In 1969 mocht ik voorzitter zijn van een door studenten en docenten erkende commissie op de toenmalige Gemeentelijke Kweekschool in Amsterdam. Wij, de studenten, initieerden een omwententeling, waar docenten en de wethouder van onderwijs schoorvoetend aan meededen. Alle onderwijsvernieuwing komt nu van boven.
Vroeger moesten de leesmaphouders betalen om gerenommeerde bladen, zoals Libelle en Panorama, te mogen opnemen. Tegenwoordig zijn veel tijdschriften afhankelijk van de leesmaplezers en zijn ze blij in het leesmappakket te zitten.
Nog geen halve eeuw geleden bepaalde de filmdistributeur het percentage dat de bioscoopexploitant moest afdragen voor het vertonen van een film. Dat kon voor een James Bondfilm oplopen tot tachtig procent van de inkomsten, na aftrek van de btw. Tegenwoordig, door de schaarste van bioscopen, komt men zelden boven de vijftig procent en bepaalt de bioscoopexploitant het afdrachtspercentage.
In supermarktenland zien we iets soortgelijks. Waren het eerst Unilever, Procter & Gamble, die de prijzen bepaalden, nu kan men niet om grootgrutters AH of Jumbo heen. Een halve eeuw geleden dorsten reclamebureaus hun opdrachtgevers uit te schelden (zie tv-serie MadMen), nu doet men alles om een pitch te winnen.
Wanneer gaan we een ommekeer in het hoger onderwijs zien? Studenten lijken zich soms als zombies te gedragen, ze moeten het beleid gaan meebepalen.