Achtergrond

Boven het maaiveld

Het Siriusproject biedt ruimte aan excellente studenten. Zo moeten gemotiveerde studenten en geïnspireerde docenten het hoger onderwijs uit de sfeer van de zesjescultuur trekken. ‘Hierdoor gaan we allemaal harder lopen.’

Neem Marc van den Munckhof: hij studeert in het buitenland, doet een internationale stage, haalt tijdens zijn bestuursjaar als voorzitter van tennisvereniging De Uithof voor zijn scriptie een 8,5 en volgt tegelijkertijd een traject Leiderschap bij Studium Generale. ‘Ambitieus’ noemt hij zichzelf en ‘managen is mij op het lijf geschreven.’
Wat doe je met zo’n student? Laat je hem ten onder gaan in de mainstream van de zesjes­cultuur? Of probeer je deze 23-jarige student international business and management iets extra’s te bieden?
Nog een voorbeeld: Danielle Vossebeld is docent en projectleider van Team Antarctica.
Binnen dat team bouwen negen HU-studenten uit verschillende studierichtingen een voertuig op zonne-energie voor een Antarctica-expeditie. Vorig jaar ging het eerste team van start. Vossebeld: ‘Dat team werkte zo hard en zo gedreven. Daarvan krijg je zelf ook energie. En dan ga je niet om vijf uur naar huis als zij nog enthousiast doorwerken. Wij moeten studenten uitdagen, maar zij ook ons. Dan gaan we beiden harder lopen.’
Wat doe je met zo’n gemotiveerd team en zo’n enthousiast projectleider? Leuke eenmalige actie en daarna weer over tot de bureaucratische orde van de dag?

Eigenlijk is het heel eenvoudig voor een hogeschool: faciliteer dit soort initiatieven. Bied de gedreven student iets extra’s in het onderwijsprogramma. De student blijft zo gemotiveerd en de docent krijgt nieuwe inspiratie. Noem het een honours-programma, topclass, masterclass, summercourse, excellentietraject, academieteam, all stars of gewoon een extra project. De naam doet er eigenlijk niet toe, als het aanbod er maar is.
Maar wat zo simpel lijkt, heeft pas sinds januari 2010 officieel vorm gekregen. Toen startte de HU haar eigen versie van het landelijke Siriusprogramma dat excellentie in het hoger onderwijs moet bevorderen. ‘De invulling van een landelijke trend’, noemt algemeen projectcoördinator Hilleke van der Reijden dat begin. In eerdere jaren had het hoger onderwijs nauwelijks belangstelling voor de uitblinkers. ‘Er was altijd veel energie gestopt in studenten die dreigden de opleiding niet te halen. Maar toen kwam de roep om aandacht voor de beste 10 procent.’

In de tussentijd was er wel ruimte ontstaan voor ‘excellente tracés’ binnen de HU. Zo waren er al langer de Academische lerarenopleiding, topclasses Economie en Gezondheidszorg en een honoursprogramma Natuur en Techniek. Iedereen koos zijn eigen aanpak. En eigenlijk volgt het Utrechtse Siriusprogramma nog steeds die benadering: zes faculteiten ontwikkelen op diverse manieren excellente tracés. Bestaande programma’s zijn erop aangesloten, nieuwe programma’s kiezen voor eigen selectiecriteria en vullen het uiteenlopend in: van individuele trajecten via projectgroepen en master­classes tot complete routes. ‘Het is de kracht van deze typisch Utrechtse benadering: openheid, flexibiliteit en veel ruimte voor eigen initiatief,’ meent Van der Reijden. ‘Al loop je tegelijkertijd het risico dat het voor studenten een doolhof wordt.’

Niet iedere faculteit dook ove­rigens met evenveel ent­housiasme bovenop het Sirius­programma. Zo ontstond bij de faculteit Maatschappij en Rechten (FMR) een flinke discussie: waarom zou een opleiding meedoen aan een project voor de beste tien procent, terwijl je opleidt voor beroepen die zich juist richten op de kwetsbaren in de samenleving?

Inmiddels lijkt de vraag of je excellente tracés moet bieden, wel beantwoord. Nu draait het om de vraag: hoe dan? En ook dat antwoord is grotendeels al vastgelegd in de uiteenlopende facultaire initiatieven, de beoordelingsprocedure en het ‘sterrensysteem’: excellentie bestaat uit de ‘sterpunten’ innovatie, vakkennis, leiderschap, gedrevenheid en internationale gerichtheid. Het Siriusprogramma is klaar om verder uitgerold te worden.
Met als ‘next step’: wat hebben de studenten eraan? Want het mag dan mooi uitdagend en inspirerend zijn voor docenten en studenten, uiteindelijk wil je al dat extra werk beloond zien worden met een voorsprong op de arbeidsmarkt. En daar ligt nog wel werk. Van der Reijden: ‘Het werkveld is nu al aanwezig in beoordelingscommissies. Maar ook op landelijk niveau moeten nog stappen worden gezet.’

Van den Munckhof maakt nu al mee dat hij wordt uitgenodigd door headhunters, dankzij het excellente traject dat hij heeft gevolgd. ‘Natuurlijk moet het Siriusproject een nog breder draagvlak krijgen’, meent hij en wijst direct op de mogelijkheden van LinkedIn en andere sociale netwerken. Van der Reijden weet al van excellente studenten die zich op die manier hebben georganiseerd. Wat natuurlijk helemaal past bij deze uitblinkers. Die vinden hun eigen weg. Zoals Van den Munckhof zegt: ‘Ik heb mijn eigen individuele tocht door het Siriusproject kunnen maken. En de HU faciliteerde mij daarbij.’

Meer weten? Kijk op www.sirius.hu.nl