Columns

Moet de OV-studentenkaart blijven?

 

Alwin van der Blom is student aan de HU en lid van de CMR. Voor Trajectum blogt hij op persoonlijke titel. 

Afgelopen vrijdag vond het zogenaamde ‘spoorcollege’ plaats, een landelijke actie tegen de afschaffing van de OV-studentenkaart, georganiseerd door het JOB en de LSVb. Langs grote studentensteden (Den Haag, Delft, Rotterdam, Utrecht, Amsterdam en Leiden) reed een speciale trein, waarin elke coupé gevuld was met activiteiten rondom een bepaald thema (mbo, huisvesting, onderwijs & maatschappij, kaartgebruikers, rechtshulp en politiek).
 
Er waren veel gasten opgetrommeld (zoals Ron Bormans, voorzitter Hogeschool Rotterdam) en verschillende politieke partijen hadden een afvaardiging gestuurd: Pieter Duisenberg (VVD, Tweede Kamer), Mohammed Mohandis (PvdA, Tweede Kamer), Michel Rog (CDA, Tweede Kamer), Jasper van Dijk (SP, Tweede Kamer), Maarten van Poelgeest (GroenLinks, wethouder van Amsterdam) en Ruard Ganzevoort (GroenLinks, Eerste Kamer). Van de politieke jongerenorganisaties waren ROOD, DWARS en de JD aanwezig maar ook FNV Jong en CNV Jongeren hadden een plekje in het programma. Kortom: het aanbod was zeer divers. En dat alles om te voorkomen dat het onderwijs minder toegankelijk wordt en dat studenten de studiekeuze laten afhangen van het geld. Want ‘De OV-studentenkaart, die laat je toch niet lopen!’
 
Maar er zijn ook andere geluiden. Op 6 februari stuurde Jesse Klaver (GroenLinks, Tweede Kamer) schriftelijke kamervragen aan de minister van Onderwijs, Jet Bussemaker. Klaver vraagt onder andere of Bussemaker de conclusie ondersteunt dat de student na afschaffing van de OV-studentenkaart 45% minder met het ov gaat reizen dan hij nu gratis reist. In haar antwoord schrijft Bussemaker dat studenten op dit moment doordeweeks danwel in het weekend vrij kunnen ‘reizen met de reisvoorziening die door de overheid wordt bekostigd’. Zij schrijft ook dat dat ‘betekent dat overheidsmiddelen deels niet doelmatig worden besteed.’ Om te eindigen met: ‘Ongeveer 30% van het totaal aantal gereisde kilometers wordt gemaakt met een niet-onderwijsgerelateerd doel.’ Dit laatste blijkt ook uit een eerder artikel van het Hoger Onderwijs Persbureau (HOP). Daarin zegt Bas Jacobs, hoogleraar economie en publieke financiering aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, dat studenten veel meer reizen ‘dan maatschappelijk gewenst is, omdat de belastingbetaler de kosten draagt, in plaats van de student’. En ‘als de samenleving studie en stages belangrijk vindt, dan is het beter de reiskosten daarvoor direct te subsidiëren’. Daarom neemt Michel Rog tijdens het spoorcollege de stelling in dat de kaart beter kan veranderen ‘in een soort tegoedbon, waarmee studenten en mbo-scholieren per maand bijvoorbeeld zestig euro mogen verreizen.’ Rog zegt dat er dan ‘meer geld overblijft voor het onderwijs’, en ten tweede omdat hij niet vindt ‘dat we als overheid de NS moeten subsidiëren via studenten'.
 
MBO-studenten hebben hem echter laten weten dat zestig euro ‘nooit genoeg’ is en dat er maandelijks, in sommige gevallen, 270 euro moet worden neergelegd voor een trajectkaart. Waarop Pieter Duisenberg zegt dat zij nog niet weten ‘hoe de versoberde kaart eruit gaat zien'. Dit staat ook te lezen in het antwoord van Bussemaker, die stelt nadrukkelijk dat ‘het streven van het kabinet is om wél een alternatief vervoersarrangement voor studenten vorm te geven’ en dat ‘de (financiële) effecten voor studenten dan aanmerkelijk kleiner zullen zijn’. In andere woorden stelt zij dus dat er wel financiële effecten voor studenten zullen zijn, maar minder dan berekend is wanneer er helemaal geen voorziening wordt getroffen.
 
Duisenberg beweert echter ook dat 'de OV-studentenkaart de overheid jaarlijks een miljard gaat kosten, als we nu niets doen.’ Dat zou een legitieme reden kunnen zijn om het vervoersarrangement voor studenten te versoberen. Waarmee, onder andere, de reizen die voor 30% niet-onderwijsgerelateerd zijn, aanzienlijk worden verminderd. ‘Bovendien’, schrijft het HOP ‘zouden de kosten ervoor zorgen dat studenten beter over hun studiekeuze gaan nadenken.’ Concluderend: het laatste woord is er nog niet over gesproken.
 
Wat vinden jullie eigenlijk?