wennen’, schampert De Jong. Maar nu voelen ze dat de bestuursleden oog hebben voor de noden van hun personeel. Ze kijken elkaar aan, voor zover dat gaat op een scherm, en concluderen: ‘Je zult maar verantwoordelijk zijn voor de gezondheid van 50.000 man.’
Niks ‘even het bovenstukje uit’
Twee mensen, enthousiast en energiek. Niks geen ‘vroeger was alles beter’ of ‘het leraarsvak is uitgehold.’ Wat is hun geheim?
Heneweer: ‘Voorkom dat je op routine vaart en zoek altijd de uitdaging in je beroep.’
Hij lacht er wat schuchter bij, maar noemt zichzelf een goed voorbeeld van hoe een mens zich kan blijven ontwikkelen. Hij voelde zich als beschermd jongetje vijf jaar lang compleet verloren op de havo van een scholengemeenschap van 1500 man in Amsterdam. Na de sportacademie volgde hij de opleiding fysiotherapie, werd docent en promoveerde. Met zijn ervaring als puber in zijn achterhoofd leerde hij zijn studenten oog te hebben voor een gevoel van onbehagen dat patiënten en studenten kunnen ervaren als ze ‘even hun bovenkleding moeten uittrekken.’
De docent fysiotherapie zal straks ‘los zijn van zijn agenda’. Hij heeft kinderen en kleinkinderen, maar weet: zij zijn niet de invulling van zijn leven. Hij vreest de dynamiek van school en beroep te gaan missen. Ook De Jong produceerde veel nageslacht, maar heeft geen zin om daar na haar pensioen veel op te gaan passen. Ze vertelt over haar vader van 93. ‘Hij leest veel, wordt geïnspireerd en heeft het daarmee hartstikke druk.’
De tijd zit erop. We gaan weer uit elkaar. De Jong in haar tent en Heneweer in zijn werkkamer. Nog zes weken zullen ze collega’s zijn en dan is het voorbij. Uit het oog uit het hart? In hun geval zeker niet. Ze zijn op school dikke vrienden geworden.