Achtergrond

Alles is liefde

Schrijver Arthur Japin in gesprek met bewonderaar Aleid Wolfsen over inspiratie, nieuwsgierigheid, bijzondere karakters en gebeurtenissen die zijn boeken kenmerken. ‘Ik kan alleen begrijpen via de liefde.’


Vrijdagavond half zes, het is al pikdonker. Zowel de burgemeester als de schrijver komen net van een steenlegging vlak bij het huis van de in 2008 overleden kunstenaar en schrijver Dirkje Kuik. Japin had bewondering voor Dirkje Kuik, zegt hij bij binnenkomst in het stadhuis, waar burgemeester Aleid Wolfsen hem heeft uitgenodigd voor een interview. Japin is een van zijn favoriete schrijvers en in het kader van het gasthoofdredacteurschap van Trajectum is hij benieuwd naar de drijfveren van de in Utrecht wonende Japin. Vooral Een schitterend gebrek (Libris Literatuurprijs 2004), over de grote liefde van Casanova voor de veertienjarige Lucia, is een boek dat veel indruk op de burgemeester heeft gemaakt. ‘Ik las het op weg naar vakantie in Denemarken en moest door mijn echtgenote uit de woorden worden getrokken voor het opzetten van de tent. Daarna wilde ik ook uw andere boeken lezen.’ 

Arthur Japin (1956) verovert in 1997 heel literatuur minnend Nederland met zijn debuut De zwarte met het witte hart en vestigt hiermee zijn naam als schrijver. Sommige literatoren voorspellen dat Japin een eendagsvlieg zal zijn, maar dat blijkt een misvatting. Met een omvangrijk oeuvre op zijn naam en verschillende literaire prijzen op zak, is hij niet meer weg te denken uit de Nederlandse literatuur. 

Het gesprek tussen de beide heren komt al vrij direct op het thema van de boeken van Arthur Japin: een buitenbeentje zijn. Over dit thema is veel geschreven en gezegd in recensies en interviews met de auteur, maar speelt een dermate grote rol in zijn boeken en zijn leven, dat je er niet omheen kunt. Ook vandaag niet in het gemeentehuis. Het is zijn inspiratiebron bij het schrijven. Het buitenbeentje Japin, dat op school wordt mishandeld, dat als kind nergens bij hoort, nergens bij mág horen en uit de groep wordt gestoten. Dat heeft ertoe geleid dat Japin in zijn boeken altijd voor een buitenstaander kiest, iemand die aan de rand van de maatschappij staat en vecht om overeind te blijven, om er bij te horen. 

Het isolement waarin hij, door wat er met hem is gebeurd, lang heeft gezeten achtervolgt de schrijver tot op de dag van vandaag. Bij hem overheerst angst voor groepen. Hij is er allergisch voor. ‘Groepen kunnen je buitensluiten en groepen hebben macht. Het gaat altijd om die ene tegenover een bepaalde groep. Een groep heeft een buitenstaander nodig om zich te kunnen identificeren. Ik heb dat als kind dondersgoed gezien. Ik mocht er nooit bij horen, maar nu is het een voorrecht: ik hoef aan de eisen van geen enkele groep te voldoen. Ik ken de gevaarlijke werking van groepsprocessen te goed. Wanneer het WK voetbal wordt gehouden, waag ik me niet op straat.’

Wolfsen: ‘Ik kreeg juist de klacht, dat we er te weinig aan deden in de stad.’

‘Studenten moeten ook geen lid worden van een studentenvereniging, gaat Japin verder. ‘Je verliest je individualiteit.’ Ik kan dat natuurlijk gemakkelijk roepen, door de luxe positie, waarin ik nu verkeer, dat realiseer ik me. Het is niet per se krachtig of moedig om voor het buitenstaanderschap te kiezen. Ik kan niet anders.’

In De zwarte met het witte hart, Een schitterend gebrek, De overgave en Vaslav spelen de buitenbeentjes een hoofdrol. Het zijn allemaal historisch figuren. Zijn laatste boek Vaslav gaat over het legendarische leven van danser Vaslav Nijinski. 

Wolfsen: ‘Hoe vindt u die mensen met hun bijzondere verhalen?’ 

Japin: ‘Ik neem kennis van iets, word er nieuwsgierig naar en denk “mijn god, mens hoe heb je dat gedaan, hoe heb je overleefd, hoe kom je daar doorheen?” Het isolement uit m’n jeugd gaf me inspiratie voor De zwarte met het witte hart.’

In dit boek komen halverwege de negentiende eeuw de twee Ghanese prinsjes Kwame en Kwasi naar het witte Nederland om te studeren. Ze leven volstrekt geïsoleerd. ‘Toen ik het verhaal van deze twee jongens hoorde, wist ik dat dit verhaal verteld moest worden, alleen niet waarom. Na tien jaar onderzoek en schrijven leverde ik het verhaal in bij mijn uitgever. Die vroeg mij waarom ik daar zo lang mee bezig was geweest. De ellende van die jongetjes, dat was ik zelf. Het duurde een tijd voordat ik het herkende. Tegenwoordig gaat het veel sneller, maar ik vertel mijn eigen verhaal door de persoon van de ander.’

Wolfsen: ‘Zoekt u dan naar antwoorden door een ander een karakter te geven?’ 

Japin: ‘Nee, ik zoek het niet, maar vind het wel. Doordat je door die andere ogen kijkt, kan ik me inleven in die ander.’

Wolfsen: ‘Maar hoe komen die verhalen op uw pad?’ 

Japin: ‘Vergelijk het met verliefdheid. Als je het zoekt, vind je het niet. Je moet open staan voor dingen, dan komen ze op je af. Je kunt het niet afdwingen. Ik doe niets bewust en ga niet op zoek naar thema’s. Het overvalt me, iedere keer. Zowel in het leven als in de kunst. De thema’s zijn in je leven. Ik ga maar weer even naar die verliefdheid, daarbij gaat het altijd om iemand waarin je wel iets van jezelf in herkent. Je wordt overvallen, er slaat een vlam over en dan heb je iets uit te zoeken met die persoon. Dan blijkt of het die grote liefde is. Zo reed ik op een middag in Texas, waar ik op bezoek was bij mijn schoonouders, naar een plaatsje. Daar vond ik het onderwerp voor De overgave. ’s Ochtends had ik in een ander dorpje inspiratie opgedaan voor een ander boek. Blijkbaar stond ik er die dag voor open. In De overgave gaat het om het thema vergeving. Vergeving van mensen die je iets hebben misdaan en jezelf toestaan te vergeven.’

Wolfsen: ‘Als ik iets van u lees, wordt het zo echt, dan geloof ik het.’ 

Japin: ‘Ik werk via inleving, omdat ik uit de theaterwereld kom. Sommige critici houden daar minder van dan mijn lezers, het is faction. Het gaat me niet zo om de feiten, wil wel zoveel mogelijk van de persoon die ik beschrijf weten. Maar ik blijf een fantast, ben geen wetenschapper.’

Het gesprek wordt even onderbroken, omdat krakers zich roeren in Utrecht. De rechter heeft een aantal de vorige dag een taakstraf opgelegd en de burgemeester wordt telefonisch op de hoogte gehouden.

Japin: ’Hoe gaat het met de krakers?’ 

Wolfsen: ‘Heel goed, ze houden zich rustig…’ om vervolgens de draad van het gesprek weer op te pakken.

Wolfsen: ‘Toch vind ik heel bijzonder, zoals u uw personages neerzet. Hoe u als wit mens een zwart iemand kan kenschetsen of een klein iemand, zoals in De grote wereld (Boekenweekgeschenk uit 2006, red.).’

Japin: ‘Ja, mensen vragen me vaak hoe ik dat doe. Kleine mensen hadden nog nooit van binnenuit een klein mens zo beschreven zien worden als in De grote wereld. 

Maar het is niet zo moeilijk om mezelf in een ander in te leven. We zijn in de kern allemaal hetzelfde, maar wat ieder van ons anders maakt, dat is de teleurstelling of slechte ervaring van iemand in het leven. Als je die ui afpelt, kom je tot de kern.’

Wolfsen: ‘Beschrijft u dat eens?’ 

Japin: ‘Ik zit thuis en bedenk: “Ik ben klein. Wat betekent dat? Je moet altijd naar boven kijken, altijd in neusgaten”. Zo ga ik bij een hoofdpersoon naar binnen. Ik heb een grabbelzak met ervaringen, herinneringen. Daar haal ik telkens iets uit om het tot een spannend verhaal te construeren.’ 

Wolfsen: ‘Waarom wilt u deze verhalen vertellen. Wat zijn uw drijfveren?’

Japin: ‘Ik kan enkel begrijpen via de liefde of het gebrek aan liefde. Ik ben ervan overtuigd dat ieder mens als hij ‘s ochtends waker wordt zich voorneemt het beste te doen dat in zijn mogelijkheden ligt. En vervolgens vliegen ze het World Trade Center binnen. Dat wil ik begrijpen, wat zijn de drijfveren, welke dingen zijn er aan vooraf gegaan. Ik wil anderen kunnen liefhebben, begrijpen, mensen die mij kwaad aandoen, daar wil ik kunnen ingaan, ik wil kunnen navoelen.’

Wolfsen: ‘En hoe construeert u dan het verhaal?’

Japin: ‘Dat gebeurt onbewust. Ik schrijf zoals de lezer leest, als iets me dreigt te vervelen, laat ik iets nieuws gebeuren, wissel ik van perspectief. Ik was in eerste instantie van plan om door de ogen van de bediende het leven van Vaslav te beschrijven, maar koos uiteindelijk toch om het vanuit het perspectief van drie mensen te beschrijven. Ik voelde ineens de woede van zijn vrouw op zijn vroegere minnaar en kon dat niet negeren. Ik voelde het onrecht dat haar was aangedaan. Daarom heb ik haar ook een stem gegeven.’

Wolfsen: ‘Is dat een moreel kompas tussen goed en kwaad?’ 

Japin: ‘Nee, Ik word nooit kwaad, dat kan ik niet. Als iemand me iets aandoet, raak ik overstuur, sla dicht en word verdrietig, maar nooit boos. Ik kan alleen napluizen hoe het zo gekomen is. Waarom hebben ze het gedaan? Het snappen, daar put ik kracht uit. Ik wil alleen niet oordelen. In oordelen ligt de oorzaak van alle ellende in de wereld. Maar neem bijvoorbeeld de daders van 9/11. Natuurlijk heb ik daar een emotioneel oordeel over, daarom schrijf ik er ook niet over. Maar ik wil vooral begrijpen waarom het is gebeurd. 

Na 9/11 schreef ik dat het tijd werd om lief te hebben, terwijl ik wist dat het tegenovergestelde gebeurde. Hoe dichterbij het kwaad geschiedt, hoe moeilijker de afstand te bewaren. De enige redding is niet te oordelen. Ik zoek in de ander mezelf. Daarom probeer ik de lezer een personage binnen te lokken en vervolgens te laten zien, wat er gebeurd is, en hoop dat wanneer iemand zich kan verplaatsen in zo’n figuur dat je het ook in andere mensen kan doen.’ 

Wolfsen: ‘Zit daar ook een grens aan?’ 

Japin: ‘De grens van niet oordelen komt op het moment dat ik het niet meer kan navolgen, zoals gruwelverhalen over de wijze waarop vrouwen tijdens de oorlog in Joegoslavië verkracht werden. Ik heb toen de krant de deur uitgedaan.’

Arhur Japin is inmiddels de vijftig gepasseerd. Spijt van keuzes heeft hij niet. ‘Alles wat ik impulsief in het leven heb gedaan heeft nut, kom ik achter. Alle gekke paadjes die ik in ben ingeslagen komen samen in mijn werk. De eerste keuze is vaak de juiste, als je maar dicht bij je gevoel blijft. De toneelschool, z’n afgebroken studie Nederlands in Amsterdam. ‘Ik hield van literatuur, tot ik ging studeren.’ Van de studie herinnert hij zich alleen dat hij eindeloos En dan is er koffie van Hannes Meinkema moest lezen. ‘Ik werd daar helemaal gek van.’ Daarom nam hij bij Crea pianoles van Ronald Brautigam en volgde een toneelcursus. ‘Het enige goede van de studie zijn de overgebleven vriendschappen met schrijfster Rosita Steenbeek en journalist Mieke van der Weij.’ Met Steenbeek vertrekt hij naar Rome om acteur te worden en verkeert in kringen rondom cineast Frederico Fellini. Terug in Amsterdam maakt hij een aantal jaren deel uit van de Theaterunie. Tot zijn debuut uitkomt.

En tenslotte wil de burgemeester nog weten wat de schrijver van de stad vindt en hoe hij er terecht is gekomen?
Japin: ‘De liefde heeft me in Utrecht gebracht, maar de stad ken ik al sinds mijn jeugd, m’n oma woonde aan Wilhelminapark. In Utrecht kan ik in m’n eigen wereld blijven, ik hoef er niets.’ 

CV
Arthur Japin (1956) Haarlem, studeerde enkele jaren Nederlandse taal- en letterkunde in Amsterdam en voltooide in 1982 de theaterschool. Hij speelde diverse rollen voor radio en televisie en op toneel bij onder andere Toneelgroep Centrum en de Theaterunie. Hij schreef tussen 1990 en 2001 diverse scenario’s. hoorspelen en toneelstukken. In 1987 debuteerde hij met de roman De zwarte met het witte hart.
1998 verhandelbundel De vierde wand

2002 De droom van de leeuw 

2003 Een schitterend gebrek, bekroond met de Libris Literatuurprijs 

2006 De grote wereld, het Boekenweekgeschenk

2007 roman De overgave, 
2008 Zoals dat gaat met wonderen. Keuze uit zijn dagboeken tussen 2000-2007

2010 roman Vaslav