Lodewijk Asscher trad in 2008 aan als wethouder onderwijs en kwam met het zoveelste verbeterplan voor het basisonderwijs in Amsterdam. Samen met schoolbesturen heeft hij inmiddels 80 van de 213 basisscholen aangepakt. Hun kwaliteit is aanmerkelijk verbeterd, las ik in Vrij Nederland (09-06-12). Asscher maakte daar wel 3,5 miljoen euro per jaar voor vrij. Hij trok sterke beleidsmakers aan, onder wie voormalige onderwijsinspecteurs, en verplichtte schoolbestuurders en -directies met hen samen te werken.
De KBA, Kwaliteitsaanpak Basisscholen Amsterdam, is gebaseerd op Engels en Amerikaans wetenschappelijk onderzoek naar 'school turnaround models'. De experts lichten scholen door aan de hand van een lijst met 46 punten. De scores geven duidelijk aan wat goed en niet goed is, zoals het lekker blijven koffiedrinken van ouders in de onderbouw, waardoor men pas later start met de kinderen. Denk aan onze rokende collega's die dagelijks vele keren naar buiten gaan om een sigaretje te roken plus een pauze houden.
Zijn de schoolbestuurders en -directies in staat om de ingezette verbetertrends door te trekken als Asscher geen wethouder meer is? Kan de KBA geleidelijk taken overdragen aan reguliere beleidsmakers? Op de HU constateerde het Gispen-rapport wat veel docenten wisten. De verantwoordelijke beleidsmakers die het lieten versloffen, kwamen daarna met verbeterplannen. Gaat dat werken?