Axel Goes (22) heeft deze zomer geen tijd om op zuipvakantie te gaan. De tweedejaars Communicatie & Multimedia Design student spendeert zijn tijd namelijk liever aan karten, en dat doet ie op hoog niveau.
Deze zomervakantie rijdt hij verschillende wedstrijdraces, waaronder een ‘onofficieel’ wereldkampioenschap op het Circuit van Le Mans: ‘Ik mag van geluk spreken dat ik deze kansen krijg.’
Axel, jij hebt bijzondere vakantieplannen deze zomer. Vertel!
‘Inderdaad. Een normale vakantie zit er voor mij niet in, ik zal vooral bezig zijn met karten. Voor de leek: dat is een soort kleine versie van autosport. De mensen die je nu in de Formule 1 ziet rijden en daarvoor lekker veel betaald krijgen, zijn begonnen in een kart. Het is dus echt de opstartklasse voor als je hogerop wil komen. Maar daar blijft het niet bij: je kunt het net zo lang doen als je zelf wilt, omdat ook hier competities en wedstrijden in zijn.
Als ik komende zomer niet bezig ben met het racen, dan ben ik wel druk met de voorbereidingen. De wedstrijden die eraan komen zijn onder andere het Nederlands, Belgisch en Benelux Kampioenschap. Daarnaast zal ik ook racen op een onofficieel WK in Frankrijk.’
Een onofficieel Wereldkampioenschap. Hoe moet ik dat voor me zien?
‘Dat is een eenmalige wedstrijd die georganiseerd wordt vanuit de Rotax – dat zijn de motorbouwers – op het Circuit van Le Mans. Op dat circuit worden grote 24-uurs races gehouden. Ernaast ligt echter nog een kleinere baan, waar wij op rijden. Karters vanuit de hele wereld komen hier naartoe. Mensen uit Duitsland, Engeland, Frankrijk en Nederland, maar ook uit de Verenigde Arabische Emiraten en Algerije verzamelen zich er om wedstrijden te rijden. Dit wordt onder de karters gezien als een onofficieel Wereldkampioenschap, omdat de race anders is dan de Grand Finals (het échte Wereldkampioenschap, red.).
Bij de Grand Finals rij je het hele jaar lang wedstrijden binnen je competitie om een ticket te winnen voor het WK, en rijdt iedereen met hetzelfde materiaal: dezelfde motor, dezelfde monteur. Daar zit bij deze race nog verschil in. Iedereen mag met zijn eigen spullen komen en er gelden minder regels. Vandaar dat we het een onofficieel Wereldkampioenschap noemen, maar het echte WK-gevoel is er wel.’
Het is een hobby die je niet vaak hoort. Hoe ben je ermee begonnen?
‘Toen ik twaalf was, inmiddels tien jaar geleden, mocht ik op een kinderfeestje van mijn ouders een rondje rijden. Dat beviel me wel. In Maarssen zit De Kartfabriek, daar ben ik een soort ‘kartschool’ gaan volgen. Iedere zaterdag kreeg ik les en op een dag vroeg een collega van mijn vader of ik niet een keertje buiten wilde racen. Toen ik terugkwam op de kartschool, had een van de instructeurs me daar zien rijden. Hij vroeg aan mijn vader: “Wat zijn jullie plannen?” Toen mocht ik in een kart van hem gaan racen, dat was een viertakt-klasse. De ingewikkelde, technische details zal ik je besparen, maar in 2022 werd ik derde van Nederland en mocht ik naar het WK in Portugal.’
‘Als ik mensen vertel dat ik deze sport beoefen, krijg ik vaak enthousiaste reacties. Ze willen weten hoe het precies werkt en hoe hard het gaat. Vaak begrijpen ze alleen niet hoe serieus het voor mij is. Dan zeggen ze: “Oh ja, karten. Dat doe ik ook wel eens.”’
Is dit een veilige sport?
‘Nou ja, veilig… Het blijft een vorm van motorsport en ik rij zo’n 140 kilometer per uur, dus het brengt sowieso risico’s met zich mee. Tegenwoordig ben je als racer wel heel erg beschermd. We dragen kleding die gekeurd is voor brandveiligheid en je hebt een helm op die je hoofd beschermd. Vroeger heb ik ook wel eens gereden tegen kinderen die nog in groep acht zaten. Dat is gevaarlijker, want die kunnen minder goed nadenken. Als je ze proberen in te halen, rijden ze soms bijna over je heen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling, maar als het goed gaat, is het veilig.’
Dit lijkt me een dure hobby die veel tijd kost. Hoe regel je dat allemaal?
‘Dat klopt inderdaad, het is niet goedkoop. Mijn ouders zijn mijn grootste sponsor, maar daarnaast heb ik ook nog een aantal andere sponsoren die mij ondersteunen en bijvoorbeeld onderdelen zoals banden voor me kopen. Zo’n setje banden kost al snel meer dan tweehonderd euro, en je kunt er maar een uur mee rijden. In wedstrijdweekenden heb je dus zeker drie of vier sets nodig. Daarnaast moet natuurlijk ook de brandstof, vervoer en overnachting betaald worden. Gelukkig is mijn vader mijn monteur, dat scheelt enorm in de kosten, maar om mee te doen met een wedstrijd moet je ook nog inschrijfgeld betalen. Bij het WK kan dat wel oplopen tot 700 euro, en dan heb je nog geen meter gereden.
Ik woon nog bij mijn ouders, in De Meern. Dat scheelt me tijd en geld. Soms is het racen lastig te combineren met mijn studie, maar door de begeleiding die ik van de topsporttak van de HU krijg, kan ik hier en daar vrijstellingen of uitstel van mijn vakken krijgen.’
Zou je soms niet liever op een ‘normale’ vakantie willen?
‘Daar heb ik nu echt geen tijd voor. Het merendeel van mijn vakantie zal toch echt op de motorsport gericht zijn. Soms vind ik dat jammer, maar omdat ik vaak genoeg met mijn vrienden afspreek heb ik niet echt het gevoel dat ik iets mis. Ik mag van geluk spreken dat ik deze kansen krijg, dus die zuipvakantie opgeven is het voor mij meer dan waard. Volgend jaar kijken we wel weer verder.’